Hof Den Haag, 25-07-2013, nr. 22-004296-12
ECLI:NL:GHDHA:2013:2933
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
25-07-2013
- Zaaknummer
22-004296-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:2933, Uitspraak, Hof Den Haag, 25‑07‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3302, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 25‑07‑2013
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarbij is sprake geweest van geweld jegens het 73-jarige slachtoffer door haar in haar woning te drogeren met GHB. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
PROMIS
Rolnummer: 22-004296-12
Parketnummer: 09-753147-12
Datum uitspraak: 25 juli 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 september 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats](Nederlandse Antillen) op
[geboortejaar] 1979,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet aan die [slachtoffer] een (hoge dosis) van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur), althans van een medicijn of een verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk) middel heeft toegediend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een of meer sieraden en/of een laptop en/of een of meer klok(ken) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door [medeverdachte] en/of (een) ander(en) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet aan die [slachtoffer] een (hoge dosis) van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur), althans van een medicijn of een verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk) middel heeft toegediend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een of meer sieraden en/of een laptop en/of een of meer klok(ken) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 februari 2012 tot en met 20 februari 2012 te Alphen aan den Rijn en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- -
met die [medeverdachte] naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of - de gestolen goederen uit de woning (naar de auto) te dragen en/of
- -
die gestolen goederen naar elders te vervoeren en/of
- -
één of meer van die gestolen goederen bij een derde onder te brengen en/of (proberen) te verkopen;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer sieraden en/of een laptop en/of een of meer klok(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het toedienen van (een hoge dosis) van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur), althans van een medicijn of een verdovend/slaapverwekkend/bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk) middel aan die [slachtoffer];
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sieraden en/of een laptop en/of een of meer klok(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of haar mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het toedienen van een (hoge dosis) van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur), althans van een medicijn of een verdovend/slaapverwekkend/ bedwelmend en/of (voor de gezondheid schadelijk) middel aan die [slachtoffer], tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 februari 2012 tot en met 20 februari 2012 te Alphen aan den Rijn en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- -
met die [medeverdachte] naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of - de gestolen goederen uit de woning (naar de auto) te dragen en/of
- -
die gestolen goederen naar elders te vervoeren en/of
- -
één of meer van die gestolen goederen bij een derde onder te brengen en/of (proberen) te verkopen.
Verzoek tot nader onderzoek
De raadsman heeft bij pleidooi, overeenkomstig zijn pleitnotities, het verzoek tot het doen verrichten van een betrouwbaarheidsonderzoek naar de verklaringen van de getuige [getuige] door dr. R.A.R. Bullens herhaald.
Bij de beoordeling van het verzoek om nader onderzoek is overeenkomstig artikel 316 van het Wetboek van Strafvordering het noodzaakcriterium van toepassing. Het hof is, gelet op de inhoud van het onderhavige dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [getuige] niet noodzakelijk is om opheldering over de zaak te verschaffen. Het hof wijst het verzoek dan ook af.
Gevoerde verweren
De raadsman heeft bij pleidooi namens de verdachte bepleit om, evenals de rechtbank, de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] niet te bezigen voor het bewijs, met uitzondering van een enkel – niet door de verdachte betwist - punt na.
Het hof zal, net als de rechtbank, de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] – met uitzondering van de door de verdachte niet betwiste onderdelen - niet bezigen voor het bewijs. Het verweer behoeft dan ook geen nadere bespreking.
Voorts heeft de raadsman bewijsuitsluiting bepleit van de verklaringen van de getuige [getuige]. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van de getuige [getuige] consequent innerlijk tegenstrijdig zijn, dat zij niet of nauwelijks in staat is om te reproduceren wat de bron van haar bekende informatie is en dat zij moeilijk kan aangeven of zij put uit eigen wetenschap.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de getuige [getuige] gebezigd kunnen worden voor het bewijs. Het hof acht haar verklaringen voldoende betrouwbaar en geloofwaardig nu deze bovendien – op onderdelen - worden ondersteund door overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Het hof verwerpt het verweer.
Het alternatieve scenario dat de raadsman overeenkomstig zijn pleitnotities heeft geschetst – zakelijk weergegeven – dat [medeverdachte 2] de mededader is geweest van [medeverdachte] en niet de verdachte acht het hof met de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in bewuste en nauwe samenwerking hebben gehandeld. De verklaring van de verdachte – eerst ter zitting in eerste aanleg afgelegd - dat hij enkel op aanwijzen van [medeverdachte] naar Alphen aan den Rijn is gereden, daar nietsvermoedend een tijd in de auto heeft gewacht en vervolgens even nietsvermoedend weer is weggereden, komt niet overeen met de getuigenverklaringen en met verdachtes verklaring dat hij wist dat [medeverdachte] hulp nodig had bij haar plan om haar tante, die woonachtig was in Alphen aan den Rijn, te beroven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. Niet kan worden vastgesteld welke dosis GHB aan het slachtoffer is toegediend (en zodoende kan niet worden vastgesteld of de kans dat zij daaraan zou overlijden ‘aanmerkelijk’ was), niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer in coma is geraakt (zij kan ook in slaap zijn gevallen) en ook kan niet worden gezegd dat het een feit van algemene bekendheid is dat het toedienen van GHB, dat ook bekend staat als ‘partydrug’, potentiëel dodelijk is. Dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een fataal gevolg zou intreden is ook overigens niet gebleken. Gelet op het voorgaande kan niet bewezen worden dat het opzet van de verdachte door het toedienen van het middel GHB gericht was op de dood van het slachtoffer [slachtoffer] - ook niet in voorwaardelijke zin - zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2012 te Alphen aan den Rijn in een woning , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sieraden en een laptop en klokken, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het toedienen van van het middel GHB (gammahydroxyboterzuur) aan die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Daarbij is sprake geweest van geweld jegens het 73-jarige slachtoffer door haar in haar woning – de plek waar zij zich bij uitstek veilig dient te voelen - te drogeren met GHB.
De verdachte heeft met deze uiterst laakbare daad er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer noch voor haar persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft hij het slachtoffer overlast en financiële schade toegebracht.
De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische en lichamelijke gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat de door de verdachte en zijn medeverdachte weggenomen sieraden haar zeer dierbaar waren en een grote emotionele waarde vertegenwoordigden. Voorts voelt het slachtoffer zich na het gebeuren nog erg onrustig in haar hoofd, is zij gespannen en snel uit haar doen.
Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof neemt hierbij in aanmerking de overschrijding van de termijn tussen het instellen van het hoger beroep op 7 september 2012 en de inzending van het dossier naar het hof op 22 april 2013.
Gelet echter op de voortvarende afdoening van de strafzaak in hoger beroep ziet het hof geen reden aan dit verzuim gevolgen te verbinden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Gelet op de hierna te nemen beslissing wijst het hof het bij pleidooi gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis dan ook af.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.982,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 2.982,00.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.982,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.982,00 (tweeduizend negenhonderd tweeëntachtig euro) bestaande uit € 982,00 (negenhonderd tweeëntachtig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.982,00 (tweeduizend negenhonderd tweeëntachtig euro) bestaande uit € 982,00 (negenhonderd tweeëntachtig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
39 (
negenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. T.L. Tan, mr. T.E. van der Spoel en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juli 2013.
Mr. T.E. van der Spoel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.