RFR 2017/15
Wet Bopz. Heeft de rechtbank ten onrechte niet ambtshalve onderzocht of betrokkene schriftelijk is geïnformeerd over de gronden van beperking van de bewegingsvrijheid?
HR 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2350
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 oktober 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/00593
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS925182:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2350, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑10‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:844, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑02‑2016
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Vrijheidsbeneming.
Heeft de rechtbank ten onrechte niet ambtshalve onderzocht of betrokkene schriftelijk is geïnformeerd over de gronden van beperking van de bewegingsvrijheid?
Samenvatting
Betrokkene verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis en tijdens een controle is de drugshond bij hem aangeslagen. Vervolgens is aan betrokkene medegedeeld dat zijn vrijheden rond het ziekenhuis zijn beperkt. Na constatering dat het urinemonster negatief op drugs was, is na vijf dagen de vrijheidsbeperking weer opgeheven. Betrokkene heeft zowel bij de klachtencommissie als bij de rechtbank een klacht met schadevergoedingsverzoek ingediend die ongegrond is verklaard. In cassatie heeft hij onder meer aangevoerd dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.