Rb. Zeeland-West-Brabant, 30-03-2016, nr. AWB - 15 , 2387
ECLI:NL:RBZWB:2016:1857, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
30-03-2016
- Zaaknummer
AWB - 15 _ 2387
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2016:1857, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30‑03‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4289, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
V-N Vandaag 2016/908
NTFR 2016/1611 met annotatie van Mr. C.C. van den Berg
Uitspraak 30‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Tabelpost I, post 37 katheter. De rechtbank oordeelt dat een coaxiaal beademingssysteem dient te worden aangemerkt als toebehoren dat kennelijk vervaardigd is en bestemd is voor katheters. Anesthesiemaskers zijn geen katheters of toebehoren daarvan. Geen schending van neutraliteitsbeginsel en gelijkheidsbeginsel.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/2387
uitspraak van 30 maart 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Belanghebbende heeft over het tijdvak september 2014 aangifte omzetbelasting gedaan naar een te betalen bedrag van € 21.164. Belanghebbende heeft dit bedrag op aangifte voldaan en vervolgens op 31 oktober 2014 bezwaar gemaakt tegen een voldoening van € 16 op aangifte.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 maart 2015 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 14 april 2015, ontvangen bij de rechtbank op 16 april 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2016 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, [A] en [B] vergezeld van gemachtigde [gemachtigden] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Breda, en namens de inspecteur [verweerder] .
1.7.
Gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur.
Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is een groothandel in medische hulpmiddelen. Belanghebbende heeft aan het [ziekenhuis] de volgende producten geleverd:
- -
een QuadraLite anesthesiemasker small;
- -
een QuadraLite anesthesiemasker zuigeling; en
- -
een coaxiaal beademingssysteem, 2,4m met 0.5m slang.
Het [ziekenhuis] heeft deze producten op 18 september 2014 besteld bij belanghebbende. De factuur in verband met de levering van deze producten is op 23 september 2014 door belanghebbende uitgereikt.
2.2.
Ten aanzien van deze leveringen heeft belanghebbende omzetbelasting voldaan naar een tarief van 21%. Zij heeft bezwaar aangetekend tegen deze afdracht, omdat zij van mening is dat het 6% tarief van toepassing is.
2.3.
Een QuadraLite anesthesiemasker small en een QuadraLite anesthesiemasker zuigeling zijn beademingsmaskers die over neus en mond van de patiënt worden geplaatst, met als doel zuurstof en/of anesthesiegas in de longen van de patiënt te krijgen. Zowel een QuadraLite anesthesiemasker small als een QuadraLite anesthesiemasker zuigeling gaat het lichaam niet in.
2.4.
Vanuit een anesthesietoestel wordt zuurstof of anesthesiegas gegeven aan de patiënt. Tussen anesthesietoestel en patiënt bevindt zich het coaxiaal beademingssysteem dat wordt aangesloten op een filter, die (al dan niet via een swivel) wordt aangesloten op het sluitstuk. Het sluitstuk is een anesthesiemasker, een endotracheale tube, een larynxmasker of een i-gel.
De keuze voor het sluitstuk is aan de anesthesist. De eerste dertig seconden van een operatie wordt meestal gekozen voor een anesthesiemasker als sluitstuk. Daarna wordt het sluitstuk in het grootste deel van de gevallen vervangen door een larynxmasker, i-gel of endotracheale tube. De operatie kan een aantal uren in beslag nemen. De vervanging van het anesthesiemasker door een larynxmasker, i-gel of endotracheale tube blijft alleen achterwege als het object van de operatie zich op de plek van het in te brengen sluitstuk bevindt (bijvoorbeeld bij keelamandeloperaties bij kinderen, die slechts een aantal minuten plegen te duren).
2.5.
Tot de gedingstukken behoort een brief van het ministerie van Financiën aan belanghebbende van 12 maart 2012, met (voor zover relevant) de volgende tekst:
“Sommige slangetjes, brilletjes, maskertjes en dergelijke kunnen worden aangemerkt als katheters in de zin van post a 37 waarop het verlaagde btw-tarief wél van toepassing is, In de toelichting op de post is aangegeven dat alle katheters onder de post vallen. Het begrip "katheter" mag daarbij overeenkomstig doel en strekking van de (toelichting op) de tabelpost ruim worden uitgelegd. Een ruime uitleg van het begrip "katheters" betekent dat alle buisjes waardoorheen
- -
geneesmiddelen, vloeistoffen, voedingsmiddelen enz. aan het menselijk lichaam worden toegediend;
- -
urine, wondvocht enz. uit het menselijk lichaam worden afgevoerd of
- -
voorwerpen zoals een ballon, stent door het menselijk lichaam worden getransporteerd ter verbetering van de doorbloeding van de aderen in het menselijk lichaam
zijn aan te merken als katheters. Het gaat voor de toepassing van het verlaagde btw-tarief derhalve om de functie van de buisjes. Als aan het functievereiste (door het buisje wordt iets naar, van of door het menselijk lichaam getransporteerd om de lichaamsfunctie te verbeteren) niet wordt voldaan, is het verlaagde btw-tarief niet van toepassing.
Voor delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor katheters (ventielen, verbindingsstukken, verlengslangen e.d.) is in onderdeel 4.2 van de toelichting op post a 37 van Tabel I een goedkeuring opgenomen; die producten kunnen onder de post worden gerangschikt.”
2.6
De staatssecretaris van Financiën heeft in zijn besluit van 4 september 2014 (nr. BLKB2014/123M) het begrip 'katheter' uit de tabelpost als volgt toegelicht:
“Katheters zijn buisjes die onder meer zijn bestemd voor:
- -
het toedienen van geneesmiddelen, vloeistoffen (o.m. zout- en glucose-oplossingen en contrastvloeistoffen) en voedingsmiddelen (m.n. sondevoeding) enz. aan het menselijk lichaam;
- -
het afvoeren van bloed en lichaamsvocht (urine, wondvocht e.d.) enz. uit het menselijk lichaam;
- -
het transporteren van hulpmiddelen (ballon, stent enz.) in het menselijk lichaam.
Het begrip katheter mag ruim worden uitgelegd.
Er zijn echter twee criteria waaraan een medisch hulpmiddel moet voldoen wil sprake zijn van een katheter. Ten eerste moet het buisje de functie hebben om iets uit, naar of door het lichaam te transporteren. Ten tweede moet het gaan om buisjes die zelf door een opening in het lichaam of een bloedvat worden ingebracht. Als niets wordt getransporteerd of als het buisje niet zelf door een opening in het lichaam of een bloedvat wordt ingebracht, is geen sprake van een katheter in de zin van de tabelpost.
Omdat het gaat om het functievereiste van transport, maakt het niet uit dat de hulpmiddelen ook andere functies hebben, bijvoorbeeld het wegsnijden van weefsel zoals bij zogenoemde shaverblades en RF probes het geval is. Als het hulpmiddel de functie van een katheter heeft, kan het onder de tabelpost vallen. Het is dus niet noodzakelijk dat de katheterfunctie de overheersende functie is.
Alle soorten katheters vallen onder de post, bijvoorbeeld:
- -
intraveneuze katheters;
- -
urologiekatheters;
- -
spoelkatheters/blaasspoellijnen: katheters waarmee spoelvloeistof in de blaas wordt gebracht, om de blaas schoon te spoelen;
- -
afzuigkatheters: katheters waarmee lichaamsvocht (slijm e.d.) wordt afgevoerd;
- -
drainagekatheters: interne katheters, voor de afvoer van wondvocht, vocht achter de longen e.d.;
- -
blaaskatheters;
- -
ballonkatheters;
- -
angiokatheters;
- -
geleidekatheters; katheters die worden gebruikt voor RFA (Radio Frequentie Ablatie), deze katheters transporteren energie door het lichaam;
- -
diagnostische katheters;
- -
shaverblades (endoscopische wegwerpmessen waarmee weefsel wordt verwijderd in gewrichtsholten. Via de holle binnenzijde van de blades wordt het verwijderde weefsel weggezogen);
- -
radiofrequentie probes, waarbij via de holle binnenzijde weefsel wordt weggebrand uit de gewrichtsholte via RF-energie. Het afzuigsysteem zorgt ervoor dat het weefsel wordt afgezogen en uit het menselijk lichaam wordt afgevoerd.
(…)
Goedkeuring
Ik keur goed dat afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor katheters onder de post worden gerangschikt. Te denken valt aan ventielen, verbindingsstukken, voerdraden (pressure wires) en verlengslangen voor katheters.”
3. Geschil
3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of op de leveringen van: het QuadraLite anesthesiemasker small en het QuadraLite anesthesiemasker zuigeling (hierna tezamen genoemd: het anesthesiemasker) en/of het coaxiaal beademingssysteem, 2,4m met 0.5m slang (hierna: coaxiaal beademingssysteem) het verlaagde tarief van toepassing is.
Primair is in geschil of genoemde goederen kwalificeren als katheter in de zin van post a.37 van Tabel I, behorend bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB) (hierna: de tabelpost).
Subsidiair is in geschil of sprake is van een toebehoren van een katheter, als bedoeld in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 4 september 2014 (nr. BLKB2014/123M).
Voorts is in geschil of het neutraliteitsbeginsel of gelijkheidsbeginsel is geschonden. Het bedrag waartegen bezwaar is gemaakt als zodanig is niet in geschil.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de afdracht met een bedrag van € 16. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Voor zover hier van belang, bepaalt het eerste lid van artikel 9 van de Wet OB dat ter zake van leveringen van goederen 21% omzetbelasting is verschuldigd. In afwijking van het eerste lid bepaalt het tweede lid van artikel 9, aanhef en onder a, van de Wet OB, dat de belasting 6% bedraagt voor leveringen van goederen, genoemd in de bij de Wet OB behorende tabel I.
4.2.
In onderdeel a van tabel I zijn, voor zover van belang, de volgende goederen opgenomen:
“a.37. (..) katheters (..)” (hierna: de tabelpost).
Bij de toevoeging van deze tabelpost is in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2000/01, 27 431, nr. 3, p. 57) opgemerkt:
“De in de nieuwe post 37 opgenomen hulpmiddelen kunnen als volgt nader worden toegelicht.
Een katheter is een buisje voor het afvoeren of toedienen van vloeistoffen of geneesmiddelen uit of in het menselijk lichaam.
(…)”
4.3.
De rechtbank beoordeelt eerst of het anesthesiemasker en/of het coaxiaal beademingssysteem zijn aan te merken als katheter in de zin van de tabelpost.
4.4.
Belanghebbende heeft zich voor de beoordeling of een product kwalificeert als katheter op het standpunt gesteld, dat het niet hoeft te gaan om buisjes die zelf door een opening in het lichaam of een bloedvat worden ingebracht.
Hierbij baseert belanghebbende zich onder andere op de onder 2.5 genoemde brief van het ministerie van Financiën d.d. 12 maart 2012, het gegeven dat volgens eerdere toelichtingen op de tabelpost door de staatssecretaris werd vermeld dat onder katheters zowel externe als interne katheters werden begrepen en de betekenis die Van Dale en het Kernerman woordenboek aan het woord katheter geven. Deze woordenboeken omschrijven “katheter” als: "buis om het afvloeien of inbrengen van vloeistoffen in het lichaam mogelijk te maken", respectievelijk: "een buis waardoor een vloeistof het lichaam in of uit kan".
Belanghebbende is van mening dat zowel het anesthesiemasker als het coaxiaal beademingssysteem moet worden aangemerkt als katheter in de zin van de tabelpost.
4.5
De inspecteur heeft zich onder andere op het standpunt gesteld dat het kenmerkende van een katheter is het dunne buisje dat in het lichaam wordt ingebracht zodat daarmee vloeistoffen in het lichaam kunnen worden gebracht of kunnen worden afgevoerd. Hij acht deze uitleg in overeenstemming met de uitleg die wordt gegeven aan het begrip katheter in de door belanghebbende aangehaalde woordenboeken.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu de wettekst geen definitie bevat van het begrip “katheter” en ook de toelichting in de wetsgeschiedenis beperkt is, dient dit begrip – gelet op onder meer het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 14 mei 1985, nr. 139/84 (Van Dijk's Boekhuis; BNB 1985/335) – mede te worden uitgelegd aan de hand van het spraakgebruik. Naar het spraakgebruik is (volgens de Van Dale) een katheter een buis tot aftapping van lichaamsvochten, met name van urine, of om eten en drinken toe te dienen. Ook een “sonde” wordt als katheter aangemerkt. Dat is een dun, buigzaam staafje om de diepte en eigenschappen van wonden en lichaamsholten te onderzoeken, dan wel een in het lichaam gebracht buisje waarmee vocht of voedsel wordt af- of toegevoerd.
4.7.
Het anesthesiemasker heeft niet het uiterlijk van een buis(je) en is daarmee gelet op de wetsgeschiedenis en hetgeen in 4.6 is overwogen niet als een katheter aan te merken.
4.8.
Gelet op hetgeen in onderdeel 4.6 is uiteengezet, moet naar het oordeel van de rechtbank voor de kwalificatie als katheter niet alleen sprake zijn van een buis, maar moet die buis ook rechtstreeks aansluiten op het lichaam. Het coaxiaal beademingssysteem maakt zelf geen contact met het lichaam van de patiënt nu er tussen het sluitstuk en het coaxiaal beademingssysteem, zoals in 2.4 is beschreven, in ieder geval een filter is geplaatst. Het systeem kwalificeert daarom niet als katheter.
4.9.
Ten tijde van het verschuldigd worden van de omzetbelasting ter zake van de in het geding zijnde leveringen van goederen was het in 2.6 vermelde besluit van toepassing. Dit besluit staat een ruime uitleg van het begrip katheter voor, maar stelt wel als voorwaarde dat het moet gaan om buisjes die zelf door een opening in het lichaam of een bloedvat worden ingebracht.
Nu het anesthesiemasker en het coaxiaal beademingssysteem beide niet voldoen aan die voorwaarde, kunnen zij ook op grond van het besluit niet worden aangemerkt als katheter in de zin van de tabelpost.
Afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor katheters
4.10
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het coaxiaal beademingssysteem, als verbindingsslang of verlengslang, een toebehoren is als bedoeld in het 2.6 vermelde besluit, dat kennelijk vervaardigd en bestemd is voor katheters. Het systeem is essentieel om zuurstof en anesthesiegas in de patiënt te krijgen.
4.11.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat het coaxiaal beademingssysteem niet kan worden aangemerkt als toebehoren van een katheter, omdat hij van mening is dat de slang niet kennelijk is vervaardigd en bestemd voor katheters. Hij ziet het coaxiaal beademingssysteem ook niet als verlengslang van de katheter, daar hij van mening is dat de katheter zelf (het buisje/larynxmasker) geen verlenging nodig heeft, en dat het verlengen van de katheter met de slang ook niet mogelijk is, doordat er tussen slang en katheter altijd een filter wordt geplaatst. Voorts stelt hij dat het feit dat het coaxiaal beademingssysteem mogelijk onontbeerlijk is voor de toediening van anesthesiegas, niet betekent dat het onontbeerlijk is voor het functioneren van het larynxmasker als zodanig.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de feiten vermeld in 2.4 volgt dat het coaxiaal beademingssysteem een slang is die wordt aangesloten op een sluitstuk, dat de eerste dertig seconden van een operatie meestal wordt gekozen voor een anesthesiemasker als sluitstuk, en dat daarna het sluitstuk in het grootste deel van de gevallen wordt vervangen door een larynxmasker, i-gel of endotracheale tube. Tussen partijen is niet in geschil dat een endotracheale tube, een larynxmasker en i-gel kwalificeren als katheter in de zin van de tabelpost. Uit het voorgaande volgt dat het coaxiaal beademingssysteem in het grootste deel van de gevallen – na dertig seconden – wordt aangesloten op een sluitstuk dat kwalificeert als een katheter. De rechtbank is daarom van oordeel dat het coaxiaal beademingssysteem een toebehoren van een katheter betreft. Dat tussen het systeem en het sluitstuk een filter (en soms ook een swivel) wordt geplaatst, acht de rechtbank niet van doorslaggevend belang, nu het sluitstuk zonder het coaxiaal beademingssysteem niet naar behoren kan functioneren. Dat betekent dat het coaxiaal beademingssysteem op deze grond voor het verlaagde tarief in aanmerking komt op basis van de goedkeuring, zoals beschreven onder 2.6.
Neutraliteitsbeginsel
4.13.
Voorts heeft belanghebbende een beroep gedaan op het neutraliteitsbeginsel. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het anesthesiemasker exact dezelfde functie, hetzelfde nut en hetzelfde doel heeft als een larynxmasker, dat wel onder het verlaagde tarief valt, en dat genoemde producten met elkaar concurreren. De inspecteur weerspreekt deze stelling.
4.14.
Volgens vaste rechtspraak verzet het beginsel van fiscale neutraliteit zich ertegen, voor zover van belang, dat soortgelijke goederen, die met elkaar concurreren, voor de heffing van omzetbelasting verschillend worden behandeld. Soortgelijke werking van producten houdt niet per se in dat desbetreffende producten soortgelijk zijn (zie HvJ van 3 mei 2001, Commissie/Frankrijk, C-481/98).
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens belanghebbende start iedere operatie gedurende de eerste 30 seconden met een anesthesiemasker (wanneer de patiënt nog bij kennis is), en wordt dit masker in het grootste deel van de gevallen vervangen door onder andere een larynxmasker, wanneer de anesthesie diep genoeg is. De maskers worden derhalve tijdens een andere fase in de operatie gebruikt, en zijn dus complementair aan elkaar. Dat heeft te maken met het feit dat een anesthesiemasker op de mond en neus wordt aangebracht en het larynxmasker in het lichaam van de patiënt wordt ingebracht. Verder verschillen de maskers qua uiterlijk. Daarmee kan aan de hand van objectieve criteria worden vastgesteld dat beide maskers verschillende kenmerken hebben en kan niet worden geoordeeld dat sprake is van soortgelijke goederen. De stelling van belanghebbende treft derhalve geen doel.
Gelijkheidsbeginsel
4.16.
Belanghebbende stelt dat de inspecteur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. De bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat deze stelling juist is, berust bij belanghebbende. Belanghebbende heeft inzake de omzetbelasting-behandeling van het anesthesiemasker één brief overgelegd van de Belastingdienst – Kantoor Rotterdam, waarin staat dat de desbetreffende belastingplichtige op beademingsmaskers en anesthesiemaskers het verlaagde tarief mag toepassen. De overige informatie die belanghebbende in dit kader heeft overlegd, ziet niet op anesthesiemaskers. De inspecteur heeft betwist dat – binnen het segment van de Belastingdienst dat voor belanghebbende competent is, te weten: de directie Midden- en kleinbedrijf – sprake is (geweest) van gevallen met dezelfde omstandigheden waarin het verlaagde tarief op anesthesiemaskers is toegepast. Het aangedragen voorbeeld valt volgens de inspecteur buiten de competentie van de directie Midden- en kleinbedrijf.
4.17.
Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien a. de inspecteur een begunstigend beleid voert, b. ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk tot begunstiging of c. de inspecteur een meerderheid van met belanghebbende vergelijkbare gevallen door een fout gunstiger heeft behandeld dan belanghebbende zelf (de zogenoemde meerderheidsregel). Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een oogmerk van begunstiging. Aangezien belanghebbende slechts heeft aangevoerd waarin een andere belastingplichtige wel het verlaagde tarief mag toepassen op anesthesiemaskers, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van begunstigend beleid, en evenmin dat sprake is van schending van de meerderheidsregel. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt daarom verworpen.
4.18.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Op de levering van het coaxiaal beademingssysteem is het lage omzetbelastingtarief van toepassing. Voor dat geval is niet in geschil dat belanghebbende recht heeft op een teruggaaf van € 8.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.240 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling in de kosten van de bezwaarfase is geen plaats, nu om vergoeding daarvan niet is verzocht in de bezwaarfase. Overige kosten die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen, zijn niet gesteld.
6. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
verleent teruggaaf van € 8 aan omzetbelasting;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.240;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2016 door mr. M. Harthoorn voorzitter, mr. M.R.T. Pauwels en mr. M.W.C. Soltysik, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.