Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Curaçao
Artikel 21 Vermijden van dubbele belasting
Geldend
Geldend vanaf 13-07-2024
- Redactionele toelichting
Vindt toepassing voor belastingjaren en belastingtijdvakken die aanvangen of, in geval van aan de bron geheven belastingen, voor betalingen die zijn gedaan op of na 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
26-06-2024, Stb. 2024, 215 (uitgifte: 12-07-2024, kamerstukken: 36351)
- Inwerkingtreding
13-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2024, Stb. 2024, 215 (uitgifte: 12-07-2024, kamerstukken: 36351)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
Internationaal belastingrecht / Algemeen
1.
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze rijkswet in Curaçao mogen worden belast.
2.
Indien een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde, vierde en vijfde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 10, twaalfde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste, tweede en derde lid, artikel 14, eerste lid, artikel 17, tweede lid, artikel 18, eerste en derde lid, en artikel 20, tweede lid, in Curaçao mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
3.
Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede en veertiende lid, artikel 15, eerste lid, artikel 16, eerste en tweede lid, en artikel 17, derde lid, in Curaçao mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Curaçao over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest waarvoor Nederland een vermindering verleent uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Dit lid beperkt een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek van de Nederlandse belasting betreft die betrekking heeft op de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling van de belasting betaald in Curaçao op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.
4.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid verleent Nederland een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in Curaçao betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, twaalfde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, en artikel 20, tweede lid, in Curaçao mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, voor zover Nederland uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een vermindering verleent op de Nederlandse belasting voor de in een derde land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het derde lid van overeenkomstige toepassing.
5.
De bepalingen van het tweede lid zijn niet van toepassing op inkomen verkregen door een inwoner van Nederland als Curaçao de bepalingen van deze rijkswet toepast om dergelijk inkomen vrij te stellen van belasting of de bepalingen van artikel 10, tweede lid, toepast op dergelijk inkomen. In dat geval zijn de bepalingen van het vierde lid van overeenkomstige toepassing.
6.
Curaçao is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze rijkswet in Nederland mogen worden belast.
7.
Indien een inwoner van Curaçao bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde, vierde en vijfde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 10, twaalfde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste, tweede en derde lid, artikel 14, eerste lid, artikel 16, eerste en tweede lid, artikel 17, tweede lid, artikel 18, eerste en derde lid, en artikel 20, tweede lid, in Nederland mogen worden belast en die in de in het zesde lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Curaçao deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Curaçaose wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Curaçaose belasting zijn vrijgesteld.
8.
Curaçao verleent voorts een aftrek op de met inachtneming van het zevende lid berekende Curaçaose belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede en veertiende lid, artikel 15, eerste lid, en artikel 17, derde lid, in Nederland mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het zesde lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Nederland over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Curaçaose wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest waarvoor Curaçao een vermindering verleent uit hoofde van de bepalingen in de Curaçaose wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Dit lid beperkt een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Curaçaose wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek op de Curaçaose belasting betreft die betrekking heeft op de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling van de belasting betaald in Nederland op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.
9.
Niettegenstaande de bepalingen van het zevende lid verleent Curaçao een aftrek op de Curaçaose belasting voor de in Nederland betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, twaalfde lid, artikel 11, derde lid, artikel 12, derde lid, en artikel 20, tweede lid, in Nederland mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de in het zesde lid bedoelde grondslag zijn begrepen, voor zover Curaçao uit hoofde van de bepalingen in de Curaçaose wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een vermindering verleent op de Nederlandse belasting voor de in een derde land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het achtste lid van overeenkomstige toepassing.
10.
De bepalingen van het zevende lid zijn niet van toepassing op inkomen verkregen door een inwoner van Curaçao als Nederland de bepalingen van deze rijkswet toepast om dit inkomen vrij te stellen van belasting of de bepalingen van artikel 10, tweede lid, toepast op dergelijk inkomen. In dat geval zijn de bepalingen van het negende lid van overeenkomstige toepassing.
11.
In het geval dat inkomen, verkregen volgens artikel 16, eerste en tweede lid, door een inwoner van Curaçao op basis van de in Nederland geldende belastingwetgeving niet onderworpen is aan een belasting naar het inkomen, zijn de bepalingen van het achtste lid van overeenkomstige toepassing op dit inkomen.