Sturen met proceskosten
Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.4:3.4 Uitzonderingsgevallen
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/3.4
3.4 Uitzonderingsgevallen
Documentgegevens:
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS596751:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Eshuis 2007, p. 278, stipt dit punt ook aan: termijnen in de civiele procedure werken als minimumtermijn en niet als maximumtermijn: wanneer een handeling sneller wordt verricht dan vereist, stroomt een zaak niet meteen door naar de volgende fase, maar wacht tot de volledige termijn is verstreken' .
Voor de rechter geldt dit alleen als de zaak in een eerdere procedurefase al inhoudelijk is behandeld.
Eshuis 2007, p. 179-199 en p. 284.
Zo ook Eshuis 2007, p. 288. Zie verder § 9.4.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tijdens het literatuuronderzoek zijn enkele gedragingen de revue gepasseerd die weliswaar onnodig vertragend en kostenverhogend kunnen zijn, maar waarvan het in het kader van dit onderzoek niet nuttig is om deze op te nemen in het zojuist besproken overzicht.
De eerste gedraging in deze categorie is die waarin een partij het randje van een termijn opzoekt. Er geldt bijvoorbeeld een termijn van zes weken voor het indienen van een stuk. De partij heeft het stuk na drie weken reeds klaar, maar zendt het toch pas vlak voor de roldatum naar de rechtbank en de wederpartij. Hetzelfde geldt voor termijnen om rechtsmiddelen in te stellen. Hoewel dergelijk gedrag onder omstandigheden onder de gehanteerde definitie van onnodig vertragend en/of kostenverhogend procesgedrag kan vallen, heeft het weinig zin om naast de scherpe termijnnormen ook nog een vage norm te hanteren volgens welke de termijn niet volledig benut mag worden.1
Een andere gedraging die onder de definitie kan vallen, is het gebruik van de parkeerrol. Als partijen tijdelijk een pauze willen inlassen in het proces, kan de zaak naar die rol worden verwezen en wordt de termijnbewaking op een laag pitje gezet. Slechts twee keer per jaar wordt een parkeerrolzitting gehouden. Verwijzing naar de rol werkt natuurlijk zeer vertragend en het opnieuw inhoudelijk moeten verdiepen in een zaak na lange tijd kost zowel de partijen als de rechter vaak meer tijd en geld.2 Uit het onderzoek van Eshuis komt dan ook een negatieve relatie tussen het gebruik van de parkeerrol en de verkorting van doorlooptijden naar voren.3 Toch zal dit onderzoek zich niet op de parkeerrol richten, want een zaak komt alleen op die rol bij de gratie van beide partijen, waardoor de kosten-veroordeling (die slechts kosten alloceert tussen partijen zelf) per definitie al geen nuttige sanctie kan zijn. Daarnaast zal een zaak meestal niet voor niets op een laag pitje staan, soms juist om extra kosten van voorbarig verrichte handelingen te voorkomen voor partijen. Het enige slachtoffer' van de extra vertraging en kosten is dan de rechterlijke macht. Om daar iets tegen te doen, zal naar prikkels in de sfeer van de griffierechten gekeken moeten worden4 en daar strekt dit onderzoek zich niet tot uit.