De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/12.3.1:12.3.1 Obligatoire werking?
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/12.3.1
12.3.1 Obligatoire werking?
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS391859:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 27 april 2004, NJ 2007,152, m.nt. P. Vlas (Turner/Grovit c.s.), r.o. 29.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Door middel van een procesovereenkomst wijken partijen af van een regel van procesrecht. Onderzocht is in hoofdstuk 8 of een dergelijke overeenkomst daarnaast ook obligatoire werking heeft. Zijn partijen ten opzichte van elkaar verplicht zich overeenkomstig de overeengekomen regel te gedragen? Geconcludeerd is dat uit procesovereenkomsten geen verbintenissen voortvloeien indien hierover door partijen niets is bepaald. Wel kunnen partijen expliciet een obligatoire werking overeenkomen. Daarbij geldt dat de verbintenissen van partijen niet los kunnen worden gezien van de procesregels die zij zijn overeengekomen. Indien bijvoorbeeld de overeenkomst waarbij partijen een bepaald gerecht bevoegd hebben verklaard nietig blijkt, kan het niet zo zijn dat zij wel geldige verbintenissen om voor dit gerecht te procederen in het leven hebben geroepen. De EEX-verordening staat niet aan een obligatoire werking van bevoegdheidsovereenkomsten in de weg. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt wel dat afgifte van een zogenaamde 'anti-suit injunc-tion', waarbij een partij wordt verboden om voor het gerecht van een ander land te procederen, onverenigbaar is met de EEX. Deze rechtspraak staat echter niet aan het aannemen van een verbintenis om enkel bij een bepaald forum te procederen in de weg, maar slechts, in bepaalde gevallen, aan de afdwinging hiervan. In het arrest Turner/Grovit c.s. overweegt het Hof immers uitdrukkelijk dat de toepassing van regels van nationaal procesrecht geen afbreuk mag doen aan het nuttig effect van het EEX-Verdrag.1
De vraag of partijen in het kader van hun overeenkomst inderdaad verbintenissen zijn overeengekomen wordt beheerst door het procesrecht. De figuur van de verbintenis is in de Nederlandse proceswetgeving weliswaar niet geregeld, maar het burgerlijk recht kan, gezien het beginsel van eenheid van recht, in beginsel analoog worden toegepast. In het kader van overeenkomsten met een internationaal karakter, zoals de overeenkomst tot internationale forumkeuze of tot arbitrage, kan hiervoor ook buitenlands burgerlijk recht in aanmerking komen.
Wat de overeenkomst tot forumkeuze die beheerst wordt door de EEX-verorde-ning betreft, geldt dat deze verordening zich in het geheel niet uitlaat over de vraag of partijen in dit kader ook verbintenissen in het leven kunnen roepen. Dit is een vraag die wordt overgelaten aan het nationale recht van de lidstaten. Gekeken zal hiervoor moeten worden naar het recht van de lidstaat van het door partijen bij de forumkeuze aangewezen gerecht. Wel geldt ook hier dat toepassing van dit recht geen afbreuk mag doen aan het nuttig effect van de EEX-verordening.