NJB 2015/1423:Getuigenverzoeken, art. 318 lid 7 en 321 Sv St. Maarten en art. 6 EVRM. Onjuist is de opvatting dat ingevolge art. 318 lid 7 en 321 SvM altijd slechts met toestemming van de verdachte van het verhoor en van de (hernieuwde) dagvaarding van getuigen kan worden afgezien. Daar waar toestemming wel is vereist, is op niet-naleving van art. 321 en art. 318 lid 7 SvM geen nietigheid gesteld, terwijl die nietigheid in gevallen als de onderhavige ook niet voortvloeit uit de aard van de niet-inachtgenomen vormen. In het opsporingsonderzoek afgelegde getuigeverklaringen kunnen in casu voor het bewijs worden gebruikt, mede erop gelet dat de raadsvrouwe heeft opgemerkt dat het zoeken naar de getuige op gegeven moment moet ophouden, en omdat het hof uit het achterwege blijven van een uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoek van de verdediging om de getuige te horen, heeft afgeleid dat de verdediging, nadat het niet gelukt was om de getuige te horen, geen prijs meer stelde op het horen van die getuige