BA 2015/64
Vordering van zorgbijdragen; invoering Vierde tranche Awb, bestuurlijke geldschulden; parallelle bevoegdheid van bestuursrechter en burgerlijke rechter; formele rechtskracht
HR 06-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:233
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 februari 2015
- Zaaknummer
14/00188
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:233, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑02‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2197, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑12‑2013
- Wetingang
Art. 1:3 lid 1, 4:124, 7:1 en 8:1 en titel 4.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb); Wet vierde tranche Awb; Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (ABWZ; oud); Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Essentie
Vordering van zorgbijdragen; invoering Vierde tranche Awb, bestuurlijke geldschulden; parallelle bevoegdheid van bestuursrechter en burgerlijke rechter; formele rechtskracht
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om de invordering van bestuursrechtelijke geldschulden in de zin van Titel 4.4 Awb. Noch enige bepaling in de Awb, noch enige andere wettelijke bepaling verklaart de bestuursrechter met uitsluiting van de burgerlijke rechter bevoegd tot kennisneming van een vordering zoals de onderhavige. Art. 4:124 Awb bepaalt integendeel dat een bestuursorgaan bij de invordering van bestuursrechtelijke geldschulden ook beschikt over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.