HR, 25-10-2011, nr. 10/02276
ECLI:NL:HR:2011:BR2977
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-10-2011
- Zaaknummer
10/02276
- LJN
BR2977
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR2977, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑10‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR2977
- Vindplaatsen
Uitspraak 25‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht opzetheling.
25 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/02276
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 januari 2010, nummer 22/003268-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen en evenmin uit enige aanvullende bewijsmotivering kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 26 april 2008 te [plaats 1], een fiets - Gazelle -, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende
- als relaas van de verbalisant:
"Noot verbalisant: op vrijdag 11 april 2008 heeft de aangever een digitale aangifte gedaan op de internetsite van de politie. Daar er een fiets van de aangever is teruggevonden heb ik, verbalisant, die aangifte uitgewerkt in deze aangifte."
- als verklaring van [betrokkene 1]:
"Op 10 april 2008 had ik mijn fiets van het merk Gazelle, type Orange, op de [a-straat] te [plaats 1] neergezet, ter hoogte van perceelnummer [1]. Ik had mijn fiets met een slot vastgezet aan een regenpijp. Vervolgens ben ik naar een winkel gegaan. Toen ik tien minuten later terugkwam bij de plek waar ik mijn fiets had neergezet, zag ik dat mijn fiets er niet meer stond."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Op 23 april 2008 zag ik dat op Marktplaats een Gazelle fiets van het type Orange werd aangeboden. Op 24 april 2008 heb ik op de fiets geboden. Direct na het bod heb ik het telefoonnummer gebeld dat bij de advertentie stond: [001]. Ik kreeg de voicemail en heb een bericht ingesproken. Vervolgens werd ik teruggebeld en heb ik een afspraak gemaakt met [verdachte] voor vrijdagavond, omstreeks 17:30 uur, op de [b-straat] (het hof begrijpt: [c-straat]) nummer [1] te [plaats 1]. Ik heb de fiets toen bekeken. Vandaag, 26 april 2008, had ik op de [b-straat] (het hof begrijpt: [c-straat]) weer met [verdachte] afgesproken om de fiets op te halen. Ik heb hem € 350 voor de fiets betaald. Toen ik thuis kwam heb ik op de site van de RDW het merk en het framenummer van de fiets ingetikt. Ik zag dat de fiets gestolen bleek te zijn."
c. e-mailberichten tussen [verdachte] en [betrokkene 2].
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Het mailadres via welke de verdachte [verdachte] met de aangever [betrokkene 2] mailde, is van:
[verdachte] [emailadres]
Van de naam [verdachte] kun je ook de naam [verdachte] maken door de letter 'a' te verplaatsen."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"De aangever (de Hoge Raad leest: de verdachte) heeft contact gehad met de aangever via e-mail. Ik heb aan de aangever gevraagd of hij de header van dit e-mailcontact kon opsturen. Hieruit bleek dat de verdachte gemaild heeft vanaf een computer met het volgende IP-adres: [002]. Dit IP-adres heeft een abonnement bij internetprovider Casema. Op 22 mei 2008 heeft Casema de gebruiker van het IP-adres doorgegeven. Het IP-adres behoort toe aan de volgende persoon:
[Betrokkene 3]
Adres: [d-straat 1] te [plaats 1].
Op dit adres woont onder meer:
[Verdachte],
Geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats].
Op 1 juli 2008 heeft [verbalisant 2], brigadier van politie Haaglanden, aan de aangever [betrokkene 2] een foto getoond van de vermoedelijke verdachte."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"U toont mij een foto van een jongen. Ik kan u zeggen dat dit de persoon is van wie ik de fiets gekocht heb. Het is voor 200 procent. Ik herken hem aan zijn gezicht en zijn opkomende snorretje."
g. de verklaring van de getuige [betrokkene 2] ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Het klopt dat ik de verdachte bij de politie op een foto heb herkend als de persoon van wie ik de fiets heb gekocht. Ik heb deze persoon twee keer gezien. De eerste afspraak duurde ongeveer een half uur à drie kwartier. De tweede afspraak duurde ongeveer tien à vijftien minuten. U vraagt mij of ik de verdachte nu ter terechtzitting herken als de persoon van wie ik de fiets heb gekocht. Ik herken de verdachte voor 200 procent als de persoon van wie ik de fiets heb gekocht. Ik heb geen twijfel over de herkenning."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Vraag: wat is je telefoonnummer?
Antwoord: die geef ik niet.
Vraag: waarom wil je die niet geven?
Antwoord: dan word ik weer gestoord."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Met de raadsman is het hof van oordeel dat op basis van de koppeling tussen het IP-adres en het woonadres van verdachte alleen niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. In het dossier bevinden zich daarnaast evenwel de volgende bewijsmiddelen:
-het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2008 (...). Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - in dat de verkoper van de fiets en de aangever contact hadden op het mailadres [emailadres] van [verdachte], van welke naam ook '[verdachte]' gemaakt kan worden. Dat is de voornaam van de verdachte;
-Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2008 (...), inhoudende de herkenning door de aangever van de verdachte op een hem door de politie getoonde foto. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de aangever de verdachte bovendien opnieuw aangewezen als de persoon van wie hij de fiets heeft gekocht.
Door de aangever is voorts het mobiele telefoonnummer opgegeven waarop hij met de verkoper van de fiets contact heeft gehad. Aan de overtuiging van het hof draagt nog bij dat de verdachte desgevraagd geweigerd heeft zijn mobiele telefoonnummer aan de politie te geven. Daaraan doet niet af hetgeen de raadsman hierover ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, te weten dat de verdachte op het moment van zijn verhoor door de politie net ten onrechte 41 dagen in voorlopige hechtenis had gezeten en hij daarom uit wrok heeft geweigerd zijn nummer te geven, daar de politie dit volgens de verdachte al zou hebben.
Bovenstaande feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring, in aanmerking genomen en in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde."
2.3. Uit de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven bewijsmiddelen in samenhang met de onder 2.2.3 weergegeven bewijsoverweging kan niet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 oktober 2011.