ECLI:NL:GHAMS:654.
HR, 05-07-2016, nr. 15/01317
ECLI:NL:HR:2016:1382, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-07-2016
- Zaaknummer
15/01317
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:1382, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑07‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:569, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:654, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:569, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:654, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2015:654, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:569, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:569, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑03‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1382, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑01‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑09‑2015
- Wetingang
art. 51 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NJ 2016/376 met annotatie van H.D. Wolswijk
SR-Updates.nl 2016-0297
NbSr 2016/197
Uitspraak 05‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Klimop-zaak. OM-cassatie. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:733 m.b.t. daderschap van rechtspersonen. Het hof heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Volgt vernietiging van de gegeven vrijspraak en terugwijzing.
Partij(en)
5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 15/01317
DAZ/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2015, nummer 23/000621-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , gevestigd te [vestigingsplaats] .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak
2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"1.
(PROJECT SOLARIS):
Zij op of omstreeks 3 juli 2000 te Bilthoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een factuur van [verdachte] gericht aan [G] BV ten bedrage van Fl. 325.000,- (exclusief btw) (D-1427-2)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op/in die factuur vermeld dat door of namens [verdachte] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [G] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [verdachte] zijn verricht ten behoeve van/voor [G] BV
en/of
op/in die factuur (een) factuurbedrag vermeld dat in werkelijkheid geen althans niet volledig, betrekking heeft op de in die factuur vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
(PROJECTEN HOLLANDSE MEESTER & SOLARIS & COOLSINGEL):
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 1 april 2008 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken en/of Den Haag en/of Bergschenhoek en/of 's-Gravenzande en/of Bilthoven en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Heemstede en/of Bemmel en/of Buitenkaag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of[betrokkene 10] en/of [medeverdachte 6] en/of [betrokkene 11] en/of [H] BV en/of [I] BV en/of [J] BV (van 2 februari 1994 tot 14 augustus 2000 optredend onder de handelsnaam [K] BV) en/of [L] BV (van 14 augustus 2000 tot 5 april 2005 optredend onder de handelsnaam [K] BV) en/of [M] BV en/of [N] BV en/of [medeverdachte 7] (van 14 april 1999 tot 26 februari 2009 optredend onder de handelsnaam [O] BV) en/of [P] BV en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- oplichting van Bouwfonds (artikel 326 WvSr)
- verduistering in dienstbetrekking bij Bouwfonds (artikel 322 WvSr)
- valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr)
- niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr)
- witwassen (artikel 420bis/420quater WvSr)
- opzetheling (artikel 416 WvSr)
3.
(PROJECT EUROCENTER):
Zij in of omstreeks de periode van 24 februari 2006 tot en met 7 september 2007 te Bilthoven en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een brief van [verdachte] gericht aan [Q] BV d.d. 28 december 2005 en/of een overeenkomst tussen [verdachte] en [Q] BV d.d. 28 december 2005 (D-1036)
en/of
een brief van [verdachte] gericht aan [Q] BV d.d. 10 augustus 2006 en/of een overeenkomst tussen [verdachte] en [Q] BV (D-1373)
en/of
zeven, althans een of meer, factu(u)r(en) van [Q] BV (telkens) gericht aan [verdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 250.000,- (exclusief btw) (D-0851 en/of D-0848 en/of D-0869 en/of D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-l 169-4),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) vermeld dat door of namens [Q] BV werkzaamheden en/of diensten zijn/zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) gedateerd op respectievelijk 28 december 2005 en/of 10 augustus 2006, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens[Q] BV zijn/zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of die brie(f)(ven) van 28 december 2005 en/of 10 augustus 2006 geantedateerd was/waren
en/of
op/in die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld die/dat in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die brie(f)(ven) en/of overeenkomsten vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door of namens [Q] BV werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of de factu(u)r(en) D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-1169-4 gedateerd op respectievelijk 24 februari 2006 en/of 5 juni 2006 en/of 13 september 2006 en/of 6 januari 2007, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [Q] BV zijn zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of die factu(u)r(en) van 24 januari 2006 en/of 5 juni 2006 en/of 13 september 2006 en/of 6 januari 2007 geantedateerd was/waren
en/of
op/in die factu(u)r(en( (een) factuurbedrag(en) vermeld die/dat in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.
(PROJECT EUROCENTER):
Zij in of omstreeks de periode van 3 juni 2004 tot en met 28 februari 2007, te Bilthoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 1.925.000, (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld door voor te wenden dat (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst tussen [verdachte] en [R] BV (D- 0069/D-1056) en/of drie, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [verdachte] (telkens) aan [R] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 1.850.000,- (exclusief btw) (D- 1053 en/of Dl 052 en/of D-0900) en/of een (valse of vervalste) factuur van [verdachte] aan [N] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 75.000,- (exclusief btw) (D-1037/D-0260)
en/of
door voor te wenden dat (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren (door)betaald op basis van twee, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [I] BV (telkens) aan [verdachte] ten bedrage van in circa totaal Euro 200.000,- (exclusief btw) (D-2801/D-0867/ D-1629 en/of D-2886/D-1769), en/of twee, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [S] /Ltd en/of [T] en/of [betrokkene 12] (telkens) aan [verdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 280.380,- (exclusief btw) (D-3207-2 en/of D-3209-1) en/of twee, althans een of meer, (valse of vervalste) brie(f)(ven) van [verdachte] (telkens) aan [Q] BV dan wel twee, althans een of meer, (valse of vervalste) overeenkomst(en) tussen [Q] BV en [verdachte] (D- 1036 en/of D-l 373) en/of zeven, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [Q] BV (telkens) aan [verdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 250.000,- (exclusief btw) D-0851 en/of D-0848 en/of D-0869 en/of D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-l 169-4), althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) heeft overgedragen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
(PROJECT EUROCENTER/PHILIPS):
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of Bloemendaal en/of Rosmalen en/of Den Bosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Alphen aan den Rijn en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein en/of Waddinxveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 13] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 8] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [medeverdachte 9] en/of [betrokkene 18] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 20] en/of [E] NV en/of [D] BV en/of [U] BV en/of [I] BV en/of [KK] Holding BV en/of [KK] Beheer BV en/of [Q] BV en/of [R] BV en/of [X] BV (van 29 januari 2001 tot 10 april 2006 optredend onder de handelsnaam [Y] BV) en/of [Z] NV en/of [N] BV en/of [...] BV en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- oplichting van Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (artikel 326 WvSr);
- verduistering in dienstbetrekking bij Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (artikel 322 WvSr);
- valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr);
- niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr);
- witwassen (artikel 420bis/420quarter WvSr)."
2.2.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde en daartoe het volgende overwogen:
"Ambtshalve overweging
De vertegenwoordiger van de verdachte is zelf ook verdachte in de Klimopzaak. Hij heeft op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte 1] als 'potje' (voor gelden) gefungeerd. Voor het ontvangen en verrichten van betalingen heeft de vertegenwoordiger van de verdachte gebruik gemaakt van zijn BV's, waaronder de verdachte. De onderhavige ten laste gelegde feiten worden ook de vertegenwoordiger van de verdachte, als pleger dan wel als feitelijk leidinggever, verweten.
In de zaak van de vertegenwoordiger van de verdachte heeft het hof overwogen dat hij als pleger van de strafbare feiten dient te worden aangemerkt, omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat de vertegenwoordiger van de verdachte zelf alle strafbare handelingen heeft verricht en hij zijn BV's, waaronder de verdachte, daarbij enkel heeft gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen.
Dit leidt er toe dat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten."
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel komt op tegen de door het Hof gegeven vrijspraak van het tenlastegelegde.
3.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733 onder meer het volgende overwogen:
"3.4.1. (...) een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging." (Vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938, NJ 2006/32.)
3.3.
Door te overwegen als hiervoor onder 2.2 weergegeven heeft het Hof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang.
Indien het heeft geoordeeld dat de verdachte niet als pleger of als medepleger aansprakelijk kan worden gesteld wegens de verboden gedragingen aangezien de vertegenwoordiger van de verdachte "als pleger van de strafbare feiten dient te worden aangemerkt", heeft het Hof miskend dat die enkele omstandigheid, gelet op hetgeen hiervoor onder 3.2 is overwogen niet aan een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de weg staat.
Indien het heeft geoordeeld dat de verboden gedragingen niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend vanwege de omstandigheid dat de vertegenwoordiger van de verdachte "zelf alle strafbare handelingen heeft verricht" en hij de verdachte "daarbij enkel heeft gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen", heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Die omstandigheden staan immers niet zonder meer aan toerekening van de desbetreffende gedragingen aan de verdachte in de weg.
3.4.
Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink, A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2016.
Conclusie 29‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Klimop-zaak. OM-cassatie. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:733 m.b.t. daderschap van rechtspersonen. Het hof heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang. Volgt vernietiging van de gegeven vrijspraak en terugwijzing.
Nr. 15/01317 Zitting: 29 maart 2016 | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De verdachte is bij arrest van 27 februari 2015 door het gerechtshof Amsterdam1.vrijgesproken.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 15/01218, 15/01236, 15/01433, 15/01452, 15/01520, 15/01638, 15/02551, 15/03518, 15/03519 en 15/03520. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het openbaar ministerie heeft beroep in cassatie ingesteld en mr. M.E. De Meijer, advocaat-generaal bij het resortsparket, heeft een middel van cassatie voorgesteld. Mr. N. van der Laan, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur houdende tegenspraak ingediend.
4. Het betreft hier één van de zaken uit het zogenaamde Klimoponderzoek. Kort gezegd gaat het om aanzienlijke fraude met vastgoed die de media bepaald niet is ontgaan.2.Daarbij zou meer dan 200 miljoen euro zijn onttrokken aan het toenmalige Bouwfonds (later: Rabo Vastgoedgroep) en het Philips Pensioenfonds. Meer dan honderd natuurlijke personen en rechtspersonen zijn als verdachte aangemerkt. De verdachte in deze zaak is onder meer betrokken bij het voor (deels) niet bestaande bouwopdrachten (doen) factureren van (bovenmatige) bedragen. Zo werd in de terminologie van de hoofdverdachte een ‘potje gecreëerd’. Verdachte was ook betrokken bij het wegsluizen van geld uit dat ‘potje’. Op 10 februari 2015 deed de Hoge Raad twee zaken van verdachten in het Klimoponderzoek af met toepassing van art. 81 RO.3.
5. Het middel bevat de klacht dat het hof “de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, althans verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van het ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging’, dan wel heeft vrijgesproken op een grond of gronden die deze beslissing niet kan of kunnen dragen nu de motivering van het Hof nog steeds de mogelijkheid openlaat dat er sprake is van medeplegen.”
6. In het bestreden arrest heeft het hof de vrijspraak als volgt gemotiveerd:
“Bespreking van de ten laste gelegde feiten onder 1 t/m 5
Ambtshalve overweging
De vertegenwoordiger van de verdachte is zelf ook verdachte in de Klimopzaak. Hij heeft op verzoek van de medeverdachte Van Vlijmen als ‘potje’ (voor gelden) gefungeerd. Voor het ontvangen en verrichten van betalingen heeft de vertegenwoordiger van de verdachte gebruik gemaakt van zijn BV’s, waaronder de verdachte. De onderhavige ten laste gelegde feiten worden ook de vertegenwoordiger van de verdachte, als pleger dan wel als feitelijk leidinggever, verweten.
In de zaak van de vertegenwoordiger van de verdachte heeft het hof overwogen dat hij als pleger van de strafbare feiten dient te worden aangemerkt, omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat de vertegenwoordiger van de verdachte zelf alle strafbare handelingen heeft verricht en hij zijn BV, de verdachte, daarbij enkel heeft gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen.
Dit leidt er toe dat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.”
7. De tenlastelegging waarvan het hof verdachte heeft vrijgesproken, luidt als volgt:
“1. (PROJECT SOLARIS):
Zij op of omstreeks 3 juli 2000 te Bilthoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een factuur van [verdachte] gericht aan [G] BV ten bedrage van Fl.325.000,- (exclusief btw)(D-1427-2)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op/in die factuur vermeld dat door of namens [verdachte] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [G] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [verdachte] zijn verricht ten behoeve van/voor [G] BV
en/of
op/in die factuur (een) factuurbedrag vermeld dat in werkelijkheid geenm althans niet volledig, betrekking heeft op de in die factuur vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.(PROJECTEN HOLLANDSE MEESTER & SOLARIS & COOLSINGEL):
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 1 april 2008 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken en/of Den Haag en/of Bergschenhoek en/of 's-Gravenzande en/of Bilthoven en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Heemstede en/of Bemmel en/of Buitenkaag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [betrokkene 10] en/of [medeverdachte 6] en/of [betrokkene 11] en/of [H] BV en/of [I] BV en/of [J] BV (van 2 februari 1994 tot 14 augustus 2000 optredend onder de handelsnaam [K] BV) en/of [L] BV (van 14 augustus 2000 tot 5 april 2005 optredend onder de handelsnaam [K] BV) en/of [M] BV en/of [N] BV en/of [medeverdachte 7] (van 14 april 1999 tot 26 februari 2009 optredend onder de handelsnaam [O] BV) en/of [P] BV en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
-oplichting van Bouwfonds (artikel 326 WvSr)
-verduistering in diénstbetrekking bij Bouwfonds (artikel 322 WvSr)
-valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr)
-niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr)
-witwassen (artikel 420bis/420quater WvSr)
-opzetheling (artikel 416 WvSr)
3.(PROJECT EUROCENTER):
Zij in of omstreeks de periode van 24 februari 2006 tot en met 7 september 2007 te Bilthoven en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een brief van [verdachte] gericht aan [Q] BV d.d. 28 december 2005 en/of een overeenkomst tussen [verdachte] en [Q] BV d.d. 28 december 2005 (D-1036)
en/of
een brief van [verdachte] gericht aan [Q] BV d.d. 10 augustus 2006 en/of een overeenkomst tussen [verdachte] en [Q] BV (D-1373)
en/of
zeven, althans een of meer, factu(u)r(en) van [Q] BV (telkens) gericht aan [verdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 250.000,- (exclusief btw) (D-0851 en/of D-0848 en/of D-0869 en/of D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-1169-4),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
op/in die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) vermeld dat door of namens [Q] BV werkzaamheden en/of diensten zijn/zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) gedateerd op respectievelijk 28 december 2005 en/of 10 augustus 2006, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [Q] BV zijn/zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of die brie(f)(ven) van 28 december 2005 en/of 10 augustus 2006 geantedateerd was/waren
en/of
op/in die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld die/dat in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die brie(f)(ven) en/of overeenkomsten vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door of namens [Q] BV werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of de factu(u)r(en) D-0882 en/of D-
0883 en/of D-0884 en/of D-1169-4 gedateerd op respectievelijk 24 februari 2006 en/of 5 juni 2006 en/of 13 september 2006 en/of 6 januari 2007, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [Q] BV zijn zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] en/of die factu(u)r(en) van 24 januari 2006 en/of 5 juni 2006 en/of 13 september 2006 en/of 6 januari 2007 geantedateerd was/waren
en/of
op/in die factu(u)r(en( (een) factuurbedrag(en) vermeld die/dat in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.(PROJECT EUROCENTER):
Zij in of omstreeks de periode van 3 juni 2004 tot en met 28 februari 2007, te Bilthoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 1.925.000, (exclusief btw), in elk geval enig(e) geldbedrag(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door voor te wenden dat (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst tussen [verdachte] en [R] BV (D-0069/D-1056) en/of drie, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [verdachte] (telkens) aan [R] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 1.850.000,- (exclusief btw) (D-1053 en/of D1052 en/of D-0900) en/of een (valse of vervalste) factuur van [verdachte] aan [N] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 75.000,- (exclusief btw) (D-1037/D-0260)
en/of
door voor te wenden dat (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren (door)betaald op basis van twee, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [I] BV (telkens) aan [verdachte] ten bedrage van in circa totaal Euro 200.000,- (exclusief btw) (D-2801/D-0867/D-1629 en/of D-2886/D-1769), en/of twee, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [S] /Ltd en/of [T] en/of [betrokkene 12] (telkens) aan [verdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 280.380,- (exclusief btw) (D-3207-2 en/of D-3209-1) en/of twee, althans een of meer, (valse of vervalste) brie(f)(ven) van [verdachte] (telkens) aan [Q] BV dan wel twee, althans een of meer, (valse of vervalste) overeenkomst(en) tussen [Q] BV en [verdachte] (D-1036 en/of D-1373) en/of zeven, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [Q] BV (telkens) aan [verdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 250.000,- (exclusief btw) D-0851 en/of D-0848 en/of D-0869 en/of D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-1169-4),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) heeft overgedragen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5. (PROJECT EUROCENTER/PHILIPS):
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of Bloemendaal en/of Rosmalen en/of Den Bosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Alphen aan den Rijn en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein en/of Waddinxveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in verengiging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 13] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 8] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [medeverdachte 9] en/of [betrokkene 18] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 20] en/of [E] NV en/of [D] BV en/of [U] BV en/of [I] BV en/of [V] BV en/of [W] BV en/of [Q] BV en/of [R] BV en/of [X] BV (van 29 januari 2001 tot 10 april 2006 optredend onder de handelsnaam [Y] BV) en/of [Z] NV en/of [N] BV en/of [AA] BV en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
-oplichting van Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of [BB] BV en/of Bouwfonds (artikel 326 WvSr);
-verduistering in dienstbetrekking bij Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of [BB] BV en/of Bouwfonds (artikel 322 WvSr);
-valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr);
-niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr);
-witwassen (artikel 420bis/420quarter WvSr);”
8. Voor de beoordeling van het middel is het standaardarrest van de Hoge Raad4.over daderschap van de rechtspersoon van belang:
“3.3. Blijkens de wetsgeschiedenis kan een rechtspersoon (in de zin van art. 51 Sr) worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Ook in de rechtspraak is die toerekening erkend als grondslag voor het daderschap van de rechtspersoon (vgl. onder meer HR 23 februari 1993, NJ 1993, 605 en HR 13 november 2001, NJ 2002, 219).
3.4.
Vervolgens rijst de vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend.
Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij verdient opmerking dat laatstbedoelde criteria - die zijn ontwikkeld in HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378 en die naar het geval dat in die zaak aan de orde was, plegen te worden aangeduid als "ijzerdraadcriteria" - weliswaar zijn ontwikkeld met het oog op het functionele daderschap van een natuurlijke persoon (dus met het oog op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijke persoon), maar dat zij in voorkomende gevallen tevens kunnen fungeren als maatstaven voor de toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon (vgl. HR 14 januari 1992, NJ 1992, 413).”
9. In de bestreden overweging wordt in ieder geval niet uitdrukkelijk aangeknoopt bij de door de Hoge Raad geformuleerde criteria voor het daderschap van de rechtspersoon. Ligt in het oordeel van het hof besloten dat het hof die criteria niet heeft miskend? De kern van de overweging van het hof is dat de rechtspersoon geen dader is, omdat een ander (te weten de vertegenwoordiger van de rechtspersoon ter zitting van het hof) alle strafbare handelingen heeft verricht en de rechtspersoon uitsluitend als middel daarbij heeft gebruikt. Valt daar nu in te lezen dat het niet redelijk is de strafbare feiten aan de rechtspersoon toe te rekenen omdat de gedraging niet heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon? De daarbij vereiste souplesse is mij gelet op het navolgende te groot.
10. De enkele omstandigheid dat - zoals het hof overweegt - alle strafbare handelingen zijn verricht door een natuurlijk persoon sluit het daderschap van de rechtspersoon niet uit. Integendeel. Het daderschap van de rechtspersoon kan onder meer worden bepaald door handelingen van natuurlijke personen.5.Zij maken een vals geschrift op of hebben dergelijke geschriften voorhanden en de vraag is dan vervolgens of die gedragingen van de natuurlijke persoon of personen in redelijkheid aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Aan dit deel van de motivering van het hof komt dus geen bepalende betekenis toe.
11. Ligt dat anders indien alle strafbare handelingen door een natuurlijke persoon zijn verricht en die natuurlijke persoon de rechtspersoon enkel heeft gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen. Impliceert dat (exclusieve) gebruik als middel door een natuurlijke persoon dat de gedraging niet plaatsvindt in de sfeer van de rechtspersoon6.? Zonder nadere motivering die ontbreekt, is mij dat te algemeen. Bij delicten als flessentrekkerij en faillissementsfraude is het niet ongebruikelijk rechtspersonen te kopen en te misbruiken, maar zal na een veroordeling van een natuurlijke persoon de slotsom niet spoedig zijn dat daardoor het daderschap van de rechtspersoon wegvalt.
12. Deze problematiek wordt uitdrukkelijk aan de orde gesteld door Kesteloo7.onder de titel: rechtspersoon dader of instrument? Hij wijst er allereerst op dat wanneer een rechtspersoon alleen wordt misbruikt het weinig zin heeft de rechtspersoon een boete op te leggen, omdat dan slechts de rechtspersoon wordt getroffen en niet de daadwerkelijke pleger. Deze praktische benadering knoopt aan bij het belang om te vervolgen en niet bij de vraag of de rechtspersoon dader is. Daderschap van een misbruikte rechtspersoon sluit Kesteloo niet uit. Hij schrijft namelijk voorts nog dat de rechtspersoon in een dergelijk geval wel als medepleger van het delict kan worden aangemerkt en de natuurlijke persoon als feitelijk leidinggever aan deze verboden gedraging. Het praktische belang is inderdaad niet alles bepalend. Dat geldt ook in het onderhavige geval waarin ik overigens moeite heb om te begrijpen dat het openbaar ministerie er inderdaad belang bij heeft dat verdachte na verwijzing door de Hoge Raad alsnog wordt veroordeeld.
13. De motivering van het hof lijdt daarenboven aan het manco dat deze geschiedt aan de hand van vaststelling in (formeel) een andere strafzaak te weten de strafzaak tegen de natuurlijke persoon (de vertegenwoordiger van verdachte). Daarover wordt echter niet geklaagd. De inrichting van de cassatieschriftuur is overigens opmerkelijk nu daarin niet de vrijspraak van het impliciet primaire tenlastegelegde plegen door een rechtspersoon centraal wordt gesteld, maar alleen het medeplegen. Ik meen echter dat hetgeen hierboven heb opgemerkt over het plegen van de rechtspersoon eveneens van toepassing is op het medeplegen.
14. De slotsom is dat het recht verkeerd is toegepast nu de criteria van daderschap van de rechtspersoon uit het oog zijn verloren dan wel dat de motivering van de vrijspraak niet zonder meer begrijpelijk is.
15. Het middel slaagt. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde deze op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑03‑2016
Er verschenen twee boeken van Van der Boom/Van der Marel: De vastgoedfraude (2011) en De ontknoping (2012).
HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:258.
HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938, NJ 2006/328 m.nt. Mevis. Zie ook HR 22 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3526, NJ 2010/476 m.nt. Keijzer, HR 22 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN7719, NJ 2011/124 m.nt. Mevis en HR 24 januari 2012, ECLI:NLHR:2012:BU5349. Zie verder ook De Hullu, Materieel strafrecht, 2015, p. 167 e.v.
Zie voor een overzicht van de verschillende opvattingen over het daderschap van de rechtspersoon en de duiding van de rechtspraak van de Hoge Raad S.N. de Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden, Deventer 2009, hoofdstuk 5. Voorts A.L.J van Strien, De rechtspersoon in het strafproces: een onderzoek naar de procesrechtelijke aspecten van de strafbaarheid van rechtspersonen, Den Haag 1996.
De bedrijfsactiviteiten van verdachte (commissionairs en makelaars in effecten, beleggingsadviseurs e.d. het beleggen, beheren en exploiteren van vermogenswaarden, in het bijzonder onroerende goederen en hypothecaire schuldvorderingen) zijn mijns inziens ook niet zonder meer zodanig dat de verweten gedragingen volledig buiten de sfeer van de rechtspersoon vallen. De aard van de gedraging is geen harde contra-indicatie. De feiten passen wel bij vastgoedbeheer dat de kernactiviteit van verdachte is (en dat zou natuurlijk heel anders zijn als het om heroïnehandel zou gaan).
A.N. Kesteloo, De rechtspersoon in het strafrecht, Deventer 2013, p. 39.
Beroepschrift 15‑01‑2016
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Griffienummers:
S 15/01317 [verweerder] B.V.
TEGENSPRAAK VAN HET MIDDEL VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
Verweerder in cassatie, [verweerder] B.V., in deze zaak domicilie kiezend te Amsterdam aan de Keizersgracht 332 ten kantore van haar advocaat mr. N. van der Laan, heeft kennis genomen van de cassatieschriftuur die mr. M. de Meijer, advocaat-generaal te 's‑Gravenhage, heeft ingediend en heeft mr. N. van der Laan bepaaldelijk gemachtigd deze reactie namens hem in te dienen.
1.
Het cassatiemiddel richt zich met rechts- en motiveringsklachten tegen de vrijspraak van rekwirant, meer in het bijzonder tegen de overweging van het hof dat rekwirant dient te worden vrijgesproken nu het hof concludeert dat medeverdachte [medeverdachte 5] (en vertegenwoordiger van rekwirant) zelf alle strafbare handelingen heeft verricht en hij zijn BV's, waaronder rekwirant, enkel heeft gebruikt als middel om de ten laste gelegde strafbare gedragingen te kunnen plegen.
2.
Het cassatiemiddel werpt de vraag op of het oordeel van het Hof de mogelijkheid open laat dat er desondanks — dus ook in het geval de rechtspersoon gebruikt is als middel — sprake is van medeplegen en beantwoordt deze vraag bevestigend.
3.
Rekwirant beantwoordt die vraag ontkennend, althans meent dat in de motivering van het hof het oordeel besloten ligt dat rekwirant niet kan worden aangemerkt als medepleger.
4.
Naar de overtuiging van rekwirant gaat het middel uit van een onjuiste lezing van het arrest daar waar wordt betoogd dat het hof er kennelijk aan voorbij gaat dat rechtspersonen gedragingen slechts kunnen verrichten door tussenkomst van natuurlijke personen. Naar de mening van rekwirant is het geenszins zo dat uit de motivering van het hof volgt dat het van mening was dat (zoals het middel stelt) uit ‘de enkele omstandigheid dat een natuurlijk persoon de strafbare handeling heeft verricht’ per definitie voortvloeit dat de rechtspersoon strafrechtelijk niets te verwijten valt.
5.
De motivering van de vrijspraak lijkt juist gestoeld op het spiegelbeeldige uitgangspunt inhoudende dat de enkele omstandigheid dat de vertegenwoordiger van de rechtspersoon, met gebruikmaking van deze rechtspersoon, strafbare feiten pleegt niet per definitie betekent dat deze gedragingen aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend en de rechtspersoon moet worden aangemerkt als (mede) pleger. Dat uitgangspunt getuigt naar de mening van rekwirant niet van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk.
6.
Hoewel de steller van het middel kan worden toegegeven dat het hof niet concreet heeft doen blijken het vraagstuk van de strafbaarheid van rekwirant te hebben gelegd langs de lat zoals door de Hoge Raad is verwoord in het drijfmest arrest,1. ligt zulks naar de mening van rekwirant wel in de motivering van de vrijspraak besloten, meer in het bijzonder in de overweging dat rekwirant slechts is gebruikt als middel. In de kwalificatie van rekwirant als ‘middel’2. ligt namelijk het oordeel besloten dat de gedragingen van de vertegenwoordiger niet aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Immers, uit het zijn van ‘middel’ vloeit voort dat het hof heeft aangenomen dat bij rekwirant geen onafhankelijk wilsbesluit heeft plaatsgevonden (dat aan haar kan worden toegerekend) gericht op het plegen van strafbare feiten, maar dat zij slechts is gebruikt door [medeverdachte 5] voor het plegen van zijn eigen strafbare feiten zonder dat rekwirant daar zelf invloed en of zeggenschap in heeft gehad.
7.
Ook overigens ligt in de overweging van het hof besloten dat het meent dat geen sprake is van medeplegen. Anders dan het middel betoogt, wordt die mogelijkheid dus niet opengelaten. Het hof overweegt immers dat de vertegenwoordiger van rekwirant is veroordeeld als pleger (en niet als feitelijk leidinggever) en rekwirant slechts is gebruikt als middel, hetgeen niet anders kan worden uitgelegd als dat het hof concludeert dat geen bewijs voorhanden is dat de medeverdachte (tevens zijnde vertegenwoordiger van rekwirant), de feiten in nauwe en bewuste samenwerking met rekwirant (aan wiens strafbare gedragingen deze medeverdachte en vertegenwoordiger alsdan tevens feitelijk leiding zou moeten hebben geven) zou hebben gepleegd.
Amsterdam, 15 januari 2016
mr. N. van der Laan
Gemachtigde
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 15‑01‑2016
Of ‘instrument’, het woordgebruik dat in de literatuur ook wel wordt gehanteerd, zie A.N. Kesteloo, De rechtspersoon in het strafrecht (2013), p. 39.
Beroepschrift 25‑09‑2015
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden:
Het beroep in cassatie van rekwirant is gericht tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 februari 2015 waarin het Hof in de zaak tegen verdachte:
[verdachte] B.V.,
Gevestigd te [adres], [postcode] [vestigingsplaats],
Verdachte heeft vrijgesproken van het haar ten laste gelegde.
Rekwirant kan zich met deze beslissing en de motivering daarvan niet verenigen.
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij in het bijzonder zijn (is) geschonden althans niet zijn (is) nageleefd: de artikelen 47 en/of art. 51 van het Wetboek van Strafrecht en/of enig andere wettelijke bepaling en/of enig ander algemeen rechtsbeginsel of beginsel van een goede procesorde,
doordat het Gerechtshof zijn vrijspraak van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft gebaseerd op zijn oordeel dat verdachte enkel door haar vertegenwoordiger, die alle strafbare handelingen heeft verricht c.q. als pleger dient te worden aangemerkt, is gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen,
aangezien het Gerechtshof door zo te oordelen de grondslag van die tenlastelegging heeft verlaten, althans verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van het ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging’, dan wel heeft vrijgesproken op een grond of gronden die deze beslissing niet kan of kunnen dragen nu de motivering van het Hof nog steeds de mogelijkheid openlaat dat er sprake is van medeplegen.
Een en ander zal hieronder worden toegelicht.
Toelichting 1.
Aan verdachte is — voor zover hier relevant — het volgende ten laste gelegd dat:
- ‘1.
(Project Solaris):
Zij op of omstreeks 3 juli 2000 te Bilthoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een factuur van [verdachte] BV gericht aan [G] BV ten bedrage van Fl. 325.000,- (exclusief btw) (D-1427-2)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven — op/in die factuur vermeld dat door of namens [verdachte] BV werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [G] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [verdachte] BV zijn verricht ten behoeve van/voor [G] BV
en/of
op/in die factuur (een) factuurbedrag vermeld dat in werkelijkheid geen althans niet volledig, betrekking heeft op de in die factuur vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
- 2.
(PROJECTEN HOLLANDSE MEESTER & SOLARIS & COOLSINGEL):
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 1 april 2008 te Capelle aan den IJssel en/of Hoevelaken en/of Den Haag en/of Bergschenhoek en/of 's-Gravenzande en/of Bilthoven en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Heemstede en/of Bemmel en/of Buitenkaag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [betrokkene 10] en/of [medeverdachte 6] en/of [betrokkene 11] en/of [H] BV en/of [I] BV en/of [J] BV (van 2 februari 1994 tot 14 augustus 2000 optredend onder de handelsnaam [K] BV) en/of [L] BV en/of [N] BV en/of [medeverdachte 7] BV (van 14 april 1999 tot 26 februari 2009 optredend onder de handelsnaam [O] BV) en/of [P] BV en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- —
oplichting van Bouwfonds (artikel 326 WvSr)
- —
verduistering in dienstbetrekking bij Bouwfonds (artikel 322 WvSr)
- —
valsheid in geschrifte (artikel 255 WvSr)
- —
niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr)
- —
witwassen (artikel 420bis/420quater WvSr)
- —
opzetheling (artikel 416 WvSr)
- 3.
(PROJECT EUROCENTER):
Zij in of omstreeks de periode van 24 februari 2006 tot en met 7 september 2007 te Bilthoven en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een brief van [verdachte] BV gericht aan [Q] BV d.d. 28 december 2005 en/of een overeenkomst tussen [verdachte] BV en [Q] BV d.d. 28 december 2005 (D-036)
en/of
een brief van [verdachte] BV gericht aan [Q] BV d.d. 10 augustus 2006 en/of een overeenkomst tussen [verdachte] BV en [Q] BV (D-1373)
en/of
zeven, althans een of meer, factu(u)r(en) van [Q] BV (telkens) gericht aan [verdachte] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 250.000,- (exclusief btw) (D-0851 en/of D-0848 en/of D-0869 en/of D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-1169-4,
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven —
op/in die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) vermeld dat door of namens [Q] BV werkzaamheden en/of diensten zijn/zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] BV en/of die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) gedateerd op respectievelijk 28 december 2005 en/of 10 augustus 2006, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [Q] BV zijn/zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] BV en/of die brie(f)(ven) van 28 december 2005 en/of 10 augustus 2006 geantedateerd was/waren
en/of
op/in die brie(f)(ven) en/of overeenkomst(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld die/dat in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die brie(f)(ven) en/of overeenkomsten vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten
en/of
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door of namens [Q] BV werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van/voor [verdachte] BV en/of de factu(u)r(en) D-0882 en/of D-0883 en/of D-0884 en/of D-1169-4 gedateerd op respectievelijk 24 februari 2006 en/of 5 juni 2006 en/of 13 september 2006 en/of 6 januari 2007, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door of namens [Q] BV zijn zouden worden verricht ten behoeve van/voor [verdachte] BV en/of die factu(u)r(en) van 24 januari 2006 en/of 5 juni 2006 en/of 13 september 2006 en/of 6 januari 2007 geantedateerd was/waren
en/of
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld die/dat in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
- 4.
(PROJECTEN EUROCENTER):
Zij in of omstreeks de periode van 3 juni 2004 tot en met 28 februari 2007, te Bilthoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 1.925.000, (exclusief btw), in elk geval enige geldbedrag(en)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
door voor te wenden dat (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren verkregen op basis van een (valse of vervalste) overeenkomst tussen [verdachte] BV en [R] BV (D-0069/D-1056) en/of drie, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [verdachte] BV (telkens) aan [R] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 1.850.000,- (exclusief btw) (D-1053 en/of D1052 en/of D-0900) en/of een (valse of vervalste) factuur van [verdachte] BV aan [N] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 75.000,- (exclusief btw) (D-1037/D-026-0)
en/of
door voor te wenden dat (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren (door)betaald op basis van twee, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [I] BV (telkens) aan [verdachte] BV ten bedrage van in circa totaal Euro 200.000,- (exclusief tbw) (D-2801/D-0867/D-1629 en/of D-2886/D-1769), en/of twee, althans een of meer, (valse of vervalste) factu(u)r(en) van [S] /Ltd en/of [T] en/of [betrokkene 12] (telkens) aan [verdachte] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 280.380,- (exclusief btw) (D-3207-2 en/of D-3209-1) en/of twee, althans een of meer,-(valse of vervalste) brie(f)(ven) van [verdachte] BV (telkens) aan [Q] BV dan wel twee, althans een of meer, (valse of vervalste) overeenkomst(en) tussen [Q] BV en [verdachte] BV (D-1036 en/of D-1373) en/of zeven, althans een of meer, (valse of vervalste) factur(en) van [Q] BV (telkens) aan [verdachte] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 250.000,- (exclusief btw) D-0851 en/of D-0848 en/of D-0869 en/of D-0882 en/of D-0884 en/of D-1169-4),
althans dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of (een gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) heeft overgedragen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en)/geldbedrag(en) heeft overgedragen,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
- 5.
(PROJECT EUROCENTER/PHILIPS):
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 13 november 2007 te Eindhoven en/of Hoevelaken en/of Hoofddorp en/of Heemstede en/of Weert en/of Haelen en/of Roermond en/of Tilburg en/of Aerdenhout en/of Bloemendaal en/of Rosmalen en/of Den Bosch en/of Den Haag en/of Bilthoven en/of Haarlem en/of Alphen aan den Rijn en/of Capelle aan den IJssel en/of IJsselstein en/of Waddinxveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 13] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 8] en/of [betrokkene 14] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 15] en/of [betrokkene 16] en/of [betrokkene 17] en/of [medeverdachte 9] en/of [betrokkene 18] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 20] en/of [E] NV en/of [D] BV en/of [U] BV en/of [I] BV en/of [KK] Holding BV en/of [KK] Beheer BV en/of [Q] BV en/of [R] bV en/of [X] BV (van 29 januari 2001tot 10 april 2006 optredend onder de handelsnaam [Y] BV) en/of [Z] NV en/of [N] BV en/of [[…]] BV en/of een of meer andere(n) (rechts)perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, namelijk onder meer:
- —
oplichting van Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (artikel 326 WvSr);
- —
verduistering in dienstbetrekking bij Stichting Philips Pensioenfonds en/of Philips Real Estate Investment Management BV en/of Schootse Poort Onroerend Goed Beheer BV en/of Bouwfonds (artikel 322 WvSr);
- —
valsheid in geschrifte (artikel 225 WvSr);
- —
niet ambtelijke actieve en/of passieve omkoping (artikel 328ter WvSr);
- —
witwassen (artikel 420bis/420quarter WvSr);’
2.
Het Hof heeft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, voor zover hier van belang, als volgt overwogen:
‘Vrijspraak van de ten laste gelegde feiten onder 1 t/m 5
Ambtshalve overweging
De vertegenwoordiger van de verdachte is zelf ook verdachte in de Klimopzaak. Hij heeft op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte 1] als ‘potje’ (voor gelden) gefungeerd. Voor het ontvangen en verrichten van betalingen heeft de vertegenwoordiger van de verdachte gebruik gemaakt van zijn BV's, waaronder de verdachte. De onderhavige ten laste gelegde feiten worden ook de vertegenwoordiger van de verdachte, als pleger dan wel als feitelijk leidinggever, verweten.
In de zaak van de vertegenwoordiger van de verdachte heeft het hof overwogen dat hij als pleger van de strafbare feiten dient te worden aangemerkt, omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat de vertegenwoordiger van de verdachte zelf alle strafbare handelingen heeft verricht en hij zijn BV's waaronder de verdachte, daarbij enkel heeft gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen.
Dit leidt er toe dat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.’
3.
Rekwirant werpt in casu de vraag op of het oordeel van het Hof de mogelijkheid open laat dat er desondanks — dus ook in het geval de rechtspersoon gebruikt is als middel — sprake is van medeplegen. In de visie van rekwirant luidt deze vraag bevestigend. Dat betekent dat het Hof hetzij niet geoordeeld heeft over de vraag of in casu sprake was van het ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging’, en aldus de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, hetzij een onjuiste invulling heeft gegeven aan het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’, hetzij diens oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.
In ECLI:NL:HR:2003:AF7938 geeft de Hoge Raad een aantal beschouwingen met betrekking tot de strafbaarheid van de rechtspersoon:
3.1.
In art. 51 Sr is bepaald dat een strafbaar feit behalve door een natuurlijk persoon ook kan worden begaan door een rechtspersoon, waaronder mede is begrepen de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, de maatschap, de rederij en het doelvermogen.
3.2.1.
De wet bevat geen maatstaven voor de vaststelling van het daderschap van de rechtspersoon.
3.2.2.
De wetsgeschiedenis van art. 51 Sr houdt omtrent het daderschap van de rechtspersoon het volgende in:
‘Het wetsontwerp is de laatste stap op de weg die in Nederland reeds lang is begaan. Het lijkt mij dan ook niet vereist aan de strafbaarstelling van de rechtspersoon thans een diepgravende rechtstheoretische beschouwing te wijden. Ik zou willen volstaan met de volgende opmerkingen.
Door de rechtspersoon strafbaar te stellen knoopt het strafrecht aan bij een civielrechtelijk begrip. Een voor een bepaald doel juridisch georganiseerde entiteit wordt voor het recht gelijkgesteld met een natuurlijk persoon. Aan die organisatie worden, voor zover dit zinvol is, door het recht dezelfde rechten en verplichtingen toegekend en opgelegd als aan een natuurlijk persoon. Die rechten en verplichtingen kunnen uiteraard alleen ontstaan door handelingen van natuurlijke personen die voor de organisatie optreden.
Door in het strafrecht rechtspersonen evenals natuurlijke personen strafbaar te stellen wordt gelijk dit in het civiele recht het geval is uitgedrukt, dat handelingen van natuurlijke personen, die daarbij in het verband van de rechtspersoon optreden en tezamen de inhoud van een delict vervullen, aan de rechtspersoon worden toegerekend. In die gelijkstelling ligt een zekere fictie opgesloten. Dat is echter op zichzelf geen bezwaar. Door gebruik te maken van een fictie kan in de wetgeving soms op beknopte, beeldende, wijze worden uitgedrukt wat anders alleen op een wijdlopige, gecompliceerde, wijze kan worden gezegd.’
(Kamerstukken II 1975–1976, 13 655, nr. 3, blz. 8)
alsmede, zij het dat in de navolgende passage mede aandacht wordt geschonken aan opzet en schuld:
‘Art. 15, tweede lid, Wet op de economische delicten bepaalt, dat een economisch delict onder meer wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon etc., indien het begaan wordt door personen die, hetzij uit hoofde van hun dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde, handelen in de sfeer van de rechtspersoon, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het economisch delict hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat delict aanwezig zijn.
Door ervan af te zien in het wetsontwerp een bepaling analoog aan die van art. 15, tweede lid, Wet op de economische delicten op te nemen, wordt de rechter geheel vrij gelaten in zijn oordeelvorming of, alle concrete omstandigheden in aanmerking genomen, het opzet of de schuld van de handelende natuurlijk persoon kan worden toegerekend aan de rechtspersoon bij wie hij in dienst is. Het ligt intussen voor de hand dat die toerekening eerder zal plaatsvinden indien de natuurlijke persoon bestuurder was dan wanneer het een in de organisatie van de rechtspersoon ondergeschikte functionaris betreft.’
(Kamerstukken II 1975–1976, 13 655, nr. 5, blz. 2)
3.2.3.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het aan de rechter is overgelaten om invulling te geven aan de eisen waaraan moet zijn voldaan teneinde een rechtspersoon te kunnen aanmerken als dader van een strafbaar feit.
3.3.
Blijkens de wetsgeschiedenis kan een rechtspersoon (in de zin van art. 51 Sr) worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Ook in de rechtspraak is die toerekening erkend als grondslag voor het daderschap van de rechtspersoon (vgl. onder meer HR 23 februari 1993, NJ 1993, 605 en HR 13 november 2001, NJ 2002, 219).
3.4.
Vervolgens rijst de vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend.
Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk, formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- —
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- —
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- —
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende, bedrijf,
- —
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij verdient opmerking dat laatstbedoelde criteria — die zijn ontwikkeld in HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378 en die naar het geval dat in die zaak aan de orde was, plegen te worden aangeduid als ‘ijzerdraadcriteria’ — weliswaar zijn ontwikkeld met het oog op het functionele daderschap van een natuurlijke persoon (dus met het oog op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijke persoon), maar dat zij in voorkomende gevallen tevens kunnen fungeren als maatstaven voor de toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon (vgl. HR 14 januari 1992, NJ 1992, 413).
5.
In diens motivering zoals onder 2. is weergegeven gaat het Hof er kennelijk aan voorbij dat rechtspersonen gedragingen slechts kunnen verrichten door tussenkomst van natuurlijke personen. De enkele omstandigheid dat een natuurlijk persoon de strafbare handelingen heeft verricht is niet een omstandigheid waaruit ook direct of per definitie voortvloeit dat de rechtspersoon strafrechtelijk niets te verwijten valt. Indien immers de strafbare handelingen van een natuurlijk persoon kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon, kan de rechtspersoon net zo goed strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor die handelingen. Van belang hierbij is bijvoorbeeld de vraag of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon en of is of wordt voldaan aan de omstandigheden die worden genoemd in het onder 3. weergegeven arrest. Uit 's Hofs overwegingen volgt niet dat het de vraag of verdachte als rechtspersoon strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de haar verweten strafbare feiten heeft getoetst aan de hand van de ‘ijzerdraadcriteria’. Door te overwegen dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat haar vertegenwoordiger zelf alle strafbare handelingen heeft verricht en daarbij verdachte enkel heeft gebruikt als middel om de strafbare gedragingen te kunnen plegen, heeft het Hof naar de mening van rekwirant het toepasselijke toetsingskader voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen miskend en daarmee blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
Het Hof gaat niet nader in op de vraag of de handelingen die zijn verricht door de vertegenwoordiger van verdachte haar al dan niet kunnen worden toegerekend, zodat niet blijkt of het Hof zich een oordeel heeft gevormd over de vraag of er al dan niet sprake is van ‘tezamen en in vereniging’, danwel heeft het Hof blijk gegeven van een te beperkte uitleg van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’. Uit de motivering van het Hof kan bijgevolg tevens niet — althans niet zonder meer — volgen dat er géén sprake is van medeplegen, van ‘tezamen en in vereniging’ zoals is ten laste gelegd, zodat het oordeel van het Hof met onvoldoende redenen is omkleed. De motivering van het Hof laat de mogelijkheid immers open dat er sprake is van medeplegen.
Indien het cassatiemiddel doel treft zal de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 februari 2015 niet in stand kunnen blijven. Rekwirant verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden dan ook het arrest te vernietigen en vervolgens te bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet behoort of had behoren te geschieden.
's‑Gravenhage, 25 september 2015
M.E. de Meijer,
Advocaat-generaal bij het ressortsparket