RvdW 2016/606
HR: art. 81 lid 1 RO. Conclusie o.a. over derdenwerking in Salduz-zaken en waarom de A-G thans geen reden ziet om de HR te verzoeken de vraagstelling van de steller van het middel ter beoordeling aan het HvJ EU voor te leggen.
HR 26-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:741
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 april 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/01791
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Internationaal strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:741, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:303, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2016
Essentie
HR: art. 81 lid 1 RO. Conclusie o.a. over derdenwerking in Salduz-zaken en waarom de A-G thans geen reden ziet om de HR te verzoeken de vraagstelling van de steller van het middel ter beoordeling aan het HvJ EU voor te leggen.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 april 2015, nummer 23/005535-13, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv. mr. R.J. Baumgardt, te Spijkenisse.
Conclusie
Conclusie A-G mr. E.J. Hofstee:
1.
De verdachte is bij arrest van 3 april 2015 door het gerechtshof Amsterdam wegens 1 subsidiair ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.