Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte [betrokkene 3], opgenomen d.d. 25 oktober 2007 en afgesloten d.d. 30 oktober 2007, delictproces-verbaal I, doorgenummerde blz. 27–32.
HR, 01-06-2010, nr. 09/02055
ECLI:NL:HR:2010:BM6237
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-06-2010
- Zaaknummer
09/02055
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BM6237
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BM6237, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM6237
ECLI:NL:HR:2010:BM6237, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑06‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM6237
- Wetingang
art. 359 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2010/252
Conclusie 01‑06‑2010
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het hof te Den Bosch heeft de verdachte veroordeeld wegens hem onder parketnummer 01/845605-07 als feit 1 primair en onder parketnummer 01/840949-08 als feit 1 primair en feit 2 primair telkens tenlastegelegde diefstal, voor hem onder parketnummer 01/845605-07 als feit 2 primair tenlastegelegde diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, voor hem onder parketnummer 01/845605-07 als feit 3 primair tenlastegelegde diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, voor hem onder parketnummer 01/845605-07 als feit 4 tenlastegelegde poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels en voor het hem onder parketnummer 01/840949-08 als feit 3 tenlastegelegde als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden opgelegd.
2.
Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, drie middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Alle middelen klagen over de motivering van de bewezenverklaringen. Daarom geef ik hieronder eerst de relevante bewezenverklaringen en de motivering daarvan weer. Ten laste van de verdachte is onder parketnummer 01/845605-07 bewezenverklaard dat:
- ‘1.
hij op 25 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [a-straat 1] heeft weggenomen een laptop met toebehoren en een videocamera en een fotocamera en bank/pinpassen en een mobiele telefoon en sleutels en twee rijbewijzen en een horloge en twee portemonnees en een tas en een hoeveelheid geld ten bedrage van ongeveer 350 euro, toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2];
- 2.
hij op 25 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [b-straat 1] heeft weggenomen een autosleutel en twee laptops en een bankpas en een creditcard en andere kaarten en passen en een paspoort en een fotocamera en een horloge en een mobiele telefoon en rij/kentekenbewijzen en een portemonnee en een hoeveelheid geld ten bedrage van ongeveer 3.250 euro, toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak,
en
hij op 25 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening nabij een woning gelegen aan de [b-straat 1] heeft weggenomen een personenauto, Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-BB], toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- 3.
hij op 14 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [c-straat 1] heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portefeuille en een hoeveelheid geld en vijf ringen en een videocamera en een fotocamera en een identiteitsbewijs en een bankpas en een winkelpas en een kentekenbewijs, toebehorende aan [betrokkene 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door met een (ijzer)draad, de deur te openen;
- 4.
hij op 14 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [d-straat 1] weg te nemen geld én/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [betrokkene 4], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van een valse sleutel, die woning is binnengekomen/binnengedrongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;’
4.
Het hof heeft deze bewezenverklaringen als volgt gemotiveerd, waarbij het door middel van voetnoten heeft vermeld aan welke wettige bewijsmiddelen het de redengevend geachte feiten en omstandigheden heeft ontleend. Voor de overzichtelijkheid vermeld ik slechts de voor de bespreking van de middelen relevante voetnoten:
‘A. Feiten die verdachte heeft bekend.
Ten aanzien van feit 4 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07 (…).
Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 heeft verdachte verklaard dat hij zich op 14 december 2006 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning, gelegen aan de [d-straat 1] te Kerkdriel. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich daarbij de toegang tot de woning heeft verschaft door met een ijzerdraad te hengelen bij het slot van de voordeur. Van dit feit is op 14 december 2006 aangifte gedaan door [betrokkene 4]. Uit de aangifte blijkt dat de dader van deze poging tot inbraak is gevlucht door een raam van de voordeur, waarbij hij zich heeft verwond en bloed heeft achtergelaten.2 Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het aangetroffen bloed van verdachte is.
(…)
B. Feiten die verdachte heeft ontkend.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07 (…)
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van de feiten zoals deze primair ten laste zijn gelegd, nu uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte degene was die de woninginbraken te Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 en op 30 oktober 2007 heeft gepleegd. Verdachte heeft het door hem geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk kunnen maken.
Door en namens verdachte is — verkort en zakelijk weergegeven — aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraken in Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 in de woningen gelegen aan de [a-straat 1] en aan de [b-straat 1] en op 30 oktober 2007 in de woning gelegen aan de [e-straat 1], niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte elke betrokkenheid bij deze feiten ontkent. Voorts zijn er geen sporen gevonden die duiden op de aanwezigheid van verdachte in of nabij voornoemde woningen. De muts die door de politie werd aangetroffen in de door verdachte bestuurde auto en die mogelijk zou zijn gebruikt bij pintransacties met de uit voornoemde woningen weggenomen bank/pinpassen is niet nader onderzocht op sporen. De eerste rechter heeft bovendien ten onrechte waarde gehecht aan de verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon nooit langdurig uitleent en dat hij, als hij dit wel doet, daarbij zelf altijd aanwezig is. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat het feit dat zendmasten in de buurt van de plaatsen waar voornoemde woninginbraken zijn gepleegd het signaal van zijn mobiele telefoon opvingen, kan worden verklaard door het feit dat hij zijn mobiele telefoon regelmatig liet rondslingeren. Volgens verdachte heeft hij zijn mobiele telefoon op de avonden van de woninginbraken in een personenauto van het merk Alfa Romeo laten liggen. Zijn huisgenoten konden eveneens over deze personenauto beschikken. Ook de modus operandi bij de woninginbraken, het zogenaamde hengelen, kan naar het oordeel van de verdediging niet bijdragen tot een bewezenverklaring, nu dit een veelgebruikte wijze van inbreken is en deze methode bij de woninginbraak aan de [b-straat 1] niet is gebruikt. Bij afwezigheid van hard bewijs dient verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Op 25 oktober 2007 doet [betrokkene 3] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [b-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd tussen 24 oktober 2007 te 23.45 uur en 25 oktober 2007 te 06.45 uur. Bij deze woninginbraak werden meerdere goederen weggenomen, waaronder een bankpas, een creditcard en de autosleutels behorende bij een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB].1. Uit onderzoek is gebleken dat op 25 oktober 2007 omstreeks 01.56 uur werd getracht met de weggenomen creditcard geld op te nemen uit de geldautomaat van de Rabobank gelegen aan de Markt 19 te Sint-Oedenrode.
Op 25 oktober 2007 doet [betrokkene 1] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [a-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd op 25 oktober 2007 tussen 03.00 uur en 04.00 uur. Bij deze woninginbraak werden onder meer 4 bank/pinpassen weggenomen.2. Onderzoek wijst uit dat op 25 oktober 2007 tussen 03.56 uur en 04.02 uur is getracht met deze passen geld op te nemen bij voornoemde Rabobank. Op de door de Rabobank ter beschikking gestelde beelden van deze mistransacties is te zien dat de persoon bij de pinautomaat een donkerkleurige muts met verticale banen over het hoofd draagt, met twee gaten voor de ogen. Aan de hand van de kleding, het schoeisel en het postuur kan worden vastgesteld dat de persoon, welke omstreeks 01.56 uur bij de pinautomaat te zien is, dezelfde is als de persoon die omstreeks 03.56 uur bij de pinautomaat staat.
Op 30 oktober 2007 doet [betrokkene 5] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [e-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd op 30 oktober 2007 tussen 00.10 uur en 07.30 uur. Hierbij werd eveneens, naast andere goederen, een bankpas weggenomen. Onderzoek heeft aangetoond dat een persoon met een muts met verticale banen en gaten voor de ogen op 30 oktober 2007 heeft gepoogd met deze pas geld op te nemen bij de ABN Amro bank [griffier: gelegen aan de Firmamentlaan] te Eindhoven. De muts komt sterk overeen met de muts die door de persoon op de beeldopnamen van 25 oktober 2007 werd gedragen bij de mistransacties bij de Rabobank te Sint-Oedenrode.
Als verdachte op 5 november 2007 staande wordt gehouden als bestuurder en enige inzittende van een personenauto van het merk Alfa Romeo, voorzien van het kenteken [CC-00-DD], treft de politie in de auto een wollen muts aan waarin twee gaten geknipt zijn. Verbalisanten [verbalisant 1 en 2] bekijken vervolgens enkele foto's van de mistransacties op 25 oktober 2007 bij de Rabobank te Sint-Oedenrode en herkennen de muts op de foto's als de muts die zij hebben aangetroffen in het voertuig waarin verdachte reed aan de kleur, de gaten en een los draadje. De muts wordt hierop getoond aan verbalisanten [verbalisant 3 en 4], die waarnemen dat deze zeer sterk overeenkomt met de muts op de beeldopnamen van 25 oktober 2007 van de camera bij de Rabobank te Sint-Oedenrode. De eigenaar van de Alfa Romeo waarin de muts is aangetroffen, [betrokkene 9], heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat de muts niet in de auto lag toen hij deze aan verdachte in gebruik gaf.
Uit historische printgegevens van de bij verdachte in gebruik zijnde mobiele telefoon, voorzien van het telefoonnummer 06-[001], is gebleken dat deze in de nacht van 25 oktober 2007 tussen 03.34.45 uur en 04.12.09 uur een aantal malen een mast heeft gekozen aan de Kerkstraat te Sint-Oedenrode en tussen 05.35.08 en 07.08.43 uur aan de John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven. Ook in de nacht van 30 oktober 2007 kiest de mobiele telefoon van verdachte om 01.24.58 uur een mast aan op de Kerkstraat te Sint-Oedenrode en om 06.27.10 uur op de John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven. Uit de door de politie bijgevoegde plattegrond blijkt dat de locatie John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven is gelegen nabij de Firmamentlaan te Eindhoven, de locatie waar op 30 oktober 2007 is gepoogd met een gestolen bankpas te pinnen.
Naar het oordeel van het hof komen uit voornoemde feiten sterke aanwijzingen naar voren over het daderschap van verdachte, maar sluiten zij het door de verdediging geschetste scenario dat niet verdachte, maar een ander deze woninginbraken heeft gepleegd, niet geheel uit. De politie heeft echter bij [betrokkene 10] een laptop, [griffier: merk Acer] type Aspire 5102, aangetroffen die afkomstig was van de woninginbraak op het adres [a-straat 1] te Sint-Oedenrode en een laptop, type Aspire 1350 en een PDA afkomstig van de woninginbraak op het adres [e-straat 1] te Sint-Oedenrode. De partner van aangever [betrokkene 1], [betrokkene 2], herkent de door de politie getoonde laptop als de laptop die bij hen op het adres [a-straat 1] is ontvreemd. Ook aangever [betrokkene 5] herkent de door de politie getoonde PDA en laptop als zijn eigendommen. [betrokkene 10] heeft bij de politie verklaard dat hij laptops van het merk Acer en de PDA heeft gekocht van een Marokkaanse man. Als de politie hem vervolgens een tweeluik foto toont, herkent [betrokkene 10] de man op de foto's als de verkoper van de laptops. De getoonde foto's zijn van verdachte [verdachte]. Bij de rechter-commissaris en op de zitting van het hof blijft [betrokkene 10] bij zijn verklaring en op de zitting van het hof wijst hij de daar aanwezige verdachte aan als degene van wie hij de genoemde goederen heeft gekocht.
Het hof acht de door getuige [betrokkene 10] bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring geloofwaardig, nu de getuige consequent en stellig verklaart dat hij de bij hem aangetroffen goederen, die afkomstig bleken te zijn van voornoemde woninginbraken, van verdachte heeft gekocht. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij nooit iets heeft verkocht aan [betrokkene 10], maar gelet op de verklaring van [betrokkene 10] beschouwt het hof deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig. Daar komt bij dat door de verdediging een handgeschreven brief is overgelegd die zogenaamd van [betrokkene 10] afkomstig is en die voor de verdachte ontlastend is, maar waarvan [betrokkene 10] op overtuigende wijze duidelijk heeft gemaakt dat deze brief niet door of namens hem is geschreven. De verdachte is er kennelijk veel aan gelegen om te voorkomen dat hij in rechtstreeks verband wordt gebracht met de bij de onderhavige inbraken gestolen goederen. Het hof legt dit rechtstreekse verband echter wel op grond van de verklaring van [betrokkene 10].
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario door de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wordt weerlegd.
Gelet op het feit dat het hof bewezen acht dat verdachte voornoemde woninginbraken te Sint- Oedenrode heeft gepleegd, acht het hof eveneens bewezen dat verdachte, met de bij de inbraak in de woning aan de [b-straat 1] ontvreemde autosleutels, vervolgens de personenauto van aangever Mulders heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 3 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, nu de bij de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel weggenomen mobiele telefoon bij [getuige 1] is aangetroffen en deze heeft verklaard dat hij de telefoon van verdachte heeft gekocht, waarbij [getuige 1] verdachte op een foto heeft herkend.
Door en namens verdachte is — verkort en zakelijk weergegeven — aangevoerd dat hij, behoudens de poging tot inbraak in de woning gelegen aan de [d-straat 1] te Kerkdriel, geen inbraken of pogingen daartoe in Kerkdriel heeft gepleegd. Niet uit te sluiten valt dat een ander of anderen de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel heeft/hebben gepleegd. Met de voorhanden zijnde bewijsmiddelen zou naar het oordeel van de verdediging hooguit het onder 3 subsidiair ten laste gelegde — de heling van de telefoon — kunnen worden bewezen.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Op 15 december 2006 doet [betrokkene 4] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [c-straat 1] te Kerkdriel, gepleegd tussen 13 december 2006 te 22.30 uur en 14 december 2006 te 09.30 uur. Bij deze woninginbraak werd onder meer een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230I, kleur zilver, weggenomen.3. Het hof stelt vast dat verdachte later die nacht tussen 05.20 uur en 05.35 uur — zo erkent hij zelf — wordt betrapt bij een poging tot woninginbraak aan de [d-straat 1] te Kerkdriel. Daarbij is een stuk ijzerdraad gevonden, waarvan verdachte op de terechtzitting van het hof erkent dat hij dit heeft gebruikt om zich de toegang tot de woning te verschaffen. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat verdachte dit stuk ijzerdraad eerder die nacht al bij zich droeg. Ook in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel is geen braakschade aangetroffen, hetgeen er — gezien de overige omstandigheden — op wijst dat ook hier de dader moet zijn binnengekomen door middel van ‘hengelen.’ Blijkens een plattegrond van Kerkdriel liggen voornoemde woningen op korte afstand van elkaar. Het hof baseert zich in dit verband mede op de ANWB-routeplanner, waaruit blijkt dat de afstand tussen beide woningen over de weg 123 meter bedraagt.
Uit historische gegevens van de bij de woninginbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel weggenomen mobiele telefoon, voorzien van het IMEI-nummer [002], blijkt dat op 25 december 2006 het telefoonnummer 06-[003] in het toestel wordt geplaatst. Dit nummer staat op naam van [getuige 1], [g-straat 1] te Tilburg. Gevraagd naar de herkomst van deze telefoon verklaart [getuige 1] bij de politie dat hij het toestel, een Nokia 62301, op eerste kerstdag 2006 van een man heeft gekocht. Op 1 maart 2007 heeft er met getuige [getuige 1] een meervoudige fotoconfrontatie plaatsgevonden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij bij het aanwijzen van de foto met daarop de beeltenis van verdachte als degene die aan hem de mobiele telefoon heeft verkocht, heeft toegevoegd dat hij niet 100 procent zeker wist dat de door hem aangewezen persoon daadwerkelijk de verkoper was geweest. Het hof overweegt hieromtrent het navolgende. In het proces-verbaal van tonen selectie bij simultane bewijsconfrontatie relateert verbalisant [verbalisant 5] het volgende: ‘Ik liet de fotoselectie ongeveer 45 seconden aan de getuige zien.’ Terwijl de getuige naar de selectie keek, nam ik het volgende waar: Ik zag dat getuige naar alle foto's keek. Verder keek hij regelmatig naar foto 3. Vervolgens vroeg ik aan de getuige: ‘Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?’ Getuige antwoordde: ‘De persoon op foto nummer 3.’’ Het hof constateert dat de door verdachte ter terechtzitting geuite twijfel omtrent de door hem gedane herkenning niet uit het proces-verbaal blijkt. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen daarin is weergegeven. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop tussen de aankoop van de telefoon op 25 december 2006 en het horen van getuige [getuige 1] ter terechtzitting van 20 april 2009, alsmede gelet op het feit dat de getuige ter terechtzitting ten aanzien van de details omtrent die aankoop en omtrent de persoon van de verkoper geen actieve herinnering meer heeft, meer waarde dient te worden gehecht aan de verklaring die de getuige — kort na de aankoop van de mobiele telefoon — bij de politie heeft afgelegd.
Naar het oordeel van het hof is door de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden komen vast te staan dat verdachte zich ook aan de woninginbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel schuldig heeft gemaakt.
Het hof verwerpt het verweer dienaangaande.’
5.
Het eerste middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 01/845605-074.. Het zou niet duidelijk zijn aan welke wettige bewijsmiddelen het hof heeft ontleend dat de verdachte een videocamera, fotocamera, mobiele telefoon, sleutels, twee rijbewijzen, een horloge, twee portemonnees, een tas en een hoeveelheid geld ten bedrag van € 350,- heeft weggenomen met het oogmerk zich deze zaken toe te eigenen.
6.
Het hof heeft de bewezenverklaringen op de zogenoemde Promis-wijze gemotiveerd. Kenmerk van een dergelijke motivering is dat zij wordt toegespitst op de punten waarop de verdediging verweer voert. Dat bergt het risico in zich dat onderdelen van de tenlastelegging waarop de verdediging niet uitdrukkelijk verweer voert te weinig aandacht krijgen.5. Dat risico heeft zich in het onderhavige geval verwezenlijkt. Het bestreden arrest houdt niet de (eventueel zakelijk samengevatte) redengevende inhoud in van het bewijsmiddel waaraan het hof heeft ontleend dat bij de inbraak aan de [a-straat 1] te Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 ook een videocamera, een fotocamera, een mobiele telefoon, sleutels, twee rijbewijzen, een horloge, twee portemonnees, een tas en € 350,- zijn weggenomen.6. Uit de zakelijke weergave door het hof van de redengevende inhoud van het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] van 25 oktober 2007 voor zover inhoudende dat ‘onder meer’ vier bank/pinpassen zijn ontvreemd kan immers niet worden afgeleid dat de desbetreffende goederen en het genoemde geldbedrag uit de woning zijn gestolen.7.
7.
Ik meen evenwel dat dit motiveringsgebrek van zodanig ondergeschikte aard is dat het niet tot cassatie behoeft te leiden. Het is duidelijk dat het hof aan het genoemde proces-verbaal van aangifte heeft ontleend dat alle in de bewezenverklaring genoemde goederen en het daarin genoemde geldbedrag uit de woning aan de [a-straat 1] zijn gestolen.8. De Hoge Raad kan de bestreden uitspraak daarom mijns inziens aldus verbeterd lezen dat het hof met ‘onder meer’ heeft bedoeld: ‘de in de bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 01/845605-07 genoemde goederen en het daarin genoemde geldbedrag, waaronder’.9.10. Bij een dergelijke lezing van het arrest komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen.
8.
Het middel kan niet tot cassatie leiden.
9.
Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 01/845605-07 niet kan volgen uit de vaststellingen van het hof, meer in het bijzonder niet waar deze inhoudt dat de verdachte twee laptops, andere kaarten en passen, een paspoort, een fotocamera, een horloge, een mobiele telefoon, rij/kentekenbewijzen, een portemonnee en een hoeveelheid geld van ongeveer € 3.250,- heeft weggenomen. In de toelichting op het middel wordt de vaststelling van het hof dat uit de woning aan de [b-straat 1] ‘meerdere’ goederen zijn weggenomen, ‘waaronder’ een bankpas, een creditcard en de autosleutels behorende bij een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], daartoe onvoldoende geacht.
10.
Ook in dit geval meen ik dat het middel terecht is voorgesteld, maar niet tot cassatie behoeft te leiden. Het is duidelijk dat het hof met zijn overweging dat ‘meerdere goederen [zijn] weggenomen, waaronder’ de uitdrukkelijk genoemde, doelt op alle in de bewezenverklaring genoemde goederen en op het daarin genoemde geldbedrag en dat het zijn conclusie dat één en ander is weggenomen heeft ontleend aan het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 3] van 25 oktober 2007.11. De Hoge Raad kan de woorden ‘meerdere goederen’ verbeterd lezen als ‘de in de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 01/845605-07 genoemde goederen en het daarin genoemde geldbedrag’.
11.
Het derde middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 3 onder parketnummer 01/845605-07 en bevat twee motiveringsklachten.
12.
De tweede klacht in het middel is van hetzelfde laken een pak als de klachten in de eerste twee middelen. Geklaagd wordt dat uit de in het arrest vermelde redengevende feiten en omstandigheden niet kan volgen dat de verdachte een portefeuille, een hoeveelheid geld, vijf ringen, een videocamera, een fotocamera, een identiteitsbewijs, een bankpas, een winkelpas en een kentekenbewijs, toebehorende aan [betrokkene 4] heeft weggenomen. Dat de verdachte (ook) deze goederen heeft weggenomen kan niet volgen uit hetgeen het hof in het bestreden arrest heeft vermeld uit het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] van 15 december 2006, te weten dat ‘onder meer een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230I, kleur zilver, [is] weggenomen’. De klacht is daarom terecht voorgesteld. Dit behoeft mijns inziens niet tot cassatie te leiden, omdat duidelijk is dat het hof met het ‘meer’ in ‘onder meer’ doelt op de in de desbetreffende bewezenverklaring naast de mobiele telefoon genoemde goederen en de daarin genoemde hoeveelheid geld en dat het aan het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] van 15 december 2006 heeft ontleend dat ook die goederen en dat geld zijn gestolen.12. De Hoge Raad kan daarom de gewraakte overweging zo lezen dat daarin met ‘werd onder meer’ is bedoeld ‘werden de in de bewezenverklaring van feit 2 onder parketnummer 01/845605-07 genoemde goederen en het daarin genoemde geldbedrag, waaronder’.
13.
De eerste klacht van het middel klaagt dat aan de feitelijke vaststellingen van het hof niet kan worden ontleend dat de verdachte in de nacht van 13 op 14 december 2006 pas ‘later die nacht’ werd betrapt bij de inbraak aan de [d-straat 1] te Kerkdriel, zodat hij daarvóór de inbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel heeft kunnen plegen. Dat de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] vóór 5.20 uur heeft plaatsgevonden kan immers niet worden afgeleid uit de aangifte van [betrokkene 4], welke inhoudt dat de inbraak in zijn woning tussen 13 december 2006 te 22.30 uur en 14 december 2006 te 09.30 plaatsvond.
14.
Deze klacht faalt omdat de overweging van het hof dat de verdachte ‘later die nacht tussen 05.20 uur en 05.35 uur’ werd betrapt aan de [d-straat 1] zo gelezen kan worden dat de verdachte aldaar later in de desbetreffende nacht (namelijk tegen de ochtend) werd aangetroffen. Daarmee heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat het verweer van de verdediging dat de verdachte bij de inbraak aan de [d-straat 1] te Kerkdriel is betrapt, gewond is geraakt en toen naar het ziekenhuis is gegaan, zodat hij die nacht niet kan hebben ingebroken aan de [c-straat 1] te Kerkdriel (zie met name het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2009, p. 2) niet opgaat, omdat ook als de verdachte inderdaad die nacht naar het ziekenhuis is gegaan hij, gelet op de door hof genoemde tijdstippen, in de gelegenheid is geweest om voordien in te breken aan de [c-straat 1].
15.
Het middel kan niet tot cassatie leiden.
16.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑06‑2010
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte [betrokkene 1], opgenomen d.d. 25 oktober 2007 en afgesloten d.d. 29 oktober 2007, delictproces-verbaal I, doorgenummerde blz. 47–52.
Het ambtsedig proces-verbaal van aangifte [betrokkene 4], d.d. 15 december 2006, delictproces-verbaal II, doorgenummerde blz. 36–39.
Kennelijk bij vergissing is in de schriftuur het parketnummer 09/845605-07 vermeld.
Vgl. HR 15 mei 2007, NJ 2007, 387, m.nt. YB, ro. 5.6.2.
Vgl. HR 15 mei 2007, NJ 2007, 387, m.nt. YB, ro. 5.4.5.
Ter vergelijking: als het hof op de ‘ouderwetse’ manier een proces-verbaal houdende de verklaring van de aangever voor het bewijs had gebezigd en het voor het bewijs gebezigde deel van die verklaringen had slechts ingehouden dat ‘onder meer vier bank/pinpassen’ zijn gestolen, had dit evenmin volstaan voor het bewijs van alle in de bewezenverklaring afzonderlijk genoemde goederen en het daarin genoemde geldbedrag.
Dit proces-verbaal bevindt zich tussen de aan de Hoge Raad gezonden stukken en houdt onder meer in dat [betrokkene 1] aangifte heeft gedaan van inbraak in zijn woning, waarbij volgens de bij dit proces-verbaal gevoegde goederenbijlage een videocamera, fotocamera, mobiele telefoon, sleutels, twee rijbewijzen, een horloge, twee portemonnees (in de goederenbijlage wordt slechts één portemonnee vermeld, maar uit het proces-verbaal zelf volgt dat het om de portemonnees van [betrokkene 1] en van zijn vriendin ging), een tas en een hoeveelheid geld ten bedrage van € 350,- (verdeeld over de twee portemonnees) zijn weggenomen. Zie ook de aanvulling op het verkorte vonnis van de rechtbank, waarin dit proces-verbaal als bewijsmiddel is opgenomen, in welk verband ik terzijde wijs op HR 28 augustus 2007, NJ 2008, 96, mt.n. Reijntjes.
Dit lijkt mij de meest eenvoudige (zakelijke) weergave van de desbetreffende goederen en het desbetreffende geldbedrag. De Hoge Raad zou de motivering van het hof uiteraard ook in die zin verbeterd kunnen lezen dat deze inhoudt dat ‘een videocamera, een fotocamera, een mobiele telefoon, sleutels, twee rijbewijzen, een horloge, twee portemonnees, een tas en € 350,- en [vier bank/pinpassen]’ zijn ontvreemd.
Dit gaat iets verder dan wat de Hoge Raad in zijn arrest van 15 mei 2007, NJ 2007, 387, m.nt. YB, ro. 5.8.4 deed.
Dit proces-verbaal, met bijbehorende goederenbijlage, bevindt zich tussen de aan de Hoge Raad gezonden stukken en houdt in dat uit de woning van de aangever zijn weggenomen twee laptops, andere (credit)kaarten en (bank)passen, een paspoort, een fotocamera, een horloge, een mobiele telefoon, rij/kentekenbewijzen (de goederenbijlage vermeldt een rijbewijs, het proces-verbaal zelf ook ‘autopapieren’), een portemonnee en een hoeveelheid geld van ongeveer € 3.250,-. Zie ook de aanvulling op het verkorte vonnis van de rechtbank, waarin dit proces-verbaal als bewijsmiddel is opgenomen, in welk verband ik wederom terzijde wijs op HR 28 augustus 2007, NJ 2008, 96, mt.n. Reijntjes.
Dit proces-verbaal, inclusief een bijbehorende goederenbijlage, bevindt zich tussen de aan de Hoge Raad gezonden stukken en houdt in dat uit de desbetreffende woning (ook) zijn weggenomen een portefeuille, een hoeveelheid geld, vijf ringen, een videocamera, een fotocamera, een identiteitsbewijs, een bankpas, een winkelpas (van Esprit) en een kentekenbewijs. Zie ook hier weer de aanvulling op het verkorte vonnis van de rechtbank, waarin dit proces-verbaal als bewijsmiddel is opgenomen, in welk verband ik terzijde wijs op HR 28 augustus 2007, NJ 2008, 96, mt.n. Reijntjes.
Uitspraak 01‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Promis. De HR stelt het e.e.a. voorop t.a.v. van de promis-werkwijze (ontleend aan HR LJN BA0424). Het Hof heeft dat i.c. miskend. Het gebruik van bewoordingen als “onder meer” en “waaronder” is onvoldoende om de redengevend geachte inhoud van een bewijsmiddel zakelijk samen te vatten.
1 juni 2010
Strafkamer
nr. 09/02055
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 april 2009, nummer 20/002698-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie Nieuw Vosseveld" te Vught.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Het Hof heeft, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"Ten aanzien van parketnummer 01/845605-07
1.
hij op 25 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [a-straat 1] heeft weggenomen een laptop met toebehoren en een videocamera en een fotocamera en bank/pinpassen en een mobiele telefoon en sleutels en twee rijbewijzen en een horloge en twee portemonnees en een tas en een hoeveelheid geld ten bedrage van ongeveer 350 euro, toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2];
2.
hij op 25 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [b-straat 1] heeft weggenomen een autosleutel en twee laptops en een bankpas en een creditcard en andere kaarten en passen en een paspoort en een fotocamera en een horloge en een mobiele telefoon en rij/kentekenbewijzen en een portemonnee en een hoeveelheid geld ten bedrage van ongeveer 3.250 euro, toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak,
en
hij op 25 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening nabij een woning gelegen aan de [b-straat 1] heeft weggenomen een personenauto, Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-BB], toebehorende aan [betrokkene 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij op 14 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [c-straat 1] heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portefeuille en een hoeveelheid geld en vijf ringen en een videocamera en een fotocamera en een identiteitsbewijs en een bankpas en een winkelpas en een kentekenbewijs, toebehorende aan [betrokkene 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door met een (ijzer)draad, de deur te openen.
4.
hij op 14 december 2006 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [d-straat 1] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [betrokkene 4], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van een valse sleutel, die woning is binnengekomen/binnengedrongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 01/840949-08
1.
hij op 30 oktober 2007 te Sint-Oedenrode, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [e-straat 1] heeft weggenomen een televisie en een mobiele telefoon voorzien van navigatie en agenda (PDA) en een laptop en een videocamera en een filmcamera en een rijbewijs en een hoeveelheid geld ten bedrage van ongeveer 70 euro en een mobiele telefoon en een bankpas, toebehorende aan [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6];
2.
hij op 9 oktober 2007 te Steenwijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [f-straat 1] heeft weggenomen een mobiele telefoon en een hoeveelheid geld en een paspoort, toebehorende aan [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8];
3.
hij op 5 november 2007 te Schijndel als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van enig wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling was verklaard."
2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering heeft het Hof het volgende overwogen:
"Bewijsmotivering
A. Feiten die verdachte heeft bekend.
Ten aanzien van feit 4 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07 en feit 2 en feit 3 van de dagvaarding met parketnummer 01/840949-08.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 heeft verdachte verklaard dat hij zich op 14 december 2006 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning, gelegen aan de [d-straat 1] te Kerkdriel. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich daarbij de toegang tot de woning heeft verschaft door met een ijzerdraad te hengelen bij het slot van de voordeur. Van dit feit is op 14 december 2006 aangifte gedaan door [betrokkene 4]. Uit de aangifte blijkt dat de dader van deze poging tot inbraak is gevlucht door een raam van de voordeur, waarbij hij zich heeft verwond en bloed heeft achtergelaten. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het aangetroffen bloed van verdachte is.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 eveneens erkend dat hij op 9 oktober 2007 goederen heeft weggenomen bij een woninginbraak op het adres [f-straat 1] te Steenwijk. Van dit feit is op 9 oktober 2007 aangifte gedaan door [betrokkene 7], die daarbij mede namens haar zoon [betrokkene 8] optrad. Nu uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte zich daarbij de toegang tot de woning heeft verschaft door te hengelen en verdachte hierover niets heeft verklaard, zal het hof hem vrijspreken van deze strafverzwarende omstandigheid.
Ten slotte heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 verklaard dat hij zich op 5 november 2007 te Schijndel bevond, terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Te dien aanzien is verder relevant het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie, gedateerd 13 augustus 1998, waarbij verdachte krachtens artikel 21, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet tot ongewenste vreemdeling is verklaard en de uitreiking van deze beschikking in persoon aan verdachte op 18 september 1998.
Op grond van het voorgaande acht het hof voornoemde feiten wettig en overtuigend bewezen.
B. Feiten die verdachte heeft ontkend.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07 en feit 1 van de dagvaarding met parketnummer 01/840949-08.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van de feiten zoals deze primair ten laste zijn gelegd, nu uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat verdachte degene was die de woninginbraken te Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 en op 30 oktober 2007 heeft gepleegd. Verdachte heeft het door hem geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk kunnen maken.
Door en namens verdachte is - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraken in Sint-Oedenrode op 25 oktober 2007 in de woningen gelegen aan de [a-straat 1] en aan de [b-straat 1] en op 30 oktober 2007 in de woning gelegen aan de [e-straat 1], niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte elke betrokkenheid bij deze feiten ontkent. Voorts zijn er geen sporen gevonden die duiden op de aanwezigheid van verdachte in of nabij voornoemde woningen. De muts die door de politie werd aangetroffen in de door verdachte bestuurde auto en die mogelijk zou zijn gebruikt bij pintransacties met de uit voornoemde woningen weggenomen bank/pinpassen is niet nader onderzocht op sporen. De eerste rechter heeft bovendien ten onrechte waarde gehecht aan de verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon nooit langdurig uitleent en dat hij, als hij dit wel doet, daarbij zelf altijd aanwezig is. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat het feit dat zendmasten in de buurt van de plaatsen waar voornoemde woninginbraken zijn gepleegd het signaal van zijn mobiele telefoon opvingen, kan worden verklaard door het feit dat hij zijn mobiele telefoon regelmatig liet rondslingeren. Volgens verdachte heeft hij zijn mobiele telefoon op de avonden van de woninginbraken in een personenauto van het merk Alfa Romeo laten liggen. Zijn huisgenoten konden eveneens over deze personenauto beschikken. Ook de modus operandi bij de woninginbraken, het zogenaamde hengelen, kan naar het oordeel van de verdediging niet bijdragen tot een bewezenverklaring, nu dit een veelgebruikte wijze van inbreken is en deze methode bij de woninginbraak aan de [b-straat 1] niet is gebruikt. Bij afwezigheid van hard bewijs dient verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Op 25 oktober 2007 doet [betrokkene 3] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [b-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd tussen 24 oktober 2007 te 23.45 uur en 25 oktober 2007 te 06.45 uur. Bij deze woninginbraak werden meerdere goederen weggenomen, waaronder een bankpas, een creditcard en de autosleutels behorende bij een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Uit onderzoek is gebleken dat op 25 oktober 2007 omstreeks 01.56 uur werd getracht met de weggenomen creditcard geld op te nemen uit de geldautomaat van de Rabobank gelegen aan de Markt 19 te Sint-Oedenrode.
Op 25 oktober 2007 doet [betrokkene 1] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [a-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd op 25 oktober 2007 tussen 03.00 uur en 04.00 uur. Bij deze woninginbraak werden onder meer 4 bank/pinpassen weggenomen. Onderzoek wijst uit dat op 25 oktober 2007 tussen 03.56 uur en 04.02 uur is getracht met deze passen geld op te nemen bij voornoemde Rabobank. Op de door de Rabobank ter beschikking gestelde beelden van deze mistransacties is te zien dat de persoon bij de pinautomaat een donkerkleurige muts met verticale banen over het hoofd draagt, met twee gaten voor de ogen. Aan de hand van de kleding, het schoeisel en het postuur kan worden vastgesteld dat de persoon, welke omstreeks 01.56 uur bij de pinautomaat te zien is, dezelfde is als de persoon die omstreeks 03.56 uur bij de pinautomaat staat.
Op 30 oktober 2007 doet [betrokkene 5] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [e-straat 1] te Sint-Oedenrode, gepleegd op 30 oktober 2007 tussen 00.10 uur en 07.30 uur. Hierbij werd eveneens, naast andere goederen, een bankpas weggenomen. Onderzoek heeft aangetoond dat een persoon met een muts met verticale banen en gaten voor de ogen op 30 oktober 2007 heeft gepoogd met deze pas geld op te nemen bij de ABN Amro bank [griffier: gelegen aan de Firmamentlaan] te Eindhoven. De muts komt sterk overeen met de muts die door de persoon op de beeldopnamen van 25 oktober 2007 werd gedragen bij de mistransacties bij de Rabobank te Sint-Oedenrode.
Als verdachte op 5 november 2007 staande wordt gehouden als bestuurder en enige inzittende van een personenauto van het merk Alfa Romeo, voorzien van het kenteken [CC-00-DD], treft de politie in de auto een wollen muts aan waarin twee gaten geknipt zijn. Verbalisanten [verbalisant 1 en 2] bekijken vervolgens enkele foto's van de mistransacties op 25 oktober 2007 bij de Rabobank te Sint-Oedenrode en herkennen de muts op de foto's als de muts die zij hebben aangetroffen in het voertuig waarin verdachte reed aan de kleur, de gaten en een los draadje. De muts wordt hierop getoond aan verbalisanten [verbalisant 3 en 4], die waarnemen dat deze zeer sterk overeenkomt met de muts op de beeldopnamen van 25 oktober 2007 van de camera bij de Rabobank te Sint-Oedenrode. De eigenaar van de Alfa Romeo waarin de muts is aangetroffen, [betrokkene 9], heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat de muts niet in de auto lag toen hij deze aan verdachte in gebruik gaf.
Uit historische printgegevens van de bij verdachte in gebruik zijnde mobiele telefoon, voorzien van het telefoonnummer 06-[001], is gebleken dat deze in de nacht van 25 oktober 2007 tussen 03.34.45 uur en 04.12.09 uur een aantal malen een mast heeft gekozen aan de Kerkstraat te Sint-Oedenrode en tussen 05.35.08 en 07.08.43 uur aan de John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven. Ook in de nacht van 30 oktober 2007 kiest de mobiele telefoon van verdachte om 01.24.58 uur een mast aan op de Kerkstraat te Sint-Oedenrode en om 06.27.10 uur op de John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven. Uit de door de politie bijgevoegde plattegrond blijkt dat de locatie John F. Kennedylaan / De Koppele te Eindhoven is gelegen nabij de Firmamentlaan te Eindhoven, de locatie waar op 30 oktober 2007 is gepoogd met een gestolen bankpas te pinnen.
Naar het oordeel van het hof komen uit voornoemde feiten sterke aanwijzingen naar voren over het daderschap van verdachte, maar sluiten zij het door de verdediging geschetste scenario dat niet verdachte, maar een ander deze woninginbraken heeft gepleegd, niet geheel uit. De politie heeft echter bij [betrokkene 10] een laptop, [griffier: merk Acer] type Aspire 5102, aangetroffen die afkomstig was van de woninginbraak op het adres [a-straat 1] te Sint-Oedenrode en een laptop, type Aspire 1350 en een PDA afkomstig van de woninginbraak op het adres [e-straat 1] te Sint-Oedenrode. De partner van aangever [betrokkene 1], [betrokkene 2], herkent de door de politie getoonde laptop als de laptop die bij hen op het adres [a-straat 1] is ontvreemd. Ook aangever [betrokkene 5] herkent de door de politie getoonde PDA en laptop als zijn eigendommen.
[Betrokkene 10] heeft bij de politie verklaard dat hij laptops van het merk Acer en de PDA heeft gekocht van een Marokkaanse man. Als de politie hem vervolgens een tweeluik foto toont, herkent [betrokkene 10] de man op de foto's als de verkoper van de laptops. De getoonde foto's zijn van verdachte [verdachte]. Bij de rechter-commissaris en op de zitting van het hof blijft [betrokkene 10] bij zijn verklaring en op de zitting van het hof wijst hij de daar aanwezige verdachte aan als degene van wie hij de genoemde goederen heeft gekocht.
Het hof acht de door getuige [betrokkene 10] bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring geloofwaardig, nu de getuige consequent en stellig verklaart dat hij de bij hem aangetroffen goederen, die afkomstig bleken te zijn van voornoemde woninginbraken, van verdachte heeft gekocht. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij nooit iets heeft verkocht aan [betrokkene 10], maar gelet op de verklaring van [betrokkene 10] beschouwt het hof deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig. Daar komt bij dat door de verdediging een handgeschreven brief is overgelegd die zogenaamd van [betrokkene 10] afkomstig is en die voor de verdachte ontlastend is, maar waarvan [betrokkene 10] op overtuigende wijze duidelijk heeft gemaakt dat deze brief niet door of namens hem is geschreven. De verdachte is er kennelijk veel aan gelegen om te voorkomen dat hij in rechtstreeks verband wordt gebracht met de bij de onderhavige inbraken gestolen goederen. Het hof heeft dit rechtstreekse verband echter wel op grond van de verklaring van [betrokkene 10].
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario door de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wordt weerlegd.
Gelet op het feit dat het hof bewezen acht dat verdachte voornoemde woninginbraken te Sint-Oedenrode heeft gepleegd, acht het hof eveneens bewezen dat verdachte, met de bij de inbraak in de woning aan de [b-straat 1] ontvreemde autosleutels, vervolgens de personenauto van aangever [betrokkene 3] heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 3 van de dagvaarding met parketnummer 01/845605-07.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, nu de bij de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel weggenomen mobiele telefoon bij [getuige 1] is aangetroffen en deze heeft verklaard dat hij de telefoon van verdachte heeft gekocht, waarbij [getuige 1] verdachte op een foto heeft herkend.
Door en namens verdachte is - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij, behoudens de poging tot inbraak in de woning gelegen aan de [d-straat 1] te Kerkdriel, geen inbraken of pogingen daartoe in Kerkdriel heeft gepleegd. Niet uit te sluiten valt dat een ander of anderen de inbraak in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel heeft/hebben gepleegd. Met de voorhanden zijnde bewijsmiddelen zou naar het oordeel van de verdediging hooguit het onder 3 subsidiair ten laste gelegde - de heling van de telefoon - kunnen worden bewezen.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Op 15 december 2006 doet [betrokkene 4] aangifte van inbraak in zijn woning, gelegen aan de [c-straat 1] te Kerkdriel, gepleegd tussen 13 december 2006 te 22.30 uur en 14 december 2006 te 09.30 uur. Bij deze woninginbraak werd onder meer een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230I, kleur zilver, weggenomen. Het hof stelt vast dat verdachte later die nacht tussen 05.20 uur en 05.35 uur - zo erkent hij zelf - wordt betrapt bij een poging tot woninginbraak aan de [d-straat 1] te Kerkdriel. Daarbij is een stuk ijzerdraad gevonden, waarvan verdachte op de terechtzitting van het hof erkent dat hij dit heeft gebruikt om zich de toegang tot de woning te verschaffen. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat verdachte dit stuk ijzerdraad eerder die nacht al bij zich droeg. Ook in de woning aan de [c-straat 1] te Kerkdriel is geen braakschade aangetroffen, hetgeen er - gezien de overige omstandigheden - op wijst dat ook hier de dader moet zijn binnengekomen door middel van "hengelen." Blijkens een plattegrond van Kerkdriel liggen voornoemde woningen op korte afstand van elkaar. Het hof baseert zich in dit verband mede op de ANWB-routeplanner, waaruit blijkt dat de afstand tussen beide woningen over de weg 123 meter bedraagt. Uit historische gegevens van de bij de woninginbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel weggenomen mobiele telefoon, voorzien van het IMEI-nummer [002], blijkt dat op 25 december 2006 het telefoonnummer 06-[003] in het toestel wordt geplaatst. Dit nummer staat op naam van [getuige 1], [g-straat 1] te Tilburg. Gevraagd naar de herkomst van deze telefoon verklaart [getuige 1] bij de politie dat hij het toestel, een Nokia 6230I, op eerste kerstdag 2006 van een man heeft gekocht. Op 1 maart 2007 heeft er met getuige [getuige 1] een meervoudige fotoconfrontatie plaatsgevonden. Ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2009 heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij bij het aanwijzen van de foto met daarop de beeltenis van verdachte als degene die aan hem de mobiele telefoon heeft verkocht, heeft toegevoegd dat hij niet 100 procent zeker wist dat de door hem aangewezen persoon daadwerkelijk de verkoper was geweest. Het hof overweegt hieromtrent het navolgende. In het proces-verbaal van tonen selectie bij simultane bewijsconfrontatie relateert verbalisant [verbalisant 5] het volgende: "Ik liet de fotoselectie ongeveer 45 seconden aan de getuige zien. Terwijl de getuige naar de selectie keek, nam ik het volgende waar: Ik zag dat getuige naar alle foto's keek. Verder keek hij regelmatig naar foto 3. Vervolgens vroeg ik aan de getuige: "Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?" Getuige antwoordde: "De persoon op foto nummer 3."" Het hof constateert dat de door verdachte ter terechtzitting geuite twijfel omtrent de door hem gedane herkenning niet uit het proces-verbaal blijkt. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen daarin is weergegeven. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop tussen de aankoop van de telefoon op 25 december 2006 en het horen van getuige [getuige 1] ter terechtzitting van 20 april 2009, alsmede gelet op het feit dat de getuige ter terechtzitting ten aanzien van de details omtrent die aankoop en omtrent de persoon van de verkoper geen actieve herinnering meer heeft, meer waarde dient te worden gehecht aan de verklaring die de getuige - kort na de aankoop van de mobiele telefoon - bij de politie heeft afgelegd.
Naar het oordeel van het hof is door de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden komen vast te staan dat verdachte zich ook aan de woninginbraak aan de [c-straat 1] te Kerkdriel schuldig heeft gemaakt.
Het hof verwerpt het verweer dienaangaande.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna te melden."
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De middelen klagen dat de bewezenverklaringen in de zaak met het parketnummer 01/845605-07 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet steunen op de gebezigde bewijsvoering. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2. Het Hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring van het in de zaak met het parketnummer 01/845605-07 onder 1 tenlastegelegde overwogen dat bij deze woninginbraak "onder meer 4 bank/pinpassen" werden weggenomen. Daarbij heeft het Hof in een voetnoot verwezen naar een ambtsedig proces-verbaal van de aangifte van [betrokkene 1] met bijbehorende goederenbijlage. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het in de zaak met het parketnummer 01/845605-07 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft het Hof overwogen dat bij deze woninginbraken meerdere goederen werden weggenomen "waaronder een bankpas, een creditcard en de autosleutels behorende bij een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]" onderscheidenlijk dat daarbij "onder meer een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230I, kleur zilver" werd weggenomen. Daarbij heeft het Hof in een tweetal voetnoten verwezen naar de ambtsedige processen-verbaal van de aangifte van [betrokkene 3] onderscheidenlijk van [betrokkene 4]. Aan beide processen-verbaal is een goederenbijlage gehecht.
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
3.4. Aan zijn arrest van 15 mei 2007, LJN BA0424, NJ 2007, 387 ontleent de Hoge Raad de volgende vooropstelling.
Het wettelijk stelsel moet aldus worden begrepen dat de motivering van de bewezenverklaring - behoudens indien sprake is van een bekennende verdachte - op zijn minst dient te bestaan uit de weergave in het vonnis van die onderdelen van de bewijsmiddelen die de rechter redengevend acht voor de bewezenverklaring.
De werkwijze om de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te vermelden in een bewijsredenering waarbij wordt volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend en waarbij de redengevende inhoud van een bewijsmiddel zakelijk wordt samengevat, is op zichzelf niet onverenigbaar met het motiveringsvoorschrift van art. 359, derde lid, Sv. In die samenvatting zal de redengevend geachte inhoud van het bewijsmiddel geen geweld mogen worden aangedaan.
Wel zullen de redengevende feiten en omstandigheden moeten worden onderscheiden van gevolgtrekkingen - geheel of ten dele van feitelijke aard - die de rechter aan die feiten en omstandigheden verbindt. Waar met een dergelijke gevolgtrekking wordt volstaan zonder dat de onderliggende redengevende feiten en omstandigheden worden opgenomen, is aan het wettelijk motiveringsvereiste niet voldaan.
3.5. Door de bewezenverklaring van het in de zaak met het parketnummer 01/845605-07 onder 1 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte naast de bewezenverklaarde bank/pinpassen ook nog "een laptop met toebehoren, een videocamera, een fotocamera, een mobiele telefoon, sleutels, twee rijbewijzen, een horloge, twee portemonnees, een tas en een hoeveelheid geld ten bedrage van ongeveer 350 euro" heeft weggenomen, te motiveren op de hiervoor onder 3.2 weergegeven wijze, heeft het Hof miskend hetgeen hiervoor is vooropgesteld. Het gebruik van bewoordingen als "onder meer" en "waaronder" is onvoldoende om die redengevend geachte inhoud van een bewijsmiddel zakelijk samen te vatten.
Hetzelfde heeft te gelden voor de motivering van de bewezenverklaring van het in de zaak met het parketnummer 01/845605 onder 2 en 3 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte behoudens de in feit 2 genoemde bankpas, creditcard en autosleutel en de in feit 3 genoemde mobiele telefoon, de overige in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen. Ook deze bewezenverklaringen zijn derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.6. De middelen slagen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met het parketnummer 01/845605-07 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, J. de Hullu, W.F. Groos en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 1 juni 2010.