De cassatiedagvaarding is op 24 oktober 2008 uitgebracht. Vervolgens is het verzuim om de zaak tijdig ter rolle in te schrijven hersteld bij exploot van 24 december 2008 met oproeping van [verweerder] c.s. ter rolle van 27 maart 2009.
HR, 11-06-2010, nr. 09/01260
ECLI:NL:HR:2010:BM4139
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11-06-2010
- Zaaknummer
09/01260
- Conclusie
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BM4139
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM4139, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑06‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM4139
ECLI:NL:PHR:2010:BM4139, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM4139
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Niet-ontvankelijkheid van tussentijds hoger beroep tegen twee afzonderlijke, als tussenvonnissen aan te merken incidentele vonnissen, waarin een vordering tot oproeping in vrijwaring van bepaalde personen respectievelijk een verzoek tot pleidooi is afgewezen. (81 RO)
11 juni 2010
Eerste Kamer
09/01260
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 135289/HA ZA 07-624 van de rechtbank Haarlem van 24 oktober 2007,
b. het arrest in de zaak 200.001.675/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 24 juli 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser tot cassatie in zijn cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 23 april 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 juni 2010.
Conclusie 09‑04‑2010
Mr. E.M. Wesseling-van Gent
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Eiser]
tegen
- 1.
[Verweerder 1]
- 2.
[Verweerster 2]
Deze zaak leent zich voor een verkorte conclusie.
1.1
In de procedure bij de rechtbank Haarlem tussen verweerders in cassatie, [verweerder] c.s. als eisers in de hoofdzaak, en eiser tot cassatie, [eiser], als gedaagde in de hoofdzaak, heeft [eiser] — voor zover thans van belang — een incidentele vordering ingesteld tot oproeping in vrijwaring van (o.a.) de gemeente Haarlem, de voormalig advocaat van de gefailleerde stichting WIA 1991, mr. E.T. van de Hout, en de curator in het faillissement van WIA, mr M.L. Daniëls-Vetter.
1.2
Nadat [verweerder] c.s. bij conclusie van antwoord in het incident hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering ten aanzien van genoemde personen, heeft [eiser] bij brief verzocht te worden toegelaten tot pleidooi in het vrijwaringsincident. [Verweerder] c.s. hebben daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De rechtbank heeft bij vonnis in het incident van 24 oktober 2007 de vordering tot oproeping in vrijwaring van genoemde personen afgewezen, en voorts bij afzonderlijk vonnis in het incident van eveneens 24 oktober 2007 het verzoek tot pleidooi afgewezen.
1.4
Op het door [eiser] tegen beide vonnissen ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof te Amsterdam [eiser] bij arrest van 24 juli 2008 niet-ontvankelijk verklaard en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Haarlem voor voortprocederen in de hoofdzaak.
1.5
[Eiser] heeft tegen dit arrest tijdig1. beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
1.6
Het middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat de vonnissen waarvan beroep tussenvonnissen zijn als bedoeld in art. 337 lid 2 Rv. waarvan slechts hoger beroep openstaat tegelijk met het eindvonnis, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Het middel klaagt dat het hof heeft miskend dat in het dictum van het vonnis waarbij de oproeping in vrijwaring is afgewezen, een uitdrukkelijk einde aan de vrijwaringsvordering wordt gemaakt en dat deze uitspraak dus als een einduitspraak heeft te gelden. Hetzelfde geldt, aldus het middel, voor het vonnis waarbij het verzochte pleidooi is afgewezen aangezien deze beslissing zodanig met de eerste is verweven.
1.7
Een vonnis in het vrijwaringsincident is een tussenvonnis in de hoofdzaak, waarvan ingevolge art. 337 lid 2 Rv. slechts tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld wanneer de rechter die het wijst in zijn dictum de mogelijkheid daartoe uitdrukkelijk openstelt2.. Hetzelfde geldt voor het vonnis waarin een verzoek om pleidooi is afgewezen3.. Een arrest waarbij het hof appellant op grond van art. 337 lid 2 Rv. niet-ontvankelijk verklaart, maakt op zijn beurt weer geen einde aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde en is dus een tussenarrest waarvan op de voet van art. 401a lid 2 Rv. slechts onder bepaalde omstandigheden cassatieberoep openstaat4.. Nu deze omstandigheden zich niet voordoen, dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser tot cassatie in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑04‑2010
Zie Burgerlijke Rechtsvordering, G. Snijders, art. 210, aant. 5 en art. 208, aant. 4–6; Van Maanen 2008, (T&C Rv), art. 210, aant. 4d.
Zie HR 5 oktober 2001, LJN ZC3669 (NJ 2002, 514), rov. 3.2 en Snijders/Wendels, Civiel appel, 2009, nr. 41, p.51 over HR 11 juli 2003, LJN AF7676 (NJ 2003, 567).
Vaste rechtspraak. Zie o.m. HR 4 februari 2005, LJN AR6188 (NJ 2005, 142) en HR 14 december 2007, LJN BB7189 (NJ 2008,9).