NJB 2021/364
Beslagbeklag in Jehovah’s Getuigen-zaak, art. 552a Sv: het eerste lid van deze bepaling voorziet niet in de mogelijkheid beklag te doen tegen de inzet van een bijzonder opsporingsmiddel of tegen het niet voldoen aan de verplichting om overeenkomstig de procedure van artikel 126aa lid 2 Sv stukken te vernietigen die onder het bereik van het verschoningsrecht vallen. Verschoningsrecht geheimhoudingsplichtigen, art. 218 Sv: de Hoge Raad zet het daaruit voortvloeiende kader en de daarbij geldende beoordelingsprocedure gedetailleerd uiteen. Een ouderling van Jehovah’s Getuigen als geheimhoudingsplichtigen met een verschoningsrecht in de zin van art. 218 Sv: er kunnen zich situaties voordoen waarin een ouderling van Jehovah’s Getuigen verschoningsgerechtigd is, mede in aanmerking genomen dat een ouderling van Jehovah’s Getuigen in uitzonderlijke gevallen zodanig intensief betrokken kan zijn bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan gemeenteleden dat hij in die hoedanigheid kan worden aangemerkt als behorende tot de geestelijke stand tot wie een lid van de gemeente zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde moet kunnen wenden. Beslissing rechter-commissaris, art. 98 lid 1 Sv: gezien het voorgaande en erop gelet dat de klagers met betrekking tot inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen en dat de rechter-commissaris daaromtrent (nog) niet heeft beslist, had de rechtbank de behandeling van het klaagschrift dienen aan te houden en de zaak in handen van de rechter-commissaris moeten stellen teneinde een beschikking te geven als bedoeld in artikel 98 lid 1 Sv. Het kennelijke oordeel van de rechtbank dat het klaagschrift ongegrond kan worden verklaard zonder deze beschikking van de rechter-commissaris af te wachten is, gelet hierop, onjuist. Daaraan doet niet af dat de rechtbank heeft overwogen dat ouderlingen van Jehova’s Getuigen, die deel uitmaken van een rechterlijk comité, zich niet kunnen beroepen op het verschoningsrecht
HR 19-01-2021, ECLI:NL:HR:2021:68
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 januari 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
20/01673
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:68, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑01‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1101, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑10‑2020
- Wetingang
Essentie
Beslagbeklag in Jehovah’s Getuigen-zaak, art. 552a Sv: het eerste lid van deze bepaling voorziet niet in de mogelijkheid beklag te doen tegen de inzet van een bijzonder opsporingsmiddel of tegen het niet voldoen aan de verplichting om overeenkomstig de procedure van artikel 126aa lid 2 Sv stukken te vernietigen die onder het bereik van het verschoningsrecht vallen. Verschoningsrecht geheimhoudingsplichtigen, art. 218 Sv: de Hoge Raad zet het daaruit voortvloeiende kader en de daarbij geldende beoordelingsprocedure gedetailleerd uiteen. Een ouderling van Jehovah’s Getuigen als geheimhoudingsplichtigen met een verschoningsrecht in de zin van art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.