RvdW 2016/331
Internationaal Privaatrecht. Rechtsmacht; onrechtmatige daad; productaansprakelijkheid; art. 5 onder 3 EEX-Vo (oud); bevoegdheid rechter ‘Erfolgsort’.
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 februari 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/04451
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Roepnaam
Reaal/Same Deutz-Fahr Deutschland
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Internationaal privaatrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:346, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2278, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑08‑2014
- Wetingang
Art. 5 onder 3 EEX-Vo (oud)
Essentie
Internationaal Privaatrecht. Rechtsmacht; onrechtmatige daad; productaansprakelijkheid; art. 5 onder 3 EEX-Vo (oud); bevoegdheid rechter ‘Erfolgsort’.
Indien de plaats waar zich het feit heeft voorgedaan dat tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan leiden, en de plaats waar als gevolg van dat feit schade is ontstaan, niet samenvallen, moet de in art. 5, aanhef en onder 3, EEX-Vo (oud) bedoelde ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ aldus worden verstaan dat daaronder is begrepen zowel de in een lidstaat gelegen plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het ‘Handlungsort’) als de in een andere lidstaat gelegen plaats ...