NJ 2002, 514
Recht op pleidooi; motiveringsplicht bij afwijzing verzoek om pleidooi.
HR 05-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3669, m.nt. W.D.H. Asser (Recht op pleidooi)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 oktober 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/248HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- Noot
W.D.H. Asser
- LJN
ZC3669
- Roepnaam
Recht op pleidooi
- JCDI
JCDI:ADS143175:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3669, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3669, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2001
- Wetingang
Rv (oud) art. 144; Rv (oud) art. 343; Rv (oud) art. 353; EVRM art. 6
Essentie
Recht op pleidooi; motiveringsplicht bij afwijzing verzoek om pleidooi.
Art. 144 Rv, dat partijen het recht geeft hun zaak mondeling te (doen) bepleiten, is ook in hoger beroep toepasselijk (HR 29 sept. 1995, NJ 1997, 340). De rechter zal een verzoek om de zaak te mogen bepleiten slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mogen weigeren. Ingeval de wederpartij tegen toewijzing van het verzoek bezwaar maakt kunnen slechts daartoe aangevoerde klemmende redenen, bijv. dat de procedure door het pleidooi op onaanvaardbare wijze zou worden vertraagd, tot afwijzing van het verzoek leiden. De rechter kan het verzoek ook ambtshalve ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.