Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2020/2184 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (herschikking)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2021
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2020, L 435 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 2020/2184)
- Inwerkingtreding
12-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2020, L 435 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 2020/2184)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 98/83/EG van de Raad (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (5). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
Bij Richtlijn 98/83/EG is het rechtskader vastgesteld voor de bescherming van de gezondheid van de mens tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water door ervoor te zorgen dat het gezond en schoon is. Met deze richtlijn moet hetzelfde doel worden nagestreefd en moet de toegang tot dat water voor iedereen in de Unie worden verbeterd. Daartoe moeten op het niveau van de Unie minimumvereisten worden vastgesteld waaraan voor dit doel bestemd water moet voldoen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water vrij is van micro-organismen, parasieten en van stoffen die, in aantallen of concentraties, in bepaalde gevallen, een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens vormen, en dat het aan deze minimumvereisten voldoet.
- (3)
Het is noodzakelijk om natuurlijk mineraalwater en als geneesmiddel gebruikt water van deze richtlijn uit te sluiten, aangezien deze soorten water vallen onder Richtlijnen 2009/54/EG (6) respectievelijk 2001/83/EG(7) van het Europees Parlement en de Raad. Richtlijn 2009/54/EG heeft echter zowel betrekking op natuurlijk mineraalwater als op bronwater, en alleen de eerstgenoemde categorie moet van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten. Overeenkomstig artikel 9, lid 4, derde alinea, van Richtlijn 2009/54/EG, moet bronwater aan deze richtlijn voldoen, en, met betrekking tot microbiologische voorschriften, moet bronwater aan Richtlijn 2009/54/EG voldoen. In het geval van voor menselijke consumptie bestemd water voor verkoop in flessen of verpakkingen, of voor gebruik bij de vervaardiging, de bereiding of de behandeling van levensmiddelen, moet dergelijk water, in beginsel, aan deze richtlijn blijven voldoen tot aan het punt waar aan de parametervoorwaarden moet worden voldaan, namelijk de kraan, en moet het na dat punt als levensmiddel worden beschouwd indien het bestemd is of redelijkerwijze kan worden aangenomen dat het bestemd is om door de mens te worden geconsumeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8).
Daarnaast moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven die hun eigen waterbron hebben en deze gebruiken voor de specifieke doeleinden van hun bedrijf, kunnen worden vrijgesteld van de onderhavige richtlijn mits zij voldoen aan relevante verplichtingen, met name inzake de beginselen van gevarenanalyse en kritische controlepunten en inzake herstelmaatregelen krachtens relevante levensmiddelenwetgeving van de Unie. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die hun eigen waterbron hebben en fungeren als waterleveranciers moeten aan de onderhavige richtlijn voldoen op dezelfde wijze als alle andere waterleveranciers.
- (4)
Na de afsluiting van het Europees burgerinitiatief inzake het recht op water (‘the Right2Water initiative’), startte de Commissie een Uniebrede openbare raadpleging en voerde zij een evaluatie in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van Richtlijn 98/83/EG uit. Uit die exercitie is gebleken dat het nodig was sommige bepalingen van die richtlijn bij te werken. Er zijn vier gebieden aangewezen waar er ruimte voor verbetering is, te weten de lijst met parameterwaarden op kwaliteitsbasis, het beperkte gebruik van een risicogebaseerde benadering, de vage bepalingen over consumentenvoorlichting en de verschillen tussen de goedkeuringssystemen voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water en de gevolgen van die verschillen voor de gezondheid van de mens. Daarnaast heeft het Right2Water-initiative nog op het bijkomende probleem gewezen dat een deel van de bevolking — met name gemarginaliseerde groepen — geen toegang heeft tot voor menselijke consumptie bestemd water, en het verschaffen van die toegang ook een verplichting in het kader van doelstelling 6 van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties vormt.
Tot slot is nog het probleem geconstateerd dat er sprake is van een algemeen gebrek aan bewustzijn omtrent lekverlies, die gerelateerd zijn aan een gebrek aan investeringen in onderhoud en vernieuwing van waterinfrastructuur, zoals ook wordt opgemerkt in het speciale verslag van de Europese Rekenkamer over de waterinfrastructuur nr. 12/2017 van 5 juli 2017 ‘Uitvoering van de drinkwaterrichtlijn: betere kwaliteit van en toegang tot water in Bulgarije, Hongarije en Roemenië, maar nog steeds aanzienlijke investeringen nodig’.
- (5)
Het Regionaal Bureau voor Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft in 2017 een uitvoerige evaluatie van de in Richtlijn 98/83/EG vastgestelde lijst met parameters en parameterwaarden uitgevoerd, teneinde vast te stellen of er behoefte is deze lijst aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. In het licht van de resultaten van die evaluatie moet op maag-darmpathogenen en Legionella worden gecontroleerd en moeten zes chemische parameters of parametergroepen worden toegevoegd. Voor vier van de zes nieuwe parameters of parametergroepen moeten op grond van andere recente wetenschappelijke adviezen en van het voorzorgsbeginsel parameterwaarden worden vastgesteld die strenger zijn dan door de WHO voorgesteld, maar niettemin nog steeds haalbaar zijn. Voor een van de nieuwe parameters moet het aantal representatieve stoffen worden verlaagd en moet de waarde worden aangepast. De waarde voor chroom wordt momenteel nog door de WHO onderzocht en er moet bijgevolg een overgangsperiode van 15 jaar in acht worden genomen voordat de waarde wordt verstrengd. Voorts heeft de WHO aanbevolen dat drie representatieve hormoonverstorende verbindingen als benchmark kunnen worden beschouwd, wat betreft de beoordeling van het voorkomen van hormoonverstorende verbindingen en de doeltreffendheid van de behandeling ervan, indien nodig, met waarden van 0,1 μg/l voor bisfenol A, 0,3 μg/l voor nonylfenol en 1 ng/l voor ß-oestradiol.
Op basis van een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 2015 is echter besloten dat een van deze drie verbindingen, bisfenol A, aan deze richtlijn moet worden toegevoegd met een gezondheidskundige parameterwaarde van 2,5 μg/l. Ook moeten nonylfenol en ß-oestradiol worden toegevoegd aan de door de Commissie op grond van deze richtlijn op te stellen aandachtstoffenlijst.
- (6)
Met betrekking tot lood heeft de WHO aanbevolen om de huidige parameterwaarde te handhaven, maar heeft zij ook opgemerkt dat de concentraties zo laag als redelijkerwijs haalbaar moeten zijn. Derhalve moet het mogelijk zijn de huidige waarde van 10 μg/l gedurende 15 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn te handhaven. Uiterlijk aan het einde van deze overgangsperiode moet de parameterwaarde voor lood 5 μg/l bedragen. Aangezien bestaande loden leidingen in huizen en gebouwen een hardnekkig probleem vormen en aangezien de lidstaten niet altijd bevoegd zijn om de vervanging van deze leidingen op te leggen, moet 5 μg/l bovendien een streefwaarde blijven als het gaat om verplichtingen in verband met huishoudelijk leidingnetten. Voor alle nieuwe materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water, ongeacht of ze bestemd zijn voor gebruik in een watervoorzieningssysteem of een huishoudelijk leidingnet, en waarvan het gebruik overeenkomstig deze richtlijn moet worden toegestaan, geldt evenwel een waarde van 5 μg/l aan de kraan.
- (7)
Er moet in deze richtlijn een aandachtstoffenlijstmechanisme worden opgenomen om tegemoet te komen aan de toenemende bezorgdheid van het publiek over de effecten van nieuwe verbindingen, zoals hormoonverstorende verbindingen, geneesmiddelen en microplastics, op de gezondheid van de mens via voor menselijke consumptie bestemd water, en om nieuwe verbindingen in het watervoorzieningssyteem aan te pakken. Het aandachtstoffenlijstmechanisme zal het mogelijk maken om in geval van toenemende bezorgdheid op een dynamische en flexibele manier te reageren. Met het mechanisme wordt het ook mogelijk om op de hoogte te blijven van nieuwe kennis over de relevantie van deze nieuwe verbindingen voor de gezondheid van de mens, en van nieuwe kennis over de meest geschikte controlebenaderingen en -methoden. Dit aandachtstoffenlijstmechanisme voor voor menselijke consumptie bestemd water maakt deel uit van het gevolg dat wordt gegeven aan verschillende beleidsmaatregelen van de Unie, zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie van 11 maart 2019 ‘De strategische aanpak van de Europese Unie van geneesmiddelen in het milieu’, de mededeling van de Commissie van 7 november 2018 ‘Een alomvattend EU-kader voor hormoonontregelende stoffen’ en de conclusies van de Raad van 26 juni 2019 ‘Naar een EU-strategie voor een duurzaam beleid inzake chemische stoffen’.
- (8)
De WHO heeft tevens aangeraden drie parameterwaarden te versoepelen en vijf parameters van de in Richtlijn 98/83/EG vastgestelde lijst met parameters en parameterwaarden te schrappen. Niet al deze wijzigingen worden echter noodzakelijk geacht aangezien de bij Richtlijn (EU) 2015/1787 van de Commissie (9) ingevoerde risicogebaseerde benadering onder bepaalde voorwaarden toelaat dat de waterleveranciers een parameter uit de lijst van parameters van te monitoren parameters schrappen. Behandelingstechnieken om aan die parameterwaarden te voldoen, zijn reeds beschikbaar.
- (9)
De in deze richtlijn vastgelegde parameterwaarden berusten op de beschikbare wetenschappelijke kennis en op het voorzorgsbeginsel, en worden zo gekozen dat voor menselijke consumptie bestemd water veilig gedurende een leven lang kan worden gebruikt, zodat een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid gewaarborgd is.
- (10)
Er moet een evenwicht worden gevonden om zowel microbiologische als chemische risico's te voorkomen, en daarom moet, in het licht van een toekomstige herziening van de parameterwaarden, de vaststelling van parameterwaarden met betrekking tot voor menselijke consumptie bestemd water gebaseerd te zijn op volksgezondheidsoverwegingen en op een risicobeoordelingsmethode.
- (11)
Indicatorparameters hebben geen rechtstreeks effect op de volksgezondheid. Zij zijn evenwel belangrijk als middel om vast te stellen hoe de voorzieningen voor productie en distributie voor voor menselijke consumptie bestemd water functioneren en om de waterkwaliteit te beoordelen. Dergelijke parameters kunnen van nut zijn om tekortkomingen in de behandeling van het water op te sporen en dragen in belangrijke mate bij tot het vergroten en behouden van het vertrouwen van de consument in de waterkwaliteit. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze parameters worden gecontroleerd.
- (12)
Wanneer dit ter bescherming van de gezondheid van de mens op hun grondgebied noodzakelijk is, moeten de lidstaten er op grond van het voorzorgsbeginsel toe worden verplicht waarden voor aanvullende, niet in bijlage I opgenomen parameters vast te stellen.
- (13)
Veilig voor menselijke consumptie bestemd water betekent niet alleen dat het geen schadelijke micro-organismen en stoffen bevat, maar ook dat er bepaalde hoeveelheden natuurlijke mineralen en essentiële bestanddelen in voorkomen, rekening houdend met het feit dat de langdurige consumptie van gedemineraliseerd water of water met zeer weinig essentiële bestanddelen zoals calcium en magnesium de gezondheid van de mens in het gedrang kan brengen. Een bepaalde hoeveelheid van dergelijke mineralen is ook van vitaal belang om ervoor te zorgen dat voor menselijke consumptie bestemd water niet agressief of corrosief wordt en om de smaak van dergelijk water te verbeteren. Er kan naargelang van de plaatselijke omstandigheden worden nagedacht over minimale concentraties van dergelijke mineralen in onthard of gedemineraliseerd water.
- (14)
Preventieve veiligheidsplanning en risicogebaseerde elementen zijn slechts in beperkte mate in Richtlijn 98/83/EG aan bod gekomen. De eerste elementen van een risicogebaseerde benadering zijn in 2015 ingevoerd bij Richtlijn (EU) 2015/1787 waarbij het de lidstaten werd toegestaan af te wijken van de vastgestelde controleprogramma's, mits geloofwaardige risicobeoordelingen worden uitgevoerd die gebaseerd kunnen zijn op de Richtsnoeren voor de drinkwaterkwaliteit van de WHO (WHO-richtsnoeren). De WHO-richtsnoeren, waarin de zogenaamde ‘Water Safety Plan’-benadering wordt vastgesteld, ook voor kleine gemeenschappen, vormen, samen met norm EN 15975-2 inzake het veiligstellen van de drinkwatervoorziening, internationaal erkende beginselen waarop de productie en de distributie van voor menselijke consumptie bestemd water, en de controle en de analyse van de parameters in dergelijk water, zijn gebaseerd. Deze eerste elementen van een risicogebaseerde benadering moeten in deze richtlijn worden gehandhaafd.
- (15)
Om ervoor te zorgen dat de elementen van een risicogebaseerde benadering die werden ingevoerd in Richtlijn (EU) 2015/1787, niet tot controleaspecten beperkt blijven, om tijd en middelen vooral te richten op relevante risico's en kosteneffectieve maatregelen aan de bron, en om te voorkomen dat analyses plaatsvinden van, en inspanningen worden verspild aan, irrelevante kwesties, is het passend een complete, risicogebaseerde benadering inzake de veiligheid van water in te voeren die het hele watervoorzieningssysteem bestrijkt, van het onttrekkingsgebied, de onttrekking, de behandeling, de opslag en de distributie tot het punt waar aan de parametervoorwaarden moet worden voldaan. Die benadering moet berusten op de reeds verworven kennis en op de maatregelen die zijn uitgevoerd in het kader van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) en moet beter rekening houden met de gevolgen van de klimaatverandering voor de watervoorraden. Deze risicogebaseerde benadering moet uit drie onderdelen bestaan. In de eerste plaats het vaststellen van de gevaren in verband met de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten (‘risicobeoordeling en risicobeheer van onttrekkingsgebieden voor de onttrekkingspunten van voor menselijke consumptie bestemd water’), overeenkomstig de richtsnoeren en het handboek voor het plan inzake de veiligheid van water van de WHO. In de tweede plaats een mogelijkheid voor de waterleverancier om de monitoring aan te passen aan de belangrijkste risico's en om de nodige maatregelen te nemen om de in het watervoorzieningssysteem geïdentificeerde risico's te beheren, van de onttrekking over de behandeling en de opslag tot de distributie (‘risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem’). In de derde plaats een beoordeling van de potentiële risico's die voortvloeien uit huishoudelijk leidingnetten, zoals Legionella of lood (‘risicobeoordeling van de huishoudelijke leidingnetten’), met bijzondere aandacht voor prioritaire gebouwen en terreinen. Die beoordelingen moeten op gezette tijden worden herzien, onder meer naar aanleiding van bedreigingen ten gevolge van klimaatgerelateerde extreme weersomstandigheden, bekende veranderingen in de menselijke activiteit in het onttrekkingsgebied, of brongerelateerde incidenten. De risicogebaseerde benadering moet zorgen voor een voortdurende uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de waterleveranciers.
- (16)
Om de mogelijke administratieve last te beperken voor waterleveranciers die gemiddeld tussen 10 m3 en 100 m3 per dag leveren of die tussen de 50 en 500 mensen bedienen, moeten de lidstaten deze waterleveranciers kunnen vrijstellen van het uitvoeren van een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem mits er regelmatige monitoring overeenkomstig deze richtlijn plaatsvindt. Bij wijze van uitzondering moet de toepassing van de risicogebaseerde benadering worden aangepast aan de specifieke eisen voor zeeschepen die water ontzilten en passagiers aan boord hebben. Zeeschepen die onder Unievlag varen, volgen het internationale regelgevende kader wanneer ze in internationale wateren varen. Er moet voorrang worden gegeven aan bestaande internationale voorschriften of internationaal erkende normen, zoals het door de ‘United States Public Health Service’ ontwikkelde programma voor de sanitaire voorzieningen van schepen, die gedetailleerder en strenger zijn en gelden voor schepen in internationale wateren.
- (17)
Risicobeoordeling en risicobeheer van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten moeten een holistische benadering volgen en gericht zijn op vermindering van het vereiste niveau van de behandeling voor de productie van voor menselijke consumptie bestemd water, bijvoorbeeld door het terugdringen van belastende factoren die zorgen voor de verontreiniging of het risico op verontreiniging van waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt. Daartoe moeten de lidstaten de onttrekkingsgebieden van onttrekkingspunten karakteriseren, en gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen identificeren die de waterkwaliteit kunnen verslechteren, zoals mogelijke bronnen van verontreiniging die van belang zijn voor die onttrekkingsgebieden.
Indien dit nodig is in het licht van de identificatie van gevaren, moeten de lidstaten controleren op verontreinigende stoffen die zij als relevant aanmerken, zoals nitraten, bestrijdingsmiddelen of geneesmiddelen die krachtens Richtlijn 2000/60/EG zijn geïdentificeerd of op grond van hun natuurlijke aanwezigheid in het onttrekkingsgebied, zoals bij arseen, of op grond van informatie van waterleveranciers, bijvoorbeeld met betrekking tot een plotselinge toename van een specifieke parameter in onbehandeld water. Indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water, moeten de lidstaten bij hun risicobeoordeling bijzondere aandacht besteden aan microplastics en hormoonontregelende verbindingen, zoals nonylfenol en ß-oestradiol, en moeten zij, indien nodig, van de waterleveranciers eisen dat zij ook deze en andere parameters die in de aandachtstoffenlijst zijn opgenomen, monitoren en, waar nodig, daarvoor overgaan tot behandeling indien zij die als een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens beschouwen. Op basis van de risicobeoordeling van de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten moeten beheermaatregelen voor het voorkomen en beheersen van de vastgestelde risico's worden genomen om de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemd water te waarborgen. Indien een lidstaat middels het identificeren van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen concludeert dat een bepaalde parameter niet van toepassing is in de onttrekkingsgebieden voor onttrekkingspunten, bijvoorbeeld omdat de betrokken stof nooit voorkomt in het grond- of oppervlaktewaterlichamen, dient de lidstaat de desbetreffende waterleveranciers hiervan in kennis te stellen en moet hij kunnen toestaan dat die waterleveranciers de monitoringsfrequentie voor die parameter verlagen of die parameter van de lijst van te monitoren parameters schrappen zonder dat zij een risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem hoeven uit te voeren.
- (18)
Richtlijn 2000/60/EG schrijft voor dat de lidstaten de waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt, aanwijzen, deze monitoren en de nodige maatregelen nemen teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van voor menselijke consumptie geschikt water vereist is, te verlagen. Om overlap van verplichtingen te voorkomen, moeten de lidstaten bij het identificeren van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen gebruikmaken van de beschikbare voor de onttrekkingsgebieden representatieve resultaten van de monitoring die verricht is uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG of van andere relevante Uniewetgeving. Indien zulke monitoringsgegevens niet beschikbaar zijn, zou evenwel kunnen worden voorzien in de monitoring van de desbetreffende parameters, stoffen of verontreinigende stoffen teneinde een beter beeld te kunnen krijgen van de onttrekkingsgebieden en van de potentiële risico's. Bij het opzetten van dergelijke monitoring dient rekening te worden gehouden met plaatselijke omstandigheden en bronnen van verontreiniging.
- (19)
Aan de parameterwaarden die in deze richtlijn zijn vastgelegd met het oog op het beoordelen van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water moet worden voldaan op de plaats waar het water uit de kranen komt die normaliter worden gebruikt voor voor menselijke consumptie bestemd water. De kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water kan echter door het huishoudelijk leidingnet worden beïnvloed. De WHO stelt vast dat Legionella in de Unie het grootste probleem voor de gezondheid vormt waar het watergedragen ziekteverwekkers betreft. Legionella wordt door warmwatersystemen via inademing overgedragen, bijvoorbeeld tijdens het douchen. Er is derhalve een duidelijk verband met het huishoudelijk leidingnet. Aangezien het opleggen van een eenzijdige verplichting om alle particuliere en openbare gebouwen en terreinen op deze ziekteverwekker te controleren, tot onredelijk hoge kosten zou leiden, is een risicobeoordeling van huishoudelijk leidingnetten beter geschikt om deze kwestie aan te pakken. Daarnaast moeten ook de mogelijke risico's van producten en materialen die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, in aanmerking worden genomen in die risicobeoordeling. De risicobeoordeling van huishoudelijk leidingnetten moet daarom onder meer bestaan uit gerichte monitoring van door de lidstaten aangemerkte prioritaire gebouwen en terreinen, zoals ziekenhuizen, zorginstellingen, bejaardentehuizen, kinderopvangvoorzieningen, scholen, educatieve instellingen, gebouwen met overnachtingsfaciliteiten, restaurants, cafés, sport- en winkelcentra, vrijetijds-, recreatie- en tentoonstellingscentra, strafinrichtingen en kampeerterreinen, en een beoordeling van de risico's die voortvloeien uit het huishoudelijk leidingnet en de daarmee samenhangende producten en materialen. Op basis van deze risicobeoordeling moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om er onder meer voor te zorgen dat er geschikte controle- en beheersmaatregelen van kracht zijn, bijvoorbeeld in het geval van uitbraken in lijn met de richtsnoeren van de WHO, en dat de migratie van potentieel schadelijke stoffen uit bouwproducten geen gevaar voor de gezondheid van de mens inhoudt.
- (20)
De bepalingen van Richtlijn 98/83/EG inzake de waarborging van de kwaliteit van behandeling, installatie en materialen bleken ontoereikend om uniforme hygiënevoorschriften tot stand te brengen voor producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water. Er zijn daardoor nationale goedkeuringsregelingen voor producten van kracht, met regels die van de ene lidstaat tot de andere verschillen. Hierdoor is het moeilijk en duur voor de fabrikanten om hun producten in de hele EU op de markt te brengen, en lopen de kosten voor de lidstaten ook op. Het maakt het bovendien moeilijk voor consumenten en waterleveranciers om te weten of producten aan de gezondheidsvoorschriften voldoen. Dat in deze richtlijn geharmoniseerde minimumvereisten worden vastgesteld voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water, zal bijdragen tot een uniform niveau van gezondheidsbescherming in de hele Unie en tot een betere werking van de interne markt. Daarnaast wordt in Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (11) een algemeen markttoezichtmechanisme voor producten in de hele Unie vastgesteld, teneinde ervoor te zorgen dat alleen producten die voldoen aan de voorschriften die een hoog beschermingsniveau bieden voor openbare belangen, zoals de gezondheid en veiligheid in het algemeen, de gezondheid en veiligheid op het werk, de bescherming van consumenten, de bescherming van het milieu en de openbare veiligheid, op de markt van de Unie worden aangeboden. In die verordening is bepaald dat, indien nieuwe harmonisatiewetgeving van de Unie wordt vastgesteld, daarin moet worden gepreciseerd of Verordening (EU) 2019/1020 ook op die wetgeving van toepassing is. Om ervoor te zorgen dat passende markttoezichtmaatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van producten die niet reeds onder Verordening (EU) 2019/1020 vallen, maar die wel onder deze richtlijn zouden vallen, dient deze verordening op deze producten toepasselijk te worden gemaakt.
- (21)
De aard van de materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water kan een effect hebben op de kwaliteit van dat water vanwege de migratie van potentieel schadelijke stoffen, de bevordering van microbiële ontwikkeling of de beïnvloeding van de geur, kleur of smaak van dat water. Bij de evaluatie van Richtlijn 98/83/EG is geconstateerd dat de bepalingen over de waarborging van de kwaliteit van behandeling, installatie en materialen te veel juridische flexibiliteit bood, wat binnen de Unie heeft geleid tot uiteenlopende nationale systemen voor de goedkeuring van materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water. Er moeten dan ook specifiekere minimumvereisten inzake hygiëne worden vastgesteld voor materialen die bedoeld zijn om te worden gebruikt bij de onttrekking, behandeling, de opslag of de distributie van voor menselijke consumptie bestemd water in nieuwe installaties of in bestaande installaties in het geval van herstellings- of verbouwingswerken, teneinde te voorkomen dat deze materialen de gezondheid van de mens op directe of indirecte wijze in het gedrang brengen, de kleur, geur of smaak van het water negatief beïnvloeden, de microbiële ontwikkeling in het water vergroten of de afgifte veroorzaken van een grotere mate van verontreinigende stoffen dan nodig is voor het beoogde doel. Te dien einde moet deze richtlijn voorzien in specifieke minimumvereisten inzake hygiëne voor materialen door het vaststellen van methoden voor het testen en accepteren van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen, methoden en procedures voor het opnemen van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen op de Europese positieve lijsten of voor het herzien van de opname daarvan op die lijsten, en procedures en methoden voor het testen en accepteren van eindmaterialen zoals die gebruikt worden in een product vervaardigd uit combinaties van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen van Europese positieve lijsten.
Om de innovatie niet te belemmeren, dient de Commissie ervoor te zorgen dat dergelijke procedures evenredig zijn en marktdeelnemers — meer bepaald kleine en middelgrote ondernemingen — niet onnodig belasten. Voor zover mogelijk moeten dergelijke procedures in overeenstemming worden gebracht met de bestaande productwetgeving van de Unie, om te voorkomen dat de marktdeelnemers worden verplicht verschillende conformiteitsbeoordelingen voor hetzelfde product uit te voeren.
- (22)
De Europese positieve lijsten zijn de lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, naargelang van het type materialen, namelijk organisch, cementgebonden, metallisch, email, keramisch of andere anorganische materialen, die mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen, en deze lijsten moeten zo nodig melding maken van de voorwaarden voor het gebruik ervan en de migratielimieten. Een risicobeoordeling van de uitgangsstof, samenstelling of bestanddeel zelf, alsmede relevante verontreinigingen en bij het beoogde gebruik te verwachten reactie- en afbraakproducten moet worden vereist om een uitgangsstof, samenstelling of bestanddeel in de Europese positieve lijsten te kunnen opnemen. De risicobeoordeling door de aanvrager of de nationale instantie moet betrekking hebben op de gezondheidsrisico's van de potentiële migratie onder de ongunstigste te verwachten gebruiksomstandigheden en van de toxiciteit. Op grond van de risicobeoordeling dient de Europese positieve lijst zo nodig te voorzien in specificaties voor de uitgangsstof, samenstelling of bestanddelen en beperkingen voor het gebruik, kwantitatieve beperkingen of migratielimieten voor de uitgangsstof, samenstelling of bestanddeel mogelijke verontreinigingen en reactieproducten of bestanddelen om de veiligheid te waarborgen van het afgewerkte materiaal dat wordt gebruikt in een product in contact met voor menselijke consumptie bestemd water.
Met het oog op de opstelling van de eerste Europese positieve lijst, nationale positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen of andere nationale bepalingen, moeten de methoden die hebben geleid tot de opstelling van dergelijke nationale lijsten en bepalingen, en de bijbehorende risicobeoordelingen voor elk van de uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen ter beschikking worden gesteld van het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (12) opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen (‘het ECHA’). Op basis daarvan moet het ECHA de Commissie een aanbeveling doen voor samengevoegde lijsten. Het ECHA moet de stoffen, samenstellingen en bestanddelen van de eerste Europese positieve lijsten tijdig beoordelen en er een advies over uitbrengen, opdat de Commissie de lijsten uiterlijk 15 jaar na de vaststelling ervan kan evalueren. Met het oog op de actualisering van de Europese positieve lijsten moet het ECHA adviezen uitbrengen over de opname of verwijdering van stoffen, samenstellingen of bestanddelen.
- (23)
Om uniforme tests van producten op conformiteit met de voorschriften van deze richtlijn te bevorderen, moet de Commissie het Europees Comité voor normalisatie (CEN) verzoeken normen te ontwikkelen voor het op uniforme wijze testen en beoordelen van producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water. Bij het opstellen en actualiseren van de Europese positieve lijstenmoet de Commissie ervoor zorgen dat alle relevante handelingen of normalisatiemandaten, die zij overeenkomstig andere wetgeving van de Unie vaststelt, verenigbaar zijn met deze richtlijn.
- (24)
Voorts dient het functioneren van het door deze richtlijn ingestelde systeem uiterlijk negen jaar na de einddatum voor omzetting van deze richtlijn te worden geëvalueerd om te beoordelen of de gezondheid van de mens in de hele Unie wordt beschermd, en of de werking van de interne markt wat betreft producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water en waarvoor gebruik wordt gemaakt van goedgekeurde materialen, naar behoren is beschermd. Daarnaast moet worden beoordeeld of er nog een ander wetgevingsvoorstel ter zake nodig is, met name rekening houdend met het resultaat van de evaluaties van Verordeningen (EG) nr. 1935/2004 (13) en (EU) nr. 305/2011(14) van het Europees Parlement en de Raad.
- (25)
Producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, moeten bestaan uit een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd materiaal of combinatie van materialen. Deze richtlijn heeft echter alleen betrekking op de gezondheids- en hygiëneaspecten van in producten gebruikte materialen en stoffen voor wat betreft hun invloed op de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, en op de voorschriften voor conformiteitstests en kwaliteitscontrole van de eindproducten. Zij heeft geen betrekking op andere vereisten, zoals voorschriften voor het uitdrukken van de prestaties van producten of voorschriften voor de veiligheid van constructies, die kunnen worden geregeld of voortvloeien uit de harmonisatiewetgeving van de Unie, zoals Verordening (EU) nr. 305/2011 of Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad (15). Het naast elkaar bestaan van gezondheids- en hygiënerisicoaspecten die in het kader van deze richtlijn zijn geharmoniseerd, en veiligheids- of andere risicoaspecten die in het kader van harmonisatiewetgeving van de Unie worden behandeld, leidt niet tot conflicten, mits de risico's die respectievelijk worden gedekt, elkaar niet overlappen. Er bestaat een mogelijk conflict tussen Verordening (EU) nr. 305/2011 en deze richtlijn, aangezien het vermijden van ‘het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in het drinkwater of die het drinkwater op enige wijze nadelig beïnvloeden’ in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 305/2011 wordt vermeld als een van de fundamentele eisen voor bouwwerken. Deze overlapping zal zich echter niet voordoen als er geen normalisatiemandaat krachtens Verordening (EU) nr. 305/2011 wordt verstrekt dat betrekking heeft op de gezondheids- en hygiëneaspecten van producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water.
- (26)
Er moet op het niveau van de Unie worden gezorgd voor een doeltreffende besluitvorming, coördinatie en beheer van de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van deze richtlijn met betrekking tot materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water. Het ECHA moet in deze richtlijn gespecificeerde taken uitvoeren wat betreft de beoordeling van stoffen en samenstellingen voor materialen die in contact komen met voor menselijke consumptie bestemd water. Bijgevolg moet het bij artikel 76, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde Comité risicobeoordeling van het ECHA de uitvoering van bepaalde, bij deze richtlijn aan het ECHA opgedragen taken vergemakkelijken door adviezen uit te brengen.
- (27)
Behandelingschemicaliën en filtermaterialen kunnen worden gebruikt voor de behandeling van onbehandeld water om water te verkrijgen dat geschikt is voor menselijke consumptie. Behandelingschemicaliën en filtermaterialen kunnen echter risico's inhouden voor de veiligheid van voor menselijke consumptie bestemd water. In procedures voor de behandeling en het desinfecteren van voor menselijke consumptie bestemd water moet er dan ook voor worden gezorgd dat de gebruikte behandelingschemicaliën en filtermaterialen doeltreffend, veilig en goed beheerd zijn om schadelijke gevolgen voor de gezondheid van consumenten te voorkomen. Behandelingschemicaliën en filtermaterialen moeten derhalve worden beoordeeld op hun kenmerken, hygiënevoorschriften en zuiverheid, en mogen niet meer worden gebruikt dan noodzakelijk is teneinde risico's voor de gezondheid van de mens te voorkomen. Behandelingschemicaliën en filtermaterialen mogen microbiële ontwikkeling niet versterken, tenzij dit de bedoeling is, zoals voor het verkrijgen van een grotere microbiële denitrificatie.
De lidstaten moeten de kwaliteitsborging van behandelingschemicaliën en filtermaterialen garanderen zonder afbreuk te doen aan Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (16) en met gebruikmaking van de bestaande Europese normen indien beschikbaar. Het is essentieel ervoor te zorgen dat elk product en alle houders van chemische reagentia en filtermaterialen die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water dat in de handel wordt gebracht een duidelijk leesbare en onuitwisbare markering bevatten die consumenten, waterleveranciers, installateurs, autoriteiten en andere bevoegde instanties erover informeert dat het product of de houder geschikt is voor gebruik in contact met voor menselijke consumptie bestemd water. Voorts is het de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan het gebruik van biociden in de openbare drinkwatervoorziening, ook wat betreft afzonderlijke voorzieningen, kunnen beperken of verbieden.
- (28)
Om de mogelijke aanwezigheid van lood in voor menselijke consumptie bestemd water tot een minimum te beperken, kunnen loden componenten in het huishoudelijk leidingnet worden vervangen, met name in geval van herstellings- of verbouwingswerken in bestaande installaties. Deze componenten moeten worden vervangen door materialen die voldoen aan de bij deze richtlijn vastgelegde minimumvereisten voor materialen die met voor menselijke consumptie bestemd water in contact komen. Om dit proces te bespoedigen, moeten de lidstaten, wanneer dit economisch en technisch haalbaar is, maatregelen overwegen en indien nodig ook nemen voor het vervangen van loden componenten in bestaande installaties van het huishoudelijk leidingnet.
- (29)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat programma's worden vastgesteld om te controleren of voor menselijke consumptie bestemd water aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet. Het grootste deel van de krachtens deze richtlijn uit te voeren monitoring zal door de waterleveranciers worden verricht. De waterleveranciers moet een zekere flexibiliteit worden gegund wat betreft de parameters waarop zij voor de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem monitoren. Indien een parameter niet wordt aangetroffen, moeten de waterleveranciers de mogelijkheid hebben de monitoringsfrequentie te verlagen of de monitoring van die parameter helemaal stop te zetten. Risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem moet worden uitgevoerd voor de meeste parameters. Kernparameters moeten echter steeds met een specifieke minimumfrequentie worden gemonitord. Deze richtlijn bevat vooral bepalingen over de monitoringsfrequentie ten behoeve van nalevingscontroles, met slechts beperkte bepalingen inzake controle voor operationele doeleinden. Aanvullende controle voor operationele doeleinden kan noodzakelijk zijn om de correcte werking van de behandeling van water te waarborgen. Dergelijke aanvullende controle moet worden verricht naar goeddunken van de waterleveranciers. In dat verband kunnen waterleveranciers de richtsnoeren en het handboek voor het plan inzake de veiligheid van water van de WHO raadplegen.
- (30)
De risicogebaseerde benadering moet worden toegepast door alle waterleveranciers, waaronder kleine waterleveranciers, aangezien uit de evaluatie van Richtlijn 98/83/EG is gebleken dat de uitvoering ervan door die leveranciers tekortschiet, in sommige gevallen vanwege de kosten voor het uitvoeren van onnodige controlewerkzaamheden. Bij het toepassen van de risicogebaseerde benadering moet rekening worden gehouden met beveiligingskwesties.
- (31)
De betrokken lidstaten moeten in geval van niet-naleving van de voorschriften van deze richtlijn onmiddellijk een onderzoek naar de oorzaak instellen en ervoor zorgen dat zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen worden getroffen om de kwaliteit van het geleverde water te herstellen. In gevallen waarin de watervoorziening een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens vormt, moet de levering van dergelijk water worden verboden of het gebruik ervan worden ingeperkt. Daarnaast moeten de lidstaten, indien niet wordt voldaan aan de minimumvereisten voor waarden met betrekking tot microbiologische en chemische parameters, het niet voldoen beschouwen als een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens, tenzij het niet voldoen als onbeduidend wordt beschouwd. In gevallen waarin maatregelen voor het herstel van de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water noodzakelijk zijn, moet overeenkomstig artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorrang worden gegeven aan maatregelen die het probleem bij de bron oplossen.
- (32)
De lidstaten moeten het recht hebben onder bepaalde voorwaarden en in naar behoren gemotiveerde omstandigheden afwijkingen van deze richtlijn te blijven toestaan, en in dit verband is het noodzakelijk een passend kader voor dergelijke afwijkingen vast te stellen, mits deze afwijkingen geen potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens vormen en de levering van voor menselijke consumptie bestemd water in het betrokken gebied op geen enkele andere redelijke manier kan worden gehandhaafd. Deze afwijkingen moeten worden beperkt tot specifieke gevallen. Door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 98/83/EG toegestane afwijkingen die op de uiterste datum voor omzetting van de onderhavige richtlijn nog steeds van toepassing zijn, moeten van toepassing blijven tot de afloop van hun termijn, en zij mogen krachtens de onderhavige richtlijn alleen worden verlengd indien een tweede afwijking nog niet is toegestaan.
- (33)
In haar mededeling van 19 maart 2014 betreffende het Europees burgerinitiatief ‘Water en sanitaire voorzieningen zijn een mensenrecht! Water is een publiek goed, geen handelswaar!’ heeft de Commissie de lidstaten verzocht de toegang tot een minimale watervoorziening te waarborgen voor alle burgers, in overeenstemming met de aanbevelingen van de WHO. De Commissie verplichtte zich er ook toe te blijven werken aan ‘verbetering van de toegang tot veilig drinkwater […] voor iedereen via het milieubeleid’. Dit is in lijn met duurzameontwikkelingsdoelstelling 6 en de daarmee samenhangende doelstelling ‘om universele en billijke toegang tot veilig en betaalbaar drinkwater voor iedereen te verwezenlijken’. Om de aspecten van de toegang tot water die verband houden met kwaliteit en beschikbaarheid aan te pakken, als deel van het antwoord op het Right2Water-initiative, en om bij te dragen tot het in praktijk brengen van beginsel 20 van de Europese pijler van sociale rechten (‘Iedereen heeft recht op toegang tot essentiële diensten van goede kwaliteit, waaronder water […]’) moeten de lidstaten de kwestie van de toegang tot water op nationaal niveau aanpakken, waarbij zij wel moeten beschikken over enige vrijheid ten aanzien van het exacte soort te nemen maatregelen. Dit moet gebeuren via acties die gericht zijn op het verbeteren van de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water voor iedereen, met name door buiten- en binnen watertappunten in openbare ruimten te plaatsen, voor zover dat technisch mogelijk is, alsmede via acties die gericht zijn op het bevorderen van het gebruik van kraanwater, bijvoorbeeld door het stimuleren van de gratis verstrekking van voor menselijke consumptie bestemd water in openbare diensten en openbare gebouwen of van de verstrekking — gratis of tegen een lage vergoeding — aan klanten in restaurants, kantines en cateringdiensten.
- (34)
De Unie en de lidstaten hebben zich, binnen hun respectieve bevoegdheden, verbonden tot het halen van de duurzameontwikkelingsdoelen, met dien verstande dat de lidstaten de primaire verantwoordelijkheid hebben om de voortgang richting deze doelen te volgen en te evalueren op nationaal, regionaal en mondiaal niveau. Sommige duurzameontwikkelingsdoelen en het recht op water vallen niet onder het milieubeleid of het sociaal beleid van de Unie, die een beperkt en aanvullend karakter hebben. Ondanks de beperkte bevoegdheid van de Unie is het passend ervoor te zorgen dat de lidstaten aan het recht op water blijven vasthouden in overeenstemming met de onderhavige richtlijn, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. In dit verband leveren de lidstaten momenteel aanzienlijke inspanningen voor een betere toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water. Daarnaast hebben het Protocol van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) en het Regionaal Bureau voor Europa van de WHO betreffende water en gezondheid van het Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren van 1992 waarbij veel lidstaten ook partij zijn, tot doel de gezondheid van de mens te beschermen door een verbetering van het waterbeheer en een vermindering van de watergerelateerde ziekten. De lidstaten zouden gebruik kunnen maken van de richtsnoeren die in het kader van dat Protocol zijn ontwikkeld om de beleidsachtergrond en de uitgangssituatie inzake toegang tot water te beoordelen en om de acties te bepalen die nodig zijn om een eerlijke toegang voor iedereen tot voor menselijke consumptie bestemd water te bevorderen.
- (35)
Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 8 september 2015 over de follow-up van het Europees burgerinitiatief ‘Right2Water (17) opgemerkt dat de lidstaten speciale aandacht zouden moeten schenken aan de behoeften van kwetsbare groepen in de samenleving. De specifieke situatie van minderheidsculturen, zoals Roma en Travellers, ook als zij sedentair leven — en met name hun gebrek aan toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water — is ook bevestigd in de mededeling van de Commissie van 2 april 2014 ‘Verslag over de tenuitvoerlegging van het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma’ en van de aanbeveling van de Raad van 9 december 2013 over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten. In het licht van deze algemene context is het passend dat de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, door de nodige maatregelen te nemen om voor deze groepen de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water te verbeteren. Onverminderd het recht van de lidstaten die groepen te omschrijven, is het belangrijk dat daartoe ten minste vluchtelingen, nomadische gemeenschappen, dak- en thuislozen en minderheidsculturen zoals de Roma en Travellers, ook als zij sedentair leven, worden gerekend. Dergelijke maatregelen om de toegang tot water te verbeteren — de keuze wordt aan de beoordeling van de lidstaten overgelaten — zouden bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het beschikbaar stellen van alternatieve watervoorzieningssystemen, zoals individuele waterbehandelingssystemen, levering van water door gebruikmaking van tankers, zoals vrachtwagens en cisternes, en het zorgen voor de nodige infrastructuur voor kampen.
- (36)
Om consumenten bewuster te maken van de gevolgen van hun waterverbruik, moeten zij informatie ontvangen die gemakkelijk toegankelijk is, bijvoorbeeld op hun facturen of via een slimme applicatie, over de jaarlijks verbruikte hoeveelheid, veranderingen in de consumptie, een vergelijking met het gemiddelde verbruik voor huishoudens indien de waterleverancier over deze informatie beschikt, alsook over de literprijs van het voor menselijke consumptie bestemde water, waardoor het mogelijk wordt deze te vergelijken met de prijs van gebotteld water.
- (37)
In het zevende milieuactieprogramma voor de periode tot en met 2020 ‘Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet’ (18) is bepaald dat het publiek toegang moet hebben tot duidelijke informatie over het milieu op nationaal niveau. Richtlijn 98/83/EG voorzag enkel in passieve toegang tot informatie, hetgeen betekent dat de lidstaten er enkel voor hoefden te zorgen dat er informatie beschikbaar was. Die bepalingen moeten derhalve worden vervangen om ervoor te zorgen dat actuele informatie over de waterkwaliteit online toegankelijk is voor de consument, op een gebruikersvriendelijke en op hem toegesneden manier. De consument moet op een met redenen omkleed verzoek, ook met andere middelen toegang tot deze informatie kunnen krijgen.
- (38)
De op grond van deze richtlijn te verstrekken actuele informatie moet bestaan uit de resultaten van monitoringsprogramma's, informatie over de toegepaste soorten waterbehandeling en desinfectie, informatie met betrekking tot overschrijding van de voor de gezondheid van de mens relevante parameterwaarden, ter zake doende informatie over de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem, advies over manieren om het waterverbruik terug te dringen en gezondheidsrisico's ten gevolge van stilstaand water te voorkomen, maar moet ook aanvullende informatie omvatten die nuttig zou kunnen zijn voor het publiek, zoals informatie over indicatoren zoals ijzer, hardheid en mineralen die vaak van invloed zijn op de perceptie die de consument van het kraanwater heeft. Daarnaast zouden consumenten, gezien hun belang bij waterkwesties, op verzoek toegang moeten krijgen tot beschikbare historische gegevens over monitoringsresultaten en overschrijdingen.
- (39)
Met betrekking tot waterleveranciers die per dag ten minste 10 000 m3 leveren of ten minste 50 000 mensen bedienen, moet aanvullende informatie over onder meer prestatie-efficiëntie, lekkagepercentages, eigendomsstructuur en tariefstructuur voor consumenten online beschikbaar zijn.
- (40)
Betere kennis van de consumenten van relevante informatie en meer transparantie moeten ertoe leiden dat de burger meer vertrouwen krijgt in het aan hen geleverde water alsook in de waterdiensten, hetgeen er op zijn beurt toe moet leiden dat meer gebruik wordt gemaakt van kraanwater als drinkwater, wat kan bijdragen tot vermindering van de hoeveelheid gebruikte kunststof, kunststofzwerfvuil en broeikasgasemissies en tot positieve effecten op de mitigatie van klimaatverandering en op het milieu als geheel.
- (41)
Door de verbeterde monitoringstechnieken zijn de lekkagepercentages steeds duidelijker geworden. Om de efficiëntie van de waterinfrastructuur te verbeteren, onder meer het voorkomen van overexploitatie van schaarse voorraden van voor menselijke consumptie bestemd water, moet het lekverlies door alle lidstaten worden beoordeeld en worden verminderd als dat aantal boven een bepaalde drempel ligt.
- (42)
Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (19) heeft tot doel het recht op toegang tot milieu-informatie in de lidstaten te waarborgen, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus van 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (‘Verdrag van Aarhus’) (20). Het Verdrag van Aarhus omvat ruime verplichtingen met betrekking tot zowel de terbeschikkingstelling van milieu-informatie op verzoek als de actieve verspreiding van dergelijke informatie. Ook Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (21) heeft een ruim toepassingsgebied, en heeft betrekking op uitwisseling van ruimtelijke informatie, met inbegrip van gegevensverzamelingen over verschillende milieugerelateerde onderwerpen. Het is van belang dat de bepalingen van deze richtlijn inzake toegang tot informatie en afspraken voor gegevensdeling een aanvulling vormen op die richtlijnen, en geen afzonderlijke wettelijke regeling in het leven roepen. Daarom moeten de bepalingen van deze richtlijn inzake de voorlichting van het publiek en informatie over het toezicht op de implementatie de Richtlijnen 2003/4/EG en 2007/2/EG onverlet laten.
- (43)
Bij Richtlijn 98/83/EG waren geen rapportageverplichtingen voor kleine waterleveranciers vastgesteld. Om dit probleem te verhelpen en tegemoet te komen aan de behoefte aan informatie over implementatie en naleving, moet een nieuw systeem in deze richtlijn worden ingevoerd op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn gegevensverzamelingen samen te stellen, bij te houden en beschikbaar te stellen aan de Commissie en het Europees Milieuagentschap (het ‘EEA’), die uitsluitend relevante gegevens bevatten, zoals overschrijdingen van de parameterwaarden en incidenten van een bepaalde orde van grootte. Dit moet ervoor zorgen dat de administratieve lasten voor alle entiteiten zo beperkt mogelijk blijven. Om te zorgen voor een passende infrastructuur voor publieke toegang, rapportage en uitwisseling van gegevens tussen overheidsinstanties, moeten de lidstaten de gegevensspecificaties baseren op Richtlijn 2007/2/EG en de uitvoeringsbesluiten daarvan.
- (44)
Door de lidstaten gerapporteerde gegevens zijn niet alleen nodig voor controle op de naleving, maar zijn ook onontbeerlijk om de Commissie in staat te stellen deze richtlijn te controleren en beoordelen in verband met de doelstellingen ervan, ter onderbouwing van toekomstige evaluaties van deze richtlijn overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016over beter wetgeven (22). In dat verband bestaat er behoefte aan relevante gegevens die een betere beoordeling van de doeltreffendheid, doelmatigheid, relevantie en meerwaarde op Unieniveau van deze richtlijn mogelijk maken; om die reden moet worden gezorgd voor geschikte rapportagemechanismen die ook kunnen dienen als indicatoren voor toekomstige evaluaties van deze richtlijn.
- (45)
Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven moet de Commissie een evaluatie uitvoeren van deze richtlijn binnen een bepaalde termijn na de uiterste datum voor de omzetting ervan. Die evaluatie moet zijn gebaseerd op de ervaring die is opgedaan en de gegevens die zijn verkregen tijdens de implementatie van deze richtlijn, op eventueel beschikbare aanbevelingen van de WHO alsmede op relevante wetenschappelijke, analytische en epidemiologische gegevens.
- (46)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name wordt met deze richtlijn beoogd de beginselen inzake gezondheidszorg, toegang tot diensten van algemeen economisch belang, milieubescherming en consumentenbescherming te bevorderen.
- (47)
De doeltreffendheid van deze richtlijn en het doel ervan, namelijk de bescherming van de gezondheid van de mens in het kader van het milieubeleid van de Unie, vereisen dat natuurlijke of rechtspersonen of eventueel hun naar toepasselijk recht opgerichte organisaties, zich in rechte op deze richtlijn kunnen beroepen en dat de nationale rechtbanken deze richtlijn in aanmerking kunnen nemen als een element van het Unierecht, onder meer om, indien nodig, besluiten van een nationale autoriteit te toetsen. Daarnaast staat het volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie aan de rechterlijke instanties van de lidstaten om, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), neergelegde beginsel van loyale samenwerking, de rechterlijke bescherming te waarborgen van de rechten die een persoon ontleent aan het Unierecht. Voorts verplicht artikel 19, lid 1, VEU de lidstaten om te voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren.
Dat geldt met name voor een richtlijn waarvan het doel is gelegen in de bescherming van de gezondheid van de mens tegen de schadelijke gevolgen van verontreiniging van voor menselijke consumptie bestemd water. Voorts dienen de leden van het betrokken publiek, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus, toegang te hebben tot de rechter, aangezien dit bijdraagt tot de bescherming van het recht te leven in een milieu dat toereikend is voor de gezondheid en het welzijn van elke persoon. Bij Besluit (EU) 2018/881 van de Raad (23) werd de Commissie verzocht uiterlijk op 30 september 2019 met een studie te komen en, indien passend in het licht van die studie, uiterlijk op 30 september 2020 een voorstel in te dienen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (24) om zich te conformeren aan de bevindingen van het comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus in zaak ACCC/C/2008/32. De Commissie heeft de studie binnen die termijn ingediend en heeft in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal verklaard dat zij ‘een herziening [zal] overwegen van de Aarhus-verordening om de toegang tot administratieve en rechterlijke toetsing op EU-niveau te verbeteren voor burgers en ngo's die de wettigheid van besluiten met gevolgen voor het milieu in twijfel trekken’. Het is belangrijk dat de Commissie ook maatregelen neemt om de toegang van burgers en ngo's tot de nationale rechters in alle lidstaten te verbeteren.
- (48)
Teneinde deze richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot het vaststellen van een drempel voor lekverlies, het vaststellen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure voor producten die in contact zijn met voor menselijke consumptie bestemd water, het vaststellen van een procedure voor aanvragen bij het ECHA voor het opnemen op of het verwijderen uit de Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen of bestanddelen, het vaststellen van een markering voor producten die in contact zijn met water, het vaststellen van een methode om microplastics te meten, het wijzigen van bijlage III en het wijzigen van de parameterwaarde voor bisfenol A in bijlage I, deel B. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Daarnaast is de machtiging in bijlage I, deel C, opmerking 10, bij Richtlijn 98/83/EG om de controlefrequentie en -methoden voor radioactieve stoffen aan te nemen, overbodig geworden door de vaststelling van Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad (25) en moet zij derhalve worden geschrapt. De machtiging in bijlage III, deel A, tweede alinea, bij Richtlijn 98/83/EG betreffende wijzigingen van de richtlijn is niet langer nodig en moet worden geschrapt.
- (49)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen van methoden voor het testen en aanvaarden van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen, van Europese positieve lijsten van uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen, en van procedures en methoden voor het testen en aanvaarden van eindmaterialen die van die uitgangsstoffen, samenstellingen en bestanddelen zijn vervaardigd. Er moeten tevens uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend voor het vaststellen van het formaat voor, en de nadere details voor de presentatie van, de door de lidstaten te verstrekken en door het Europees Milieuagentschap samen te brengen informatie over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, alsmede voor het instellen en actualiseren van een aandachtstoffenlijst. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (26).
- (50)
Onverminderd Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) moeten de lidstaten voorschriften vaststellen ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld krachtens deze richtlijn en moeten zij alle maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (51)
Opdat waterleveranciers over een volledige reeks gegevens kunnen beschikken wanneer zij de risicobeoordeling en het risicobeheer van het watervoorzieningssysteem beginnen uit te voeren, moet voor nieuwe parameters een overgangsperiode van drie jaar worden ingevoerd. Dit zal de lidstaten in staat stellen om gedurende die eerste drie jaar na de einddatum voor omzetting van deze richtlijn gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen te identificeren en waterleveranciers gegevens over de nieuwe parameters te verstrekken, waardoor — indien blijkt dat een parameter op grond van de initiële identificatie van gevaren en gevaarlijke gebeurtenissen niet verder hoeft te worden gemonitord — onnodige monitoring door waterleveranciers wordt vermeden. Gedurende die eerste drie jaar moeten waterleveranciers niettemin de risicobeoordeling van het watervoorzieningssysteem uitvoeren, of zich baseren op bestaande, reeds in het kader van Richtlijn (EU) 2015/1787 uitgevoerde risicobeoordelingen, voor de parameters die in bijlage I bij Richtlijn 98/83/EG waren opgenomen, aangezien voor die parameters al gegevens beschikbaar zullen zijn wanneer deze richtlijn in werking treedt.
- (52)
Richtlijn 2013/51/Euratom voorziet in specifieke regels voor de controle op radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water. In de onderhavige richtlijn mogen daarom geen parameterwaarden voor radioactiviteit worden vastgesteld.
- (53)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten de bescherming van de gezondheid van de mens en het verbeteren van de toegang tot voor menselijke consumptie bestemd water, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (54)
De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.
- (55)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 367 van 10.10.2018, blz. 107.
PB C 361 van 5.10.2018, blz. 46.
Standpunt van het Europees Parlement van 28 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 23 oktober 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 15 december 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).
Zie bijlage VI, deel A.
Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45).
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2015/1787 van de Commissie van 6 oktober 2015 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 260 van 7.10.2015, blz. 6).
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 99).
Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
PB C 316 van 22.9.2017, blz. 99.
Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 ‘Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet’ (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).
Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4.
Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Besluit (EU) 2018/881 van de Raad van 18 juni 2018 met een verzoek aan de Commissie om met een studie te komen over de mogelijkheden waarover de Unie beschikt om zich te conformeren aan de bevindingen van het Comité van toezicht op de naleving van het Verdrag van Aarhus in zaak ACCC/C/2008/32 en, indien passend in het licht van de resultaten van de studie, een voorstel in te dienen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1367/2006 (PB L 155 van 19.6.2018, blz. 6).
Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).
Richtlijn 2013/51/Euratom van de Raad van 22 oktober 2013 tot vaststelling van voorschriften voor de bescherming van de volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 296 van 7.11.2013, blz. 12).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).