NJB 2018/952:Partneralimentatie. Definitieve beëindiging. Na echtscheiding betaalt de man partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote. De vrouw blijkt een verhypothekeerde woning te hebben geërfd van een derde. Zij heeft de man daarover niet geïnformeerd. Het hof oordeelt dat de vrouw vanaf de datum van overlijden van de derde geen aanspraak meer kan maken op partneralimentatie en dat zij hetgeen zij sindsdien heeft ontvangen, dient terug te betalen. Hoge Raad: 1. Hoge motiveringseisen. Aan beslissingen die het recht op een bijdrage voor levensonderhoud van de gewezen echtgenoot praktisch definitief doen eindigen, moeten hoge motiveringseisen worden gesteld. Deze worden niet lager of anders naarmate enige tijd na de echtscheiding is verstreken. 2. Lotsverbondenheid. Het ‘afnemen’ of ‘vervallen’ van lotsverbondenheid kan geen grond zijn voor beëindiging van de alimentatieverplichting, ook niet in samenhang met andere omstandigheden. 3. Bewijslastverdeling. Nu de man zich beriep op een definitieve beëindiging van zijn alimentatieplicht, lag het op zijn weg de feiten en omstandigheden aan te voeren met betrekking tot de mogelijkheden voor de vrouw om werk te vinden of een opleiding te volgen. 4. Terugbetaling. De vragen of de alimentatieplicht moet worden beëindigd, of dit met terugwerkende kracht moet gebeuren en in hoeverre een terugbetalingsverplichting kan worden aanvaard, dienen van elkaar te worden onderscheiden. Het is anders bij beëindiging op grond van art. 1:160 BW (nieuw huwelijk e.d.)