Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2002/946/JBZ tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf
Artikel 4 Rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 05-12-2002
- Bronpublicatie:
28-11-2002, PbEG 2002, L 328 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 2002/946/JBZ)
- Inwerkingtreding
05-12-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2002, PbEG 2002, L 328 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 2002/946/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te kunnen uitoefenen met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde inbreuken die
- a)
geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied, of
- b)
door een van zijn onderdanen, of
- c)
voor rekening van een rechtspersoon die op het grondgebied van die lidstaat gevestigd is,
zijn gepleegd.
2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5 kan een lidstaat besluiten dat hij zijn rechtsmacht niet dan wel slechts in specifieke gevallen of omstandigheden zal uitoefenen met betrekking tot de rechtsmachtregel bedoeld in:
- —
lid 1, onder b);
- —
lid 1, onder c).
3.
Iedere lidstaat stelt de secretaris-generaal van de Raad schriftelijk in kennis van zijn besluit om lid 2 toe te passen onder vermelding van de specifieke gevallen of omstandigheden waarin dat besluit van toepassing is.