Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2002/946/JBZ tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf
Artikel 1 Sancties
Geldend
Geldend vanaf 05-12-2002
- Bronpublicatie:
28-11-2002, PbEG 2002, L 328 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 2002/946/JBZ)
- Inwerkingtreding
05-12-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2002, PbEG 2002, L 328 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 2002/946/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat de in de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 2002/90/EG omschreven inbreuken worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties die kunnen leiden tot uitlevering.
2.
In voorkomend geval kunnen de in lid 1 bedoelde strafrechtelijke sancties vergezeld gaan van de volgende maatregelen:
- —
confiscatie van het vervoermiddel dat bij het plegen van het strafbaar feit werd gebruikt;
- —
een verbod om rechtstreeks of via een tussenpersoon het beroep uit te oefenen in het kader waarvan het strafbaar feit is gepleegd;
- —
uitzetting.
3.
Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, onder a), en, voorzover van toepassing, in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/90/EG omschreven inbreuken, vrijheidsstraffen kunnen worden opgelegd waarvan het maximum niet minder mag bedragen dan acht jaar, indien deze inbreuken uit winstbejag zijn gepleegd in een van de volgende omstandigheden:
- —
het strafbaar feit is gepleegd als activiteit van een criminele organisatie als omschreven in Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ (1);
- —
het strafbaar feit is gepleegd met gevaar voor het leven van de personen die er het slachtoffer van zijn.
4.
Indien zulks noodzakelijk is voor de coherentie van het nationaal straffenstelsel, mogen op de in lid 3 omschreven gedragingen maximumvrijheidsstraffen van ten minste zes jaar staan, mits deze tot de strengste maximumstraffen behoren die kunnen worden opgelegd in verband met strafbare feiten van een vergelijkbare ernst.
Voetnoten
PB L 351 van 29.12.1998, blz. 1.