NJB 2015/312
Wet Bopz. Bereidheid zich te doen horen. HR: De door de rechtbank vermelde omstandigheden zijn onvoldoende voor het oordeel dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen
HR 30-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:188
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 januari 2015
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/05285
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:188, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2282, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2014
- Wetingang
(Wet Bopz art. 8 lid 1, 14a)
Essentie
Wet Bopz. Bereidheid zich te doen horen. HR: De door de rechtbank vermelde omstandigheden zijn onvoldoende voor het oordeel dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen
Partij(en)
Betrokkene, adv. mr. G.E.M. Later, vs. de officier van justitie, niet verschenen.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke machtiging verzocht. Op 17 juli 2014 heeft een zitting plaatsgevonden. Daarbij was betrokkene niet aanwezig. Het proces-verbaal van de zitting houdt als verklaring van de advocaat onder meer in dat geen begeleider beschikbaar was om met betrokkene mee te gaan naar de rechtbank, en voorts: ‘Betrokkene ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.