NJB 2024/15:Het ‘verbergen’ van een lijk, art. 151 Sr: deze bepaling bevat een opsomming van de mogelijke, wettige en niet wettige, feitelijke gedragingen waarmee het behoud van het lijk als bewijsmateriaal wordt verhinderd, welke gedragingen elkaar niet steeds hoeven uit te sluiten en uit uiteenlopende handelingen kunnen bestaan. Het ‘verbergen’ van een lijk als bedoeld in die bepaling ziet ook op het ‘verborgen houden’ daarvan. In casu kon het hof oordelen dat de verdachte samen met een ander een lijk heeft ‘verborgen’ nu zij het lichaam van het slachtoffer hebben begraven en met beton hebben afgedekt, het na ongeveer twee maanden weer hebben opgegraven, het vervolgens door een shredder hebben gehaald en de resten op een bollenveld hebben uitgestrooid, terwijl de resten van het lichaam van het slachtoffer niet zijn gevonden. Gebruik voor het bewijs van door de verdachte tegenover een niet als zodanig herkenbare opsporingsambtenaar afgelegde verklaringen in een WOD-traject: herhalingen toepassing HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1982 en ECLI:NL:HR:2019:1983 (‘Mr. Big’-methode) alsmede van rechtspraak van het EHRM. - Voldoende nauwkeurige verslaglegging van het WOD-traject: in casu staat de omstandigheid dat de communicatie van de onder dekmantel werkende opsporingsambtenaren met de verdachte grotendeels niet auditief is opgenomen, niet in de weg staat aan het gebruik voor het bewijs van de verklaringen die de verdachte in dat traject heeft afgelegd. - Verklaringsvrijheid: in casu kon het hof oordelen dat de verdachte is gaan verklaren door een toelaatbare mate van misleiding, zonder dat daarbij enige druk op de verdachte is gelegd om een bekentenis af te leggen. De verklaringen zijn niet in strijd met de verklaringsvrijheid van de verdachte afgelegd. - Betrouwbaarheid verklaringen: in casu kon het hof oordelen dat de verklaringen van de verdachte betrouwbaar zijn en dus voor het bewijs kunnen worden gebruikt.