NJ 2013/371
De opvatting dat bij een voorwaardelijke veroordeling van een jeugdige verdachte een proeftijd van maximaal zes maanden mag worden gesteld, is onjuist.
HR 18-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3303
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 juni 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, N. Jörg
- Zaaknummer
12/01064 J
- Conclusie
A-G E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- LJN
CA3303
- JCDI
JCDI:ADS161697:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:CA3303, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:CA3303, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2012
- Wetingang
Essentie
Bij de invoering van de gedragsmaatregel als bedoeld in art. 77w Sr stond de wetgever voor ogen dat bij het bestaan van een dergelijke gedragsmaatregel, die slechts kan worden opgelegd indien de ernst van het begane misdrijf of de veelvuldigheid van de begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven en die wordt opgelegd voor de duur van minimaal zes maanden en maximaal een jaar, de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit meebrengen dat het stellen van voorwaarden die langer duren dan zes maanden of bijzonder intensief van aard zijn, "bij voorkeur" worden toegepast in het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.