Hof 's-Gravenhage, 23-09-2003, nr. 2200436702
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7592
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-09-2003
- Zaaknummer
2200436702
- LJN
AN7592
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN7592, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑09‑2003; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2005:AR8229
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2005:AR8229
Uitspraak 23‑09‑2003
Inhoudsindicatie
De verdachte, die naar eigen zeggen in de voorafgegane nacht door het slachtoffer bestolen was van zijn cocaïne, voelde zich hierdoor in zijn eer aangetast. Na die gebeurtenis droeg hij een schietklaar wapen bij zich en zocht hij met anderen het slachtoffer diverse malen op om wraak te nemen. Toen hij het slachtoffer later op straat zag lopen, is na een discussie over wie het zou doen, de mededader op het slachtoffer afgelopen en heeft met dat wapen het slachtoffer neergeschoten. De verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne.
Partij(en)
rolnummer 2200436702
parketnummer 0975715402
datum uitspraak 23 september 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 11 november 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2003.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven. Omtrent het inbeslaggenomene heeft de rechtbank niets beslist.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De benadeelde partij heeft zich opnieuw in hoger beroep gevoegd.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1: Medeplegen van poging tot moord.
2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. Strack heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlaste-gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 45.000,-, subsidiair 170 dagen hechtenis. Daarnaast vordert hij verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten geld (€ 1.050,-), twee weegschaaltjes en drie GSM-telefoons, teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen computer en sleutels, alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.250,--.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, die naar eigen zeggen in de voorafgegane nacht door het slachtoffer bestolen was van zijn cocaïne, voelde zich hierdoor in zijn eer aangetast. Na die gebeurtenis droeg hij een schietklaar wapen bij zich en zocht hij met anderen het slachtoffer diverse malen op om wraak te nemen. Toen hij het slachtoffer later op straat zag lopen, is na een discussie over wie het zou doen, de mededader op het slachtoffer afgelopen en heeft met dat wapen het slachtoffer neergeschoten. De omstandigheid dat het slachtoffer, tegen wiens rug het wapen is gezet, deze moordaanslag heeft overleefd, is een zeer gelukkige, die echter geenszins aan de verdachte en/of zijn mededader is te danken.
Door deze op de openbare weg gepleegde, berekende en koelbloedige daad -waaruit een geringschatting blijkt voor het menselijk leven- is de rechtsorde ernstig geschokt en is de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen hier, naar de ervaring leert, nog lang lichamelijke en psychische gevolgen van ondervinden. Deze daad heeft bovendien zeer veel maatschappelijke onrust veroorzaakt, daar mensen deze schietpartij van dichtbij hebben zien gebeuren en anderen daarvan hebben gehoord.
Tevens is andermaal duidelijk geworden dat het (onbevoegd) voorhanden hebben van vuurwapens en munitie absoluut ontoelaatbaar is en dat tegen dergelijk ongecontroleerd bezit van vuurwapens en munitie krachtig opgetreden dient te worden.
De verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Cocaïne is een stof waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. Bovendien leidt het gebruik daarvan direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben dergelijke stoffen te verhandelen dienen dan ook streng te worden bestraft.
De verdachte heeft bij deze activiteiten slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin. De grief van de officier van justitie dat desondanks geen geldboete is opgelegd is gegrond. Voor misdrijven uit geldzucht komt
- -
indien de verdachte draagkracht heeft- als straf als eerste een geldboete in aanmerking, ook als daarnaast een vrijheidsstraf geboden is. Het hof acht oplegging van een aanzienlijke geldboete naast een gevangenisstraf dan ook een passende en geboden sanctie voor dit feit. Bij de vaststelling van deze vermogensstraf is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Gelet op de zwaarte van de feiten, de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn strafblad, is het hof van oordeel dat de alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur in combinatie met een vermogensstraf passend en geboden is.
10. Beslag
Het inbeslaggenomen geld, te weten € 1.050,-- zal worden verbeurdverklaard, aangezien de verdachte dit ten eigen bate kan aanwenden en het hof dit -nu de verdachte de door hem gestelde andere herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt- als door middel van het onder 2 bewezenver-klaarde feit verkregen acht.
De twee inbeslaggenomen weegschaaltjes zullen eveneens worden verbeurdverklaard. Met behulp van deze voorwerpen is het onder 2 bewezenverklaarde feit begaan of voorbereid.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen sleutels, drie GSM-telefoons en een computer zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
11. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van
€ 13.500,-. De benadeelde partij heeft zich opnieuw in hoger beroep gevoegd en daarbij de vordering verhoogd. Verhoging van de vordering in hoger beroep is op grond van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk. In hoger beroep is deze vordering dan ook wederom aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Namens de verdachte is de vordering van de benadeelde partij onder meer betwist tot vijftig procent van het gevorderde bedrag, omdat het slachtoffer wegens "eigen schuld" naar burgerlijk recht de andere helft zelf zou moeten dragen. Eigen schuld wordt gesteld uit hoofde van diefstal in de vorige nacht; het slachtoffer, die tot dezelfde maatschappelijke kring behoort als de verdachte, moest een wraakactie als de onderhavige verwachten na betrokkenheid bij een diefstal van cocaïne ten nadele van een dealer. Deze stelling gaat niet op. Bij een disproportionele reactie als de onderhavige op een eerder voorval ontbreekt iedere grond voor een civielrechtelijke schuldverdeling.
Ten aanzien van de gevorderde schade overweegt het hof het volgende.
Gebleken is dat het slachtoffer de door het ziekenhuis in rekening gebrachte kosten voor de behandeling van de schade als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit niet heeft voldaan wegens geldgebrek. Het slachtoffer is nadien tot voor kort gedetineerd geweest. Het hof acht de kans dat hij inmiddels die schuld betaalt zo onwaarschijnlijk, dat het daarmee geen rekening houdt.
Gezien het voorgaande merkt het hof deze kosten niet aan als schade in de zin van artikel 51a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering. De gevorderde ziekenhuiskosten komen dan ook niet voor rechtstreekse vergoeding aan het slachtoffer in aanmerking.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van de kleding acht het hof aannemelijk dat het slachtoffer als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde
€ 250,-- schade heeft geleden. Het overig gevorderde acht het hof niet aannemelijk en wijst het hof af.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve deels worden toegewezen. Gelet op de beslissing die terzake van de vordering van de benadeelde partij zal worden gegeven, zal het hof bepalen, dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
12. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu ervan moet worden uitgegaan dat het slachtoffer [naam] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit een schuld heeft van € 13.000,-- bij het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde te 's-Gravenhage, zal het hof aan de verdachte ten behoeve van het slachtoffer [naam] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 13.000,--. Dit bedrag moet aan het slachtoffer ten goede komen in de vorm van delging van diens door het strafbare feit opgelopen schuld. Het bedrag moet hierom na ontvangst door de Staat onverwijld worden uitgekeerd aan het Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde te 's-Gravenhage.
Gelet op het voorgaande zal het hof bevelen dat een afschrift van dit arrest aan de administrateur van voornoemd ziekenhuis wordt gezonden.
Voor zover ten tijde van het beschikbaar komen van het door de verdachte aan de Staat te betalen bedrag
[naam] zijn schuld aan voornoemd ziekenhuis mocht hebben voldaan, dient de vergoeding ten gunste te komen van die Henriquez.
Voorts zal het hof ten behoeve van het slachtoffer [naam] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-- dat na ontvangst onverwijld aan het slachtoffer wordt uitgekeerd.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, alsmede op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van € 45.000,-- (VIJFENVEERTIGDUIZEND EURO),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 360 DAGEN.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geld (€ 1.050,--) en de twee inbeslaggenomen weegschaaltjes.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen sleutels, drie GSM-telefoons en een computer aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van
€ 250,-- (TWEEHONDERDVIJFTIG EURO) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, en wijst deze vordering voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt met betrekking tot deze vordering.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 DAGEN.
Bepaalt dat voorzover wordt voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen, alsmede dat voorzover wordt betaald aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 13.000,-- ten behoeve van Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde te 's-Gravenhage, onder vermelding van [naam], welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van 200 DAGEN.
Bepaalt dat, voor zover [naam] heeft betaald op deze schuld van hem, de Staat, nadat Medisch Centrum Haaglanden geheel is voldaan, het meer geïnde zal uitkeren aan [naam].
Beveelt dat een afschrift van dit arrest aan de administrateur van Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde te 's-Gravenhage wordt gezonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 september 2003.