V-N 2022/56.19
Geen procesbelang meer na verjaring recht op dwanginvordering
HR 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1876, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 december 2022
- Magistraten
Koopman, Wortel, Boerlage, Van Eijsden, Van der Voort Maarschalk
- Zaaknummer
21/04266
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS681157:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1876, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:756, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑08‑2022
- Wetingang
art. 4:104 en 6:2 Awb; art. 6 EVRM
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het recht op dwanginvordering is verjaard, zodat in beginsel het belang is komen te ontvallen aan een rechterlijke beslissing over de hoogte van aanslag en de boete. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld als X bv uitdrukkelijk had verklaard te willen voldoen aan de resterende natuurlijke verbintenis.
Samenvatting
X bv leent personeel uit en in 2001 start de FIOD een onderzoek daarnaar. In geschil is de in 2004 opgelegde naheffingsaanslag LB en de 100%-vergrijpboete van € 59.160. In de bezwaarfase gaat X bv failliet. In de beroepsfase wordt het faillissement opgeheven wegens gebrek ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.