Hof Arnhem-Leeuwarden, 22-04-2016, nr. 200.184.580
ECLI:NL:GHARL:2016:3215
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
22-04-2016
- Zaaknummer
200.184.580
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:3215, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 22‑04‑2016; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2016/1222
AR 2016/1529
AR-Updates.nl 2016-0462 met annotatie van A.R. Houweling
Uitspraak 22‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Wwz Ontslag op staande voet. (Voorwaardelijke) ontbinding.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.184.580
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht 4419994)
beschikking van 22 april 2016
inzake
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker, verweerder in het tegenverzoek en in de nevenvordering,hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J. van Overdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SKF B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verweerster in hoger beroep,in eerste aanleg: verweerster, verzoekster in het tegenverzoek en in de nevenvordering,
hierna: SKF,
advocaat: mr. A.P.J. van Beurden.
1. 1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van2 december 2015 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:- het beroepschrift met producties van [verzoeker] , binnengekomen bij de griffie van het hof op 28 januari 2016,- het verweerschrift met producties van SKF,
- de mondelinge behandeling op 18 maart 2016, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op
29 april 2016.
2.3
[verzoeker] verzoekt in hoger beroep dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw beschikkende, bij beschikking:
primair:
I. voor recht zal verklaren dat:
1. aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] door SKF d.d. 4 augustus
2015 geen dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW ten grondslag ligt;
2. er geen grond is voor SKF om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] ex artikel 7:669 lid 1 juncto lid 3 sub e BW en/of wegens een verstoorde arbeidsverhouding ex artikel 7:669 lid 1 juncto lid 3 sub g BW en evenmin wegens de andere gronden opgenomen in artikel 7:669 BW;
3. er geen grond is voor SKF om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voorwaardelijk te ontbinden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] ex artikel 7:669 lid 1 juncto lid 3 sub e BW en/of wegens een verstoorde arbeidsverhouding ex artikel 7:669 lid 1 juncto lid 3 sub g BW en evenmin wegens de andere gronden opgenomen in artikel 7:669 BW;
II. SKF zal veroordelen - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - om:
a. de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] met ingang van 4 augustus 2015 te herstellen op basis van dezelfde arbeidsvoorwaarden als vóór de opzegging, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat SKF dit na betekening van de in deze zaak te wijzen beschikking nog mocht nalaten;
III. SKF - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - zal veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
a. het brutoloon van € 3.313,59 bruto per maand te vermeerderen met de 8% vakantietoeslag, de overige emolumenten en eventuele generieke en/of periodieke loonsverhogingen, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen en zolang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd;
b. de wettelijke verhoging ad 50% als bedoeld in artikel 7:625 BW over het onder a. genoemde bruto maandloon c.a.;
c. de wettelijke rente over de onder a. en b. (het hof leest) verzochte bedragen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. een voorziening ex artikel 7:683 lid 4 juncto 7:682 lid 6 BW zal treffen voor het geval het opzeggen van de arbeidsovereenkomst onomkeerbare gevolgen heeft of blijkt te hebben voor de opbouw van het pensioen van [verzoeker] in de periode dat de arbeidsovereenkomst opgezegd is geweest;
Subsidiair:
mocht het hof van oordeel zijn dat herstel van de arbeidsovereenkomst eerst per toekomende tijd mogelijk is, verzoekt [verzoeker] dat het hof (het hof leest) bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. SKF per de eerst mogelijke datum zal veroordelen om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te herstellen op basis van dezelfde arbeidsvoorwaarden als vóór de opzegging, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat SKF dit na betekening van de in deze zaak te wijzen beschikking nog mocht nalaten;
b. hem bij wijze van voorziening ex artikel 7:683 lid 4 juncto 7:682 lid 6 BW, ten laste van SKF een schadevergoeding zal toekennen dan wel een bedrag gelijk aan het loon c.a. dat SKF verschuldigd is vanaf 4 augustus 2015 tot en met de datum waarop de arbeidsovereenkomst is hersteld, en dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, zulks vanaf de datum waarop het loon c.a. opeisbaar zou zijn geweest tot aan de datum waarop de toegekende schadevergoeding dan wel het toegekende bedrag geheel is voldaan door SKF;
c. een voorziening ex artikel 7:683 lid 4 juncto 7:682 lid 6 BW zal treffen voor niet opgebouwd pensioen over de periode dat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] was geëindigd;
d. SKF vanaf de datum dat de arbeidsovereenkomst is hersteld zal veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het brutoloon van € 3.313,59 per maand te vermeerderen met de 8% vakantietoeslag, de overige emolumenten en eventuele generieke en/of periodieke loonsverhogingen, zulks op de gebruikelijk wijze en tijdstippen en zolang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd en dit, voor zover dit loon c.a. door SKF te laat is betaald te vermeerderen met de wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening;
meer subsidiair: in het geval het hof oordeelt dat de kantonrechter de ontbinding ten onrechte heeft toegewezen en er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [verzoeker] , maar het hof SKF niet veroordeelt tot herstel van de arbeidsovereenkomst, verzoekt [verzoeker] dat het hof (het hof leest) bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SKF zal veroordelen tot betaling van:
a. een bedrag van € 6.262,69 bruto als de transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de transitievergoeding is verschuldigd tot aan de datum van algehele voldoening;
b. een bedrag van € 18.788,05 bruto als de billijke vergoeding in de zin van artikel 7:683 lid 3 BW, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de datum van algehele voldoening;
c. een bedrag van € 35.000,- bruto als de billijke vergoeding in de zin van artikel 7:681 lid 1 BW nu SKF heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de datum van algehele voldoening;
nog meer subsidiair:
in het geval het hof oordeelt dat er wel degelijk sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verzoeker] verzoekt hij dat het hof ( het hof leest) bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, SKF op grond van artikel 7:673 lid 8 BW zal veroordelen tot het uitbetalen van een transitievergoeding van € 6.262,69 bruto, nu het niet toekennen daarvan gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
uiterst subsidiair: in het geval [verzoeker] er toch voor kiest om te berusten in de opzegging van de arbeidsovereenkomst (de switch), verzoekt hij dat het hof (het hof leest) bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, SKF zal veroordelen tot:
a. betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon c.a. over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging (2 maanden opzegtermijn) had behoren voort te duren, daarbij rekening houdend met de dag waartegen kon worden opgezegd door SKF ex artikel 7:672 lid 9 BW en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan datum der algehele voldoening;
b. betaling van de transitievergoeding van € 6.262,69 bruto, nu er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoeker] , en het achterwege laten van een transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en de transitievergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze verschuldigd is tot aan de datum waarop deze geheel is voldaan door SKF;
c. betaling van een bedrag van € 35.000,- bruto als de billijke vergoeding in de zin van artikel 7:681 lid 1 BW, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de datum van algehele voldoening;
primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en uiterst subsidiair:
SKF zal veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede de procedure in eerste aanleg bij de kantonrechter, het salaris van de gemachtigde, het griffierecht daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
3. De vaststaande feiten
3.1
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1973, is op 1 september 2010 in dienst getreden van SKF als mechanical service engineer tegen een laatstgenoten salaris van € 3.313,59 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een variabel salaris. SKF heeft in 2012 en 2014 een bruto variabel salaris aan [verzoeker] toegekend van respectievelijk € 483,- en
€ 3.814,-. In 2013 is geen variabel salaris aan [verzoeker] toegekend.
3.2
In de tussen partijen gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst is onder andere het volgende vermeld:“General employment conditionsThe employee will be subject to the current general employment conditions of SKF B.V. and all other company rules, and to any changes, which may be made in these in the future.”
3.3
In een document getiteld “Declareren dat doe je zo” is onder andere het volgende vermeld:“Belangrijk bij declareren is dat de administratieve uitvoering zo correct mogelijk verloopt. Hier is de medewerker, maar ook de leidinggevende verantwoordelijk voor.
(…)Werkwijze van declareren1. Het declaratieformulier is beschikbaar op intranet (…). Vul het formulier in, print het uit. Voeg de originele bonnen bij het formulier en stuur het formulier naar je manager.2. De manager accordeert de declaratie in de daarvoor aangegeven ruimte.(…)3. De controller of de afdeling Finance controleert de declaratie en zorgt voor betaling.(…)
Controlestappen1. Je bent zelf verantwoordelijk voor het indienen van correcte declaraties. Dat betekent ook dat je de maximaal te declareren bedragen uit de onkostenregeling correct toepast.2. De bevoegde leidinggevende controleert de juistheid van de ingediende declaraties aan de hand van de geldende arbeidsvoorwaardelijke regelingen. Hierna keurt hij/zij de declaratie goed of af.3. Juiste declaraties worden via Finance uitbetaald.
(…)4. Houd je je niet aan de regels of pleeg je fraude door onjuiste of niet toegestane, declaraties in te dienen, dan moet je rekening houden met passende sancties.(…)6. Gemaakte kosten die voor declaratie in aanmerking komen, dienen binnen 6 maanden gedeclareerd te worden.”
3.4
In een handleiding getiteld “Expense claim” is onder andere het volgende vermeld:“4 Lunch
Here you enter personal lunches during business trips. The maximum amount is € 12,50. If you claim a higher amount, the total amount is shown and the box will color amber:Steps:1. You should bring back the amount to a maximum of € 12,50.(…)5 DinnerHere you enter personal dinners during business trips. The maximum amount is € 35,00. If you claim a higher amount, the total amount is shown and the box will color amber.Steps:1. You should bring back the amount to maximum € 35,00.”
3.5
In een e-mailbericht van 22 april 2011 van SKF aan haar personeel is onder andere het volgende vermeld:“Subject: expense claims(…)We kept track of all expenses claimed for lunch and dinner during the last half year. We learned that for lunch everybody manage well within the €12.50. For dinner we saw that in some places some people went slightly over the €30.After consulting the Tax Authorities, we are glad to announce that the maximum costs that can be claimed for dinner will be €35 as from 1 April 2011.
Furthermore we discussed the flexibility for people to decide when they use dinner. As for some cultures it is more normal to take something like a dinner at noon and a light meal in the evening. We also agreed that this flexibility is granted. So: during a business travel it is possible to use lunch or dinner flexible during the day. Meaning: dinner (€35) can be taken at noon and lunch (€12.50) can be taken in the evening. This is up to you.
The policy will be adjusted as mentioned above.”
3.6
In de arbeidsvoorwaardenregeling van SKF van maart 2013 is onder andere het volgende vermeld:“6 Overige beloningen en vergoedingen(…)6.4 Verblijfkosten dienstreizenIn deze regeling zijn de vergoedingen opgenomen voor verblijfskosten bij dienstreizen. Zie onderstaand de uitwerking van wat hieronder wordt verstaan.
Als uitgangspunt geldt dat de in redelijkheid gemaakte verblijfkosten voor dienstreizen worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte kosten, daarbij zijn in overleg met de Belastingdienst maximum bedragen vastgesteld voor middag- en avondmaaltijden. Bij de declaratie dienen de originele rekeningen te worden overlegd.
(…)
LunchkostenIndien er in verband met een dienstreis niet in een van de SKF accommodaties geluncht kan worden, kan de middagmaaltijd in een externe lokaliteit worden genuttigd. De hieraan verbonden kosten worden vergoed tot een maximum bedrag van € 12,50 per lunch. Daarvoor gelden de volgende regels:1. er kan maximaal één lunch per medewerker per dag gedeclareerd worden(…)AvondmaaltijdkostenIn verband met een dienstreis kan de avondmaaltijd worden genuttigd tot een maximum bedrag van € 35. Daarvoor gelden de volgende regels:1. er kan maximaal één avondmaaltijd per medewerker per dag gedeclareerd worden.(…)3. De dienstreis (exclusief benodigde tijd voor het eten van de avondmaaltijd) duurt in ieder geval tot 20:00 uur
ConsumptiesConsumpties gedurende een dienstreis kunnen in redelijkheid gedeclareerd worden na overlegging van de rekening.
(…)” De arbeidsvoorwaardenregelingen van SKF van 2014 en juli 2015 bevatten eenzelfde regeling. 3.7 Op 4 augustus 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] enerzijds en de heer [A] (Field Service en Project Engineering Teamleader bij SKF) en mevrouw [B] (Company Director bij SKF) anderzijds. [verzoeker] is daarbij, aan de hand van een door SKF opgesteld overzicht met 199 declaraties, verzocht uitleg te geven over volgens SKF geconstateerde onregelmatigheden in zijn declaraties. SKF heeft aangegeven dat het merendeel van 199 door [verzoeker] ingediende declaraties voor lunch en diner niet aan de geldende regels voldeed.
3.8
SKF heeft [verzoeker] naar aanleiding van dit gesprek mondeling op 4 augustus 2015 op staande voet ontslagen. Dit ontslag is [verzoeker] schriftelijk bevestigd bij brief van diezelfde dattum. SKF heeft per deze datum een eindafrekening opgesteld en het loon tot deze datum aan [verzoeker] betaald.
3.9
In de brief van 4 augustus 2015 van SKF aan [verzoeker] is onder andere het volgende vermeld:“Naar aanleiding van een recente melding over twijfelachtige/onduidelijke declaraties hebben wij daar onderzoek naar gedaan. Wij hebben in het onderzoek uw declaraties van 2013, 2014 en 2015 nader bekeken. Uit dit onderzoek is gebleken dat u in ieder geval sinds 2013 veelvuldig onjuiste en onterechte declaraties hebt ingediend. Volgens de binnen SKF geldende arbeidsvoorwaarden, is het u toegestaan om onder bepaalde voorwaarden kosten verbonden aan lunches en avondmaaltijden te declareren. Voor lunchkosten geldt dat indien er in verband met een dienstreis niet in een van de SKF accommodaties geluncht kan worden, de middagmaaltijd op een externe locatie kan worden genuttigd en dat de daaraan verbonden kosten tot een maximum bedrag van € 12,50 per lunch kunnen worden gedeclareerd (maximaal één lunch per medewerker per dag). Voor de avondmaaltijd geldt dat in verband met een dienstreis de avondmaaltijd tot een bedrag van € 35,- kan worden gedeclareerd indien een diensttijd tot ten minste 20.00 uur duurt (exclusief benodigde tijd voor het eten van de avondmaaltijd). Ook hiervoor geldt dat maximaal één avondmaaltijd per medewerker per dag gedeclareerd kan worden.
In ons gesprek van 4 augustus 2015 zijn wij alle 199 door u gedeclareerde bonnen doorgelopen en bent u geconfronteerd met onze bevindingen. U bent hierbij in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
U blijkt zeer frequent in strijd te hebben gehandeld met de hiervoor beschreven regels, in ieder geval sinds januari 2013. Zo hebt u diverse keren bonnetjes onder de noemer van ‘lunch’ of ‘dinner’ gedeclareerd, terwijl de aankoop vroeg in de ochtend bij een tankstation werd gedaan en uit de aankoopbon overduidelijk blijkt dat het niet ging om een lunch of diner. Enkele voorbeelden: (…)
Tijdens het gesprek hebt u aangegeven dat u ‘s ochtends de lunch kocht voor de
middag, echter na alle bonnen doorlopen te hebben, heeft u dit ook weer
tegengesproken omdat dit voor sommige bonnen niet het geval was en u ook weleens
meerdere lunches op een dag hebt gedeclareerd.
Ook hebt u bijvoorbeeld een bonnetje van ‘Visservice [C] ’ ingediend dat zag op
een aankoop van onder andere haring en kibbeling op zaterdag 15 juni 2013. Voor
deze bon kon u niet verklaren waarom u deze bij SKF had ingediend.
Verder hebt u veelvuldig ten onrechte diners gedeclareerd, zoals bijvoorbeeld:(…)
Tijdens het gesprek heeft u aangegeven dat u waarschijnlijk met uw vrouw/familie sommige bij SKF gedeclareerde maaltijden heeft genuttigd, met name daar waar het de Pizzeria/Chinees betrof.
Verder hebt u ook diverse keren dubbel gedeclareerd. Oftewel: 2x diner of 2x lunch met betrekking tot dezelfde dag. Bijvoorbeeld: (…)De bovenstaande opsommingen geven slechts enkele voorbeelden. In het kader van het onderzoek hebben wij namelijk met betrekking tot de periode van januari 2013 tot heden 199 van uw bonnen gecontroleerd en hebben wij geconstateerd dat daarvan slechts 50 valide lijken te zijn en dus zeker 75% (!) ten onrechte/onjuist. Daarnaast is gebleken dat u de declaraties verspreid hebt ingediend (dus niet in chronologische volgorde). Voorts hebt u enkele declaraties meer dan zes maanden na datum ingediend, soms wel 12 maanden later
(…)Voor ons staat vast dat u zich schuldig hebt gemaakt aan het veelvuldig indienen van onjuiste en onterechte declaraties. U hebt daarmee niet alleen in strijd gehandeld met de regeling uit de geldende arbeidsvoorwaarden, waar u mee bekend bent, maar ook met het goed werknemerschap en algehele fatsoensnormen.
U hebt immers uitgaven ten laste van SKF gebracht waarvan u had moeten begrijpen dat de uitgaven waar het om ging, voor uw eigen rekening zouden moeten blijven. Uw declaratiegedrag levert voor ons een dringende reden op voor onmiddellijke beëindiging van uw dienstverband.
Verder zijn wij van mening dat de enkele overtreding van de arbeidsvoorwaardenregeling, waaronder de regels die betrekking hebben op het declareren van lunches en diners, eveneens een dringende reden oplevert voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
(…)
Door uw handelwijze hebben wij geen enkel vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking. De hiervoor omschreven handelingen vormen ieder afzonderlijk, maar in ieder geval gezamenlijk genomen, voldoende reden om tot een onmiddellijke opzegging van uw arbeidsovereenkomst vanwege een dringende reden over te gaan. (...) ”
3.10
[verzoeker] heeft bij brief van 5 augustus 2015 bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet. FNV heeft op 7 augustus 2015 namens [verzoeker] geprotesteerd tegen dit ontslag.
4. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1
[verzoeker] heeft - voor zover in hoger beroep van belang - bij verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie van de kantonrechter te Utrecht op 4 september 2015, verzocht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
Primair
1. het gegeven ontslag op 4 augustus 2015 nietig te verklaren (het hof begrijpt: te vernietigen);
2. te gelasten dat [verzoeker] te werk gesteld wordt in zijn functie van Mechanical Service Engineer met alle daarbij behorende taken binnen uiterlijk twee dagen zulks op straffe van een dwangsom van € 225,- voor elke dag of deel daarvan dat SKF ook na betekening van de in deze te wijzen beschikking in gebreke mocht blijven aan een zodanige veroordeling te voldoen;
Subsidiair:
SKF binnen twee dagen na de in deze te wijzen beschikking te veroordelen tot betaling van:
3. een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 35.000,- onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
4. een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren conform artikel 7:672 lid 9 BW zijnde het loon c.a. vanaf 4 augustus 2015 tot 1 oktober 2015 onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
5. een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding ad € 6.017,- bruto onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
6. een bedrag van € 375,- ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten;
7. de wettelijke rente over alle voornoemde verzochte bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
primair en subsidiair:
8. SKF te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] en het griffierecht daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
4.2
SKF heeft afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] bepleit. Zij heeft op haar beurt een nevenvordering op grond van artikel 7:677 lid 2 BW in verbinding met artikel 7:686a lid 3 BW ingediend en tevens een zelfstandig tegenverzoek op grond van artikel 7:671b BW. Zij heeft - voor zover in hoger beroep van belang - verzocht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
1. [verzoeker] te veroordelen tot het betalen van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van één maand salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd;
2. [verzoeker] te veroordelen tot het betalen van de onverschuldigd betaalde vakantietoeslag ad€ 370,- netto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd;
3. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden tegen een kortere opzegtermijn, zulks voorwaardelijk, te weten voor het geval onherroepelijk in rechte komt vast te staan dat het ontslag op staande voet op 4 augustus 2015 niet geldig was en de arbeidsovereenkomst daarna dus nog heeft voortgeduurd;
4. [verzoeker] in de kosten van de procedure te veroordelen.
4.3
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, als volgt beslist:
in de hoofdzaak
-de verzoeken van [verzoeker] afgewezen;
- [verzoeker] veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van één bruto maandsalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (het hof leest) 4 augustus 2015;
- [verzoeker] veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 370,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf (het hof leest) 4 augustus 2015;
- [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten;
op de tegenverzoeken van SKF:
- de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2016 ontbonden, voor het geval dat ingevolge enige andere rechtelijke beslissing of op andere wijze zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen thans nog bestaat;
- de proceskosten gecompenseerd;- het meer of anders verzochte afgewezen.
5. De beoordeling in hoger beroep
5.1
Aangezien het hof in de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.10 zelf de feiten heeft vastgesteld, behoeft grief 1 niet meer te worden besproken.
Ontslag op staande voet
5.2
Op 21 juli 2015 heeft een “whistleblower” een melding gedaan bij de directeur van SKF met betrekking tot de wijze van declareren door [verzoeker] . SKF heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de declaraties van [verzoeker] over de jaren 2013 tot en met 2015 en [verzoeker] met de bevindingen van 199 declaraties geconfronteerd in een gesprek op 4 augustus 2015. [verzoeker] is tijdens dit gesprek mondeling op staande voet ontslagen. Het ontslag is schriftelijk bevestigd in een brief van diezelfde datum, zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.9 deels geciteerd.
5.3
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in de beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
5.4
Kern van het ontslag op staande voet is dat [verzoeker] volgens SKF in strijd met de binnen SKF geldende arbeidsvoorwaardenregeling(en) in de periode 2013 tot en met 2015 veelvuldig uitgaven ten laste van SKF in rekening heeft gebracht, waarvan [verzoeker] moest begrijpen dat de uitgaven waar het om ging, voor zijn rekening moesten blijven (kort gezegd het indienen van onjuiste en onterechte declaraties).
5.5
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] als mechanical service engineer op onregelmatige tijden zijn werkzaamheden verrichtte. [verzoeker] ging ’s ochtends vroeg op pad en kwam ’s avonds laat thuis en maakte lange werk- en reisdagen.
5.6
[verzoeker] heeft gedurende zijn dienstverband declaraties ingediend voor door hem gemaakte kosten verbonden aan lunch, avondmaaltijd en consumpties en wel als volgt. [verzoeker] vulde een declaratieformulier in, hij voegde er de originele bonnen bij en leverde deze stukken (hetzij rechtstreeks hetzij via een postbakje) in bij zijn leidinggevende, die de declaraties accordeerde. Nadat de declaratie was goedgekeurd door de leidinggevende werd de declaratie ingediend bij de afdeling Financiën van SKF in België. Op de afdeling financiën vond nogmaals controle van de declaratie plaats en na goedkeuring werd het bedrag van de declaratie aan [verzoeker] betaald. De hiervoor geschetste gang van zaken is overeenkomstig de procedure zoals beschreven in het in rechtsoverweging 3.3 vermelde document “Declareren dat doe je zo”. Vanaf 1 april 2015 kreeg [verzoeker] een nieuwe leidinggevende, de heer [A] .
5.7
In de handleiding “Expense claim” (zie rechtsoverweging 3.4) en in de arbeidsvoorwaardenregelingen van SKF die golden in 2013, 2014 en 2015 (zie rechtsoverweging 3.6) zijn regels opgenomen met betrekking tot de wijze van declareren van lunchkosten, avondmaaltijdkosten en consumpties. Deze regels komen er - kort gezegd - op neer dat er per dag maximaal één lunch per medewerker kan worden gedeclareerd tot een maximumbedrag van € 12,50, dat in verband met een dienstreis die in ieder geval tot 20:00 uur duurt per dag maximaal één avondmaaltijd per medewerker kan worden gedeclareerd tot een maximumbedrag van € 35,- en dat consumpties gedurende een dienstreis in redelijkheid gedeclareerd kunnen worden na overlegging van de rekening.
5.8
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] per dag nooit een hoger bedrag aan lunchkosten heeft gedeclareerd dan het maximumbedrag van € 12,50. Ditzelfde geldt voor de door [verzoeker] gedeclareerde kosten voor de avondmaaltijd. [verzoeker] heeft met betrekking tot deze kosten nooit meer dan € 35,- per dag gedeclareerd.
5.9
[verzoeker] heeft erkend dat hij tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden niet in één keer, maar verspreid over de dag kosten heeft gemaakt die hij als lunch of als avondmaaltijd bij SKF heeft gedeclareerd tot de hiervoor vermelde maxima van € 12,50 en€ 35,- per dag. Volgens [verzoeker] had dit te maken met de aard van zijn werkzaamheden, waardoor hij niet op vaste tijden kon lunchen of kon avondeten. Kort gezegd nuttigde hij zijn lunch of avondmaaltijd tussen de bedrijven door.
5.10
[verzoeker] heeft naar het oordeel van het hof terecht aangevoerd dat in de arbeidsvoorwaardenregelingen niet is bepaald dat de lunch of de avondmaaltijd in een keer of binnen een bepaalde tijdzone moet worden gekocht en/of moet worden genuttigd. Ook blijkt uit het in rechtsoverweging 3.5 vermelde e-mailbericht van 22 april 2011 van SKF aan haar personeel dat vanwege haar multiculturele personeelsbestand de lunch en de avondmaaltijd flexibel mocht worden genuttigd. Dit betekent dat niet kan worden geoordeeld dat de in rechtsoverweging 5.7 omschreven wijze van declareren door [verzoeker] in strijd is met de arbeidsvoorwaardenregeling(en).
5.11
In de arbeidsvoorwaardenregelingen is voorts niet omschreven wat als lunch of avondmaaltijd moet worden beschouwd (behalve dat alcohol verboden is), zodat de invulling van de lunch of de avondmaaltijd geacht kan worden ter vrije bepaling te staan van de werknemer, met inachtneming van de hiervoor vermelde maximale kosten. Indien SKF van mening zou zijn geweest dat bepaalde etens- en drinkwaren niet zouden mogen vallen onder de noemer lunch of avondmaaltijd had zij hiervoor nadere regels moeten opstellen. Dat heeft zij niet gedaan, zodat eventuele onduidelijkheden daarover voor haar risico komen.
5.12
Voor zover [verzoeker] bepaalde (kleine) etens- en drinkwaren als lunch of avondmaaltijd heeft gedeclareerd, kan hooguit aan [verzoeker] worden tegengeworpen dat hij deze kosten niet onder de noemer lunch of avondmaaltijd, maar als consumpties had moeten declareren. Vast staat dat ook deze kosten, na de hierna (zie rechtsoverweging 5.14 ) te vermelden controleprocedure, altijd aan [verzoeker] zijn uitbetaald.
5.13
Het hof is, met SKF, van oordeel dat [verzoeker] wel verwijtbaar heeft gehandeld door in een aantal gevallen etens- en drinkwaren, al dan niet bij wijze van maaltijd, bij SKF te declareren die hij samen met zijn gezin/familie heeft genuttigd. Hoewel de declaraties die betrekking hebben op deze kosten de maximaal te declareren bedragen niet hebben overschreden, heeft [verzoeker] SKF hiermee benadeeld. Aangenomen moet worden dat deze kosten lager zouden zijn geweest indien hij deze etens- en drinkwaren alleen zou hebben genuttigd. Ook hier geldt dat deze kosten, na de hierna (zie rechtsoverweging 5.14) te vermelden controleprocedure, altijd aan [verzoeker] zijn uitbetaald, zodat [verzoeker] redelijkerwijs niet behoefde te verwachten dat deze handelwijze achteraf een dringende reden voor ontslag op staande voet zou opleveren.
5.14
Voor de beoordeling van de vraag of [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen is van belang dat de procedure met betrekking tot het declareren van kosten twee controlemomenten kent. De eerste controle vond plaats door de leidinggevende van [verzoeker] , de tweede controle door de afdeling financiën in België. Vast staat dat alle door [verzoeker] ingediende declaraties - na twee controlemomenten dus - aan hem zijn uitbetaald. [verzoeker] heeft erkend dat de afdeling financiën in een incidenteel geval een opmerking heeft gemaakt met betrekking tot een door [verzoeker] ingediende declaratie, die [verzoeker] vervolgens heeft aangepast. [verzoeker] is tot de komst van zijn nieuwe leidinggevende de heer [A] nooit (ook niet tijdens functioneringsgesprekken) aangesproken op zijn declaratiegedrag. [verzoeker] heeft in de periode 2013 tot 4 augustus 2015 (en ook daarvoor) altijd op dezelfde wijze zijn declaraties met bonnen ingediend, in alle openheid en zonder zaken te verdoezelen. Zowel zijn leidinggevende als de afdeling financiën - deze laatste bij uitstek professioneel op dit gebied - kon aan de hand van de aangehechte bonnen precies zien welke kosten [verzoeker] declareerde. Dat, zoals SKF ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard, de afdeling financiën in België was gevestigd en dat de declaraties op basis van de Nederlandse regeling moesten worden afgetekend alvorens deze werden uitbetaald, is een werkwijze die SKF zelf heeft gekozen. Ook de omstandigheid dat de afdeling financiën, zoals SKF eveneens ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard, met name naar het voorblad keek, waarop lunch of diner stond vermeld, is een omstandigheid die voor rekening en risico van SKF komt.
5.15
[verzoeker] heeft erkend dat hij regelmatig zijn bonnen opspaarde en zijn declaraties niet steeds in chronologische volgorde en binnen de daarvoor geldende termijn van zes maanden bij SKF heeft ingediend. Voor zover [verzoeker] met deze handelwijze een deugdelijke controle van zijn declaraties door zijn leidinggevende of de afdeling financiën heeft belemmerd, geldt dat [verzoeker] onbetwist heeft gesteld dat deze handelwijze nooit tot een opmerking, waarschuwing of niet-uitbetaling van een declaratie heeft geleid.
5.16
Het hof heeft hiervoor overwogen dat [verzoeker] nimmer is aangesproken op, dan wel is gewaarschuwd voor zijn in de ogen van SKF onjuist en onterecht declaratiegedrag. SKF heeft achteraf de declaraties van [verzoeker] over een periode van bijna drie jaren gecontroleerd, terwijl deze controle vooraf had moeten plaatsvinden en ook mogelijk was. In het document “declareren dat doe je zo” is vermeld dat wanneer een werknemer zich niet houdt aan de regels of fraude pleegt door onjuiste of niet toegestane declaraties in te dienen, de werknemer rekening moet houden met passende sancties. SKF heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat niet op voorhand vaststond dat [verzoeker] op staande voet zou worden ontslagen. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof de keuze van SKF voor het zwaarste middel, te weten een ontslag op staande voet, met alle nadelige gevolgen voor [verzoeker] , een niet passende sanctie.
5.17
De conclusie is dat SKF [verzoeker] op 4 augustus 2015 ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. De grieven 2 en 3 slagen. Grief 4 slaagt voor zover de kantonrechter heeft beslist dat SKF op 4 augustus 2015 een dringende reden had om het dienstverband met [verzoeker] op te zeggen en behoeft voor het overige niet meer te worden besproken. Het hof zal verstaan dat het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging op 4 augustus 2015 ten onrechte is afgewezen.5.18 Op grond van artikel 7:683 lid 3 BW kan het hof, indien het in hoger beroep oordeelt dat het verzoek van de werknemer om vernietiging van de opzegging ten onrechte is afgewezen, de werkgever (slechts) veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen. Alvorens te beslissen met betrekking tot de verzoeken in hoger beroep van [verzoeker] , zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.3 weergegeven, zal het hof een oordeel geven over de door de kantonrechter in eerste aanleg uitgesproken voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
(Voorwaardelijke) ontbinding
5.19
SKF heeft in eerste aanleg verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden tegen een kortere opzegtermijn en wel voorwaardelijk, te weten voor het geval onherroepelijk in rechte komt vast te staan dat het ontslag op staande voet op 4 augustus 2015 niet geldig was en de arbeidsovereenkomst daarna dus nog heeft voortgeduurd. Het verzoek tot ontbinding was primair gegrond op artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder e BW en subsidiair op artikel 7:669 lid 1 en lid 3 aanhef en onder g BW. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van
1 januari 2016 op de e-grond voorwaardelijk ontbonden, voor het geval dat ingevolge enige andere rechtelijke beslissing of op andere wijze zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen thans nog bestaat.
5.20
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging afgewezen. Door deze beslissing is (in eerste aanleg) komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst op 4 augustus 2015 is geëindigd (door het naar het oordeel van de kantonrechter rechtsgeldig ontslag op staande voet). Het hof is dan ook van oordeel dat, bij gebreke van een nog bestaande arbeidsovereenkomst ten tijde van de bestreden beschikking, er niets meer viel te ontbinden. Dit heeft de kantonrechter met de voorwaardelijke ontbinding, voor het geval er nog een arbeidsovereenkomst bestond, miskend.
5.21
Hiervoor is overwogen dat het hof, op grond van artikel 7:683 lid 3 BW, indien het hof in hoger beroep oordeelt dat het verzoek van de werknemer om vernietiging van de opzegging ten onrechte is afgewezen, de werkgever kan veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen. Artikel 7:683 lid 3 BW biedt het hof geen aanknopingspunten om de opzegging alsnog te vernietigen. Voorts is van belang dat de arbeidsovereenkomst niet door de beschikking van het hof wordt hersteld. De in artikel 7:683 lid 3 BW vermelde veroordeling tot herstel legt naar het oordeel van het hof op de werkgever de verplichting om een nieuwe arbeidsovereenkomst/arbeidsverhouding onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als de geëindigde arbeidsovereenkomst aan te bieden. De omstandigheid dat in het op 4 augustus 2015 geldende artikel 7:672 lid 8 BW (op 1 januari 2016 is dit artikel zonder inhoudelijke wijziging vernummerd tot artikel 7:672 lid 9 BW) is bepaald dat voor de toepassing van artikel 7:672 lid 2 BW - het gaat hier om de berekening van de opzegtermijn - arbeidsovereenkomsten geacht worden eenzelfde, niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen in geval van herstel van de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:682 of artikel 7:683 BW, doet aan het ontstaan van de hiervoor vermelde nieuwe arbeidsovereenkomst niet af, aangezien artikel 7:672 lid 8 BW/artikel 7:672 lid 9 BW uitgaat van een wettelijke fictie. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, “voor het geval dat ingevolge enige andere rechterlijke beslissing of op andere wijze zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen thans nog bestaat”. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen heeft de kantonrechter met deze voorwaardelijke ontbinding eveneens miskend dat ontbinding op voorhand van een als gevolg van een eventuele veroordeling tot herstel te sluiten nieuwe arbeidsovereenkomst niet aan de orde kan zijn. Dit betekent dat in het onderhavige geval, mocht het hof SKF veroordelen de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] (met terugwerkende kracht) te herstellen, de door de kantonrechter uitgesproken voorwaardelijke ontbinding niet het beoogde effect zou kunnen sorteren, te weten de ontbinding van een eventuele nog te sluiten nieuwe arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2016 of enige andere datum. In zoverre slaagt grief 7 en het hof zal dit onderdeel van de beschikking vernietigen nu de kantonrechter daarbij buiten de grenzen is getreden van haar bevoegdheid om een arbeidsovereenkomst te ontbinden.
5.22
Het voorgaande brengt mee dat niet meer beoordeeld behoeft te worden of de kantonrechter het voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van SKF ten onrechte heeft toegewezen. In zoverre behoeft grief 7 niet meer te worden besproken.
De verzoeken in hoger beroep van [verzoeker]
5.23
[verzoeker] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat terugkeer naar SKF, gelet op het tijdsverloop sedert het ontslag op staande voet, niet meer reëel is, mede omdat hij sinds februari 2016 elders werkzaamheden verricht. Gelet hierop zal het hof de primaire en subsidiaire verzoeken, die ertoe strekken SKF te veroordelen de arbeidsovereenkomst met hem te herstellen, en de daarmee samenhangende subonderdelen, afwijzen.
5.24
Het hof zal, zoals door [verzoeker] meer subsidiair is verzocht, SKF veroordelen een bedrag van € 6.262,69 bruto als transitievergoeding te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 september 2015 (zie artikel 7:686a lid 1, tweede zin BW) tot de dag van de voldoening. Op grond van hetgeen het hof hiervoor met betrekking tot het ontslag op staande voet heeft overwogen is geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . De hoogte van deze vergoeding is tussen partijen niet in geschil.
5.25
Het hof zal SKF voorts veroordelen aan [verzoeker] een bedrag van € 18.788,05 bruto als billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:683 lid 3 BW te betalen, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening. Dit bedrag acht het hof billijk in het licht van de in rechtsoverweging 5.23 geschetste omstandigheden, waarbij het hof voorts in aanmerking heeft genomen dat [verzoeker] in de periode na zijn ontslag niet in aanmerking is gekomen voor een WW-uitkering. De door [verzoeker] daarnaast in hoger beroep verzochte betaling van een bedrag van € 35.000,- bruto als billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW, stuit af op hetgeen is bepaald in artikel 7:683 lid 3 BW.
5.26
De nog meer subsidiaire en uiterst subsidiaire verzoeken van [verzoeker] behoeven niet meer te worden behandeld.
5.27
Ook grief 5 slaagt. Aangezien SKF [verzoeker] ten onrechte op 4 augustus 2016 op staande voet heeft ontslagen, dient de door SKF gevorderde betaling van de schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW en de door SKF gevorderde betaling van een aan [verzoeker] vooruitbetaald bedrag aan vakantietoeslag ad € 370,- (beide nevenvorderingen heeft de kantonrechter in de bestreden beschikking toegewezen) te worden afgewezen, zoals [verzoeker] onder randnummer 3.43 van zijn hoger beroepschrift heeft aangevoerd. Het hof begrijpt dat [verzoeker] met de door hem verzochte vernietiging van de bestreden beschikking afwijzing van deze nevenvorderingen beoogt.
5.28
Het hof zal SKF als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in beide instanties veroordelen. Dit betekent dat de grieven 6 en 8 slagen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [verzoeker] zullen tot aan de bestreden beschikking worden vastgesteld op € 466,- voor verschotten (griffierecht) en op € 400,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (twee punten, € 200,- per punt).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [verzoeker] zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 314,- voor verschotten (griffierecht) en op € 1.788,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (twee punten, tarief II in hoger beroep). De door [verzoeker] verzochte betaling van de wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen, aangezien SKF tegen de toewijzing hiervan geen verweer heeft gevoerd.
5.29
Op grond van het voorgaande behoeft grief 9 niet meer te worden besproken.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) van 2 december 2015 ten aanzien van de daarin vermelde dicta onder 5.1 tot en met 5.4 en 5.7 tot en met 5.9 en in zoverre opnieuw beschikkende:
verstaat dat het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging op 4 augustus 2015 ten onrechte is afgewezen;
veroordeelt SKF tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 6.262,69 bruto als transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 september 2015 tot de dag van de voldoening;
veroordeelt SKF tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 18.788,05 bruto als billijke vergoeding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, en
- voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
wijst de door SKF gevorderde betaling van de schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW af;
wijst de door SKF gevorderde betaling van een aan [verzoeker] vooruitbetaald bedrag aan vakantietoeslag ad € 370,- af;
veroordeelt SKF in de kosten van de beide instanties, wat betreft de eerste aanleg tot aan de bestreden beschikking aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 466,- voor verschotten en op € 400,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief en wat betreft het hoger beroep tot aan deze beschikking aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 314,- voor verschotten en op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde betalingsveroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2016.