HR (P-G), 05-07-2011, nr. 10/02276 J
ECLI:NL:PHR:2011:BR2977
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
05-07-2011
- Zaaknummer
10/02276 J
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BR2977
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BR2977, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 05‑07‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR2977
Conclusie 05‑07‑2011
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft bij arrest van 22 januari 2010 de verdachte ter zake van ‘opzetheling’ veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren (subsidiair 15 dagen jeugddetentie). Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 350,- en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. J.M. Lintz, advocaat te [plaats 1], heeft een schriftuur ingezonden, houdende vijf middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt over een ontoereikend gemotiveerde bewezenverklaring.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
‘hij op 26 april 2008 te [plaats 1], een fiets — Gazelle —, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.’
3.2.2.
Deze bewezenverklaring heeft het hof doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
- ‘1.
Het proces-verbaal van verhoor aangever van de politie Haaglanden (…) d.d. 23 september 2008 (…), welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als de aangifte van [betrokkene 1]:
Noot verbalisant: op vrijdag 11 april 2008 heeft de aangever een digitale aangifte gedaan op de internetsite van de politie. Daar er een fiets van de aangever is teruggevonden heb ik, verbalisant, die aangifte uitgewerkt in deze aangifte.
Op 10 april 2008 had ik mijn fiets van het merk Gazelle, type Orange, op de [a-straat] te [plaats 1] neergezet, ter hoogte van perceelnummer [1]. Ik had mijn fiets met een slot vastgezet aan een regenpijp. Vervolgens ben ik naar een winkel gegaan. Toen ik tien minuten later terugkwam bij de plek waar ik mijn fiets had neergezet, zag ik dat mijn fiets er niet meer stond.
- 2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever van de politie Haaglanden (…) d.d. 26 april 2008 (…), welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als de aangifte van [betrokkene 2]:
Op 23 april 2008 zag ik dat op Marktplaats een Gazelle fiets van het type Orange werd aangeboden. Op 24 april 2008 heb ik op de fiets geboden. Direct na het bod heb ik het telefoonnummer gebeld dat bij de advertentie stond: [001]. Ik kreeg de voicemail en heb een bericht ingesproken. Vervolgens werd ik teruggebeld en heb ik een afspraak gemaakt met [verdachte] voor vrijdagavond, omstreeks 17:30 uur, op de [b-straat] (het hof begrijpt: [c-straat]) nummer [1] te [plaats 1]. Ik heb de fiets toen bekeken. Vandaag, 26 april 2008, had ik op de [b-straat] (het hof begrijpt: [c-straat]) weer met [verdachte] afgesproken om de fiets op te halen. Ik heb hem € 350 voor de fiets betaald. Toen ik thuis kwam heb ik op de site van de RDW het merk en het framenummer van de fiets ingetikt. Ik zag dat de fiets gestolen bleek te zijn.
- 3.
Geschriften, zijnde e-mailberichten tussen [verdachte] en [betrokkene 2] (p. 23 dossier)
- 4.
Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden (…) d.d. 24 september 2008, welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als relaas van de verbalisant:
Het mailadres via welke de verdachte [verdachte] met de aangever [betrokkene 2] mailde, is van:
[Verdachte]
[emailadres]
Van de naam [verdachte] kun je ook de naam [verdachte] maken door de letter ‘a’ te verplaatsen.
- 5.
Het proces-verbaal van de politie Haaglanden (…) d.d. 24 september 2008, welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als relaas van de verbalisant:
De aangever heeft contact gehad met de aangever via e-mail. Ik heb aan de aangever gevraagd of hij de header van dit e-mailcontact kon opsturen. Hieruit bleek dat de verdachte gemaild heeft vanaf een computer met het volgende IP-adres: [002]. Dit IP-adres heeft een abonnement bij internetprovider Casema. Op 22 mei 2008 heeft Casema de gebruiker van het IP-adres doorgegeven. Het IP-adres behoort toe aan de volgende persoon:
[Betrokkene 3]
Adres: [d-straat 1] te [plaats 1].
Op dit adres woont onder meer:
[Verdachte],
Geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats].
Op 1 juli 2008 heeft [verbalisant 2], brigadier van politie Haaglanden, aan de aangever [betrokkene 2] een foto getoond van de vermoedelijke verdachte.
- 6.
Het proces-verbaal van aangifte (vervolg aangifte) van de politie Haaglanden (…) d.d. 1 juli 2008, (…) welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als de verklaring van de aangever [betrokkene 2]:
U toont mij een foto van een jongen. Ik kan u zeggen dat dit de persoon is van wie ik de fiets gekocht heb. Het is voor 200 procent. Ik herken hem aan zijn gezicht en zijn opkomende snorretje.
- 7.
Het proces-verbaal terechtzitting aantekening mondeling vonnis d.d. 23 juni 2009 van de Rechtbank 's‑Gravenhage, sector strafrecht, kinderrechter, welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als de verklaring van de getuige [betrokkene 2]:
Het klopt dat ik de verdachte bij de politie op een foto heb herkend als de persoon van wie ik de fiets heb gekocht. Ik heb deze persoon twee keer gezien. De eerste afspraak duurde ongeveer een half uur à drie kwartier. De tweede afspraak duurde ongeveer tien à vijftien minuten. U vraagt mij of ik de verdachte nu ter terechtzitting herken als de persoon van wie ik de fiets heb gekocht. Ik herken de verdachte voor 200 procent als de persoon van wie ik de fiets heb gekocht. Ik heb geen twijfel over de herkenning.
- 8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden (…) d.d. 23 september 2008 (…), welk proces-verbaal onder meer inhoudt — zakelijk weergegeven —
als de verklaring van de verdachte:
Vraag: wat is je telefoonnummer?
Antwoord: die geef ik niet.
Vraag: waarom wil je die niet geven?
Antwoord: dan word ik weer gestoord.’
3.2.3.
Voorts behelst het bestreden arrest nog de nadere bewijsoverweging (pagina 3):
‘Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld — zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota — dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, wegens het ontbreken van enig overtuigend bewijs. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat de omstandigheid dat het aan het mailadres van de verkoper van de fiets gekoppelde IP-adres ten tijde van het feit in gebruik was op het toenmalige woonadres van de verdachte, geen bewijs oplevert. Andere Internetgebruikers met een draadloos modem konden ook van dit (onbeveiligde) IP-adres gebruik maken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat op basis van de koppeling tussen het IP-adres en het woonadres van verdachte alleen niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. In het dossier bevinden zich daarnaast evenwel de volgende bewijsmiddelen:
- —
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2008 (…). Dit proces-verbaal houdt — zakelijk weergegeven — in dat de verkoper van de fiets en de aangever contact hadden op het mailadres [emailadres] van [verdachte], van welke naam ook ‘[verdachte]’ gemaakt kan worden. Dat is de voornaam van de verdachte;
- —
Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2008 (…), inhoudende de herkenning door de aangever van de verdachte op een hem door de politie getoonde foto. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de aangever de verdachte bovendien opnieuw aangewezen als de persoon van wie hij de fiets heeft gekocht.
Door de aangever is voorts het mobiele telefoonnummer opgegeven waarop hij met de verkoper van de fiets contact heeft gehad. Aan de overtuiging van het hof draagt nog bij dat de verdachte desgevraagd geweigerd heeft zijn mobiele telefoonnummer aan de politie te geven. Daaraan doet niet af hetgeen de hetgeen de raadsman hierover ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, te weten dat de verdachte op het moment van zijn verhoor door de politie net ten onrechte 41 dagen in voorlopige hechtenis had gezeten en hij daarom uit wrok heeft geweigerd zijn nummer te geven, daar de politie dit volgens de verdachte al zou hebben.
Bovenstaande feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring, in aanmerking genomen en in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde.’
3.3.
Uit de hierboven weergegeven door het hof gebezigde bewijsmiddelen, alsook uit 's hofs nadere bewijsoverweging, kan weliswaar worden afgeleid dat de verdachte desbetreffende fiets voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, doch kan daaruit niet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. In zoverre is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd, zodat de klacht slaagt.
3.4.
Het eerst middel is terecht voorgesteld.
4.
Gelet op het voorgaande meen ik dat de overige middelen, die alle 's hofs bewijsconstructie van hetzelfde delict aan de orde stellen, geen bespreking behoeven. Indien Uw Raad zulks gewenst acht, sta ik uiteraard paraat aanvullend te concluderen.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden