Rb. Rotterdam, 23-12-2015, nr. 4580351 VZ VERZ 15-21042
ECLI:NL:RBROT:2015:9222
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
23-12-2015
- Zaaknummer
4580351 VZ VERZ 15-21042
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2015:9222, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 23‑12‑2015; (Beschikking)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2016/29
JIN 2016/74 met annotatie van I. van Marrewijk
AR-Updates.nl 2016-0022
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0022
Brightmine 2016-415007
Uitspraak 23‑12‑2015
Inhoudsindicatie
aanzegverplichting, 7:668 BW, ontvangsttheorie, 3:37 lid 3 BW
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Zaaknummer: 4580351 VZ VERZ 15-21042
Uitspraak: 23 december 2015
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te Rotterdam,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.W. Dijke te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIGION BEVEILIGING B.V.,
gevestigd te Schiedam,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.J. Bor te Schiedam.
Partijen worden hierna “[verzoeker]” en “Trigion” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
- -
het op 5 november 2015 ontvangen verzoekschrift, met producties, van [verzoeker];
- -
de op 27 november 2015 ontvangen ‘verandering verzoekschrift’, met producties; van [verzoeker];
- -
het op 30 november 2015 ontvangen verweerschrift, met producties, van Trigion;
- -
de brief d.d. 2 december 2015, met producties, van de gemachtigde van [verzoeker].
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 9 december 2015. Daarbij is [verzoeker] met zijn gemachtigde verschenen. Aan de zijde van Trigion zijn verschenen mevrouw [W.] (HR Manager) en de heer [M.] (Rayon Manager), bijgestaan door de gemachtigde van Trigion.
1.3
Beide gemachtigden hebben het eigen standpunt mondeling toegelicht aan de hand van door ieder van hen overgelegde schriftelijke aantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. Ook partijen zelf zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden. Die aantekeningen bevinden zich eveneens in het procesdossier.
1.4
De datum voor deze uitspraak is door de kantonrechter op heden bepaald.
2. De vaststaande feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1960, is met ingang van 10 september 2012 voor de bepaalde duur van zes maanden in dienst getreden van Trigion. Het dienstverband is aansluitend met opnieuw zes maanden verlengd.
2.2
Bij brief van 22 juli 2013 heeft Trigion [verzoeker] bevestigd dat de arbeidsovereenkomst per 10 september 2013 aansluitend wordt verlengd met 24 maanden. Zij schrijft daarin:
“(…)
Wij hebben vastgesteld dat uw arbeidsovereenkomst op 10 september 2013 eindigt.
(…)
Het verheugt ons u te kunnen mededelen dat uw arbeidsovereenkomst wordt verlengd met vierentwintig maanden. Uw arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege per 10 september 2015.
(…)”.
2.3
Op 23 juli 2015 heeft [verzoeker] een functioneringsgesprek gehad met zijn teamleider, de heer [H.]
2.4
Van 24 juli 2015 tot 24 augustus 2015 heeft [verzoeker], na verkregen verlof, vakantie genoten in Kaapverdië.
2.5
Bij brief van 30 juli 2015 heeft Trigion [verzoeker] onder meer het volgende geschreven:
“Beste heer [verzoeker],
U heeft een gesprek gevoerd met de heer [H.]. Tijdens dit gesprek is aangezegd dat de met jou gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met ingang van 11 september 2015 helaas van rechtswege wordt beëindigd. (…)
(…)”.
3. Het geschil
3.1
[verzoeker] heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
vast te stellen dat tussen [verzoeker] en Trigion met ingang van 11 september 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, en
Trigion te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het achterstallige salaris ad € 1.976,58 bruto inclusief 8% vakantietoeslag per vier weken, met ingang van 11 september 2015, vermeerderd met de wettelijke verhoging, dat alles vermeerderd met de wettelijke rente, dan wel
subsidiair:
Trigion te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een vergoeding van € 779,05 bruto wegens het niet in acht nemen van de juiste aanzegtermijn, en
Trigion te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding ad € 2.140,30 bruto, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2015,
zowel primair als subsidiair:
Trigion te veroordelen in de procedure, daaronder begrepen het salaris voor de gemachtigde van [verzoeker].
3.2
Ter toelichting op het door hem verzochte heeft [verzoeker] -zakelijk en voor zover thans van belang weergegeven- het volgende aangevoerd.
3.2.1
Trigion is haar aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW niet correct nagekomen. Weliswaar heeft zij bij brief van 30 juli 2015 (zie 2.5) medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, maar [verzoeker] heeft pas na ommekomst van zijn vakantie, waarmee Trigion bekend was, op 24 augustus 2015, van de inhoud van die brief kennis kunnen nemen. Trigion heeft [verzoeker] dan ook twee weken te laat over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst geïnformeerd. Op grond van artikel 17 lid 3 van de toepasselijke CAO heeft dit tot gevolg dat er per 11 september 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Trigion is derhalve gehouden aan [verzoeker], die zich ook beschikbaar heeft verklaard zijn werkzaamheden te hervatten, vanaf die datum het loon met emolumenten te betalen.
3.2.2
Voor het geval het primaire verzochte niet toewijsbaar zou zijn, stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat Trigion hem de naar rato berekende vergoeding als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW is verschuldigd wegens het niet tijdig voldoen aan de aanzegverplichting, door hem becijferd op € 779,05 bruto, alsook de transitievergoeding bedoeld in artikel 7:673 BW, door hem berekend op € 2.141,30 bruto.
3.3
Trigion heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op hetgeen zij naar voren heeft gebracht alsook op hetgeen [verzoeker] verder nog heeft aangevoerd, wordt hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.
4. De beoordeling
4.1
Vooropgesteld wordt dat Trigion op grond van artikel 7:668 lid 1 BW gehouden was om [verzoeker] uiterlijk een maand voordat de laatstelijk tot 10 september 2015 verlengde arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen, schriftelijk te informeren over het wel of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst (en bij voortzetting over de voorwaarden waaronder zij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten). Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze verplichting is ingevoerd om de werknemer meer zekerheid te bieden en hem tijdig in de gelegenheid te stellen om te zien naar ander werk.
4.2
Dat brengt met zich dat in het midden kan blijven of de teamleider van [verzoeker] hem tijdens het op 23 juli 2015 gehouden functioneringsgesprek (reeds) mondeling heeft medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden, zoals in de brief d.d. 30 juli 2015 van Trigion is vermeld maar [verzoeker] stellig heeft betwist. Aangenomen dat die mededeling toen wel is gedaan, dan zou Trigion daarmee immers nog niet hebben voldaan aan haar voormelde verplichting [verzoeker] schriftelijk te informeren.
4.3
[verzoeker] heeft betoogd dat hoewel Trigion de brief d.d. 30 juli 2015 op zich tijdig, in de zin van meer dan een maand voordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde, aan zijn huisadres heeft doen toekomen, de aan deze wettelijke bepaling ten grondslag liggende beschermingsgedachte hier met zich brengt dat Trigion daarmee niet voldaan heeft aan haar aanzegverplichting, nu zij wist dat [verzoeker] tot aan 24 augustus 2015 in Kaapverdië vakantie genoot en hij daarom op zijn vroegst op die datum, gelegen (ruim) binnen de in voormeld artikellid bedoelde termijn van een maand, en dus te laat, van de inhoud van die brief kennis kon nemen.
4.4
Daarin kan hij echter niet worden gevolgd. In verband daarmee wordt overwogen dat op grond van artikel 3:37 lid 3 BW geldt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, zoals hier de brief van 30 juli 2015, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt, tenzij het niet-bereiken het gevolg is van omstandigheden die de persoon van de geadresseerde betreffen en die rechtvaardigen dat de geadresseerde het nadeel draagt. Niet in geschil is dat die brief kort na het verzenden daarvan, en in ieder geval vóór 10 augustus 2015, op het woonadres van [verzoeker] is bezorgd. Daarmee heeft Trigion (tijdig) aan haar aanzegverplichting voldaan. Daaraan doet niet af dat [verzoeker] wegens zijn vakantie pas op 24 augustus 2015 van de inhoud van de brief kennis heeft kunnen nemen. Het feit dat hij zijn post tijdens zijn vakantie niet heeft laten waarnemen, vormt immers een omstandigheid die voor rekening en risico van [verzoeker] komt. Overigens is gesteld noch gebleken dat [verzoeker] Trigion heeft verzocht hem in de verlofperiode op andere wijze of, ter voldoening aan haar aanzegverplichting, op een ander postadres te berichten omtrent het al dan niet verlengen van de arbeidsovereenkomst, ondanks dat zij ter zake volgens [verzoeker] nog geen uitsluitsel had gegeven bij het functioneringsgesprek.
4.5
Het voorgaande betekent dat het door [verzoeker] primair verzochte integraal wordt afgewezen en dat de door hem subsidiair verzochte vergoeding wegens het niet tijdig voldoen aan de aanzegverplichting hetzelfde lot is beschoren.
4.6
Trigion heeft erkend de eveneens subsidiair verzochte transitievergoeding, door haar berekend op € 2.136,45 bruto, te laat, namelijk op 25 november 2015, aan [verzoeker] te hebben uitgekeerd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] ook erkend het door Trigion gestelde netto equivalent ad € 1.189,58 te hebben ontvangen. Volgens hem gaat het echter om, zo heeft zijn gemachtigde ter mondelinge behandeling gesteld, een bruto bedrag van € 2.154,35, zodat [verzoeker] nog € 17,90 bruto tegoed heeft.
4.7
Overwogen wordt dat uit de door Trigion in het verweerschrift gepresenteerde berekening blijkt van een rekenfout, namelijk daar waar zij, onder punt 10, het basisloon ad € 1.670,41 per vier weken heeft omgerekend naar een maandloon. Dat vierwekenloon omgerekend naar een maandloon bedraagt immers (13/12e * 1.670,41, is ) € 1.809,61 bruto en niet € 1.741,36 bruto zoals door Trigion daar gesteld. Indien nu het bedrag van € 1.809,61 bruto ingevuld wordt daar waar Trigion heeft gerekend met een bedrag van € 1.741,36 bruto, blijkt dat het door [verzoeker] verzochte meerdere -ad € 17,90 bruto- toewijsbaar is. Dat bedrag wordt dan ook toegewezen.
4.8
De door [verzoeker] verzochte wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) wordt, als op de wet gegrond, eveneens toegewezen, en wel vanaf 10 oktober 2015 (de datum waarop de transitievergoeding op de voet van artikel 7:686a lid 1 BW had moeten zijn betaald) tot aan 25 november 2015 (de dag van de onder 4.6 bedoelde betaling) over een bedrag van € 2.154,35, en vanaf laatstgenoemde datum tot aan de dag der algehele voldoening over het volgens [verzoeker] nog resterende bedrag van € 17,90.
4.9
Gelet op al het voorgaande is [verzoeker] hier de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt daarom in de kosten van de procedure veroordeeld, welke tot aan deze uitspraak aan de zijde van Trigion worden begroot op € 500,- (twee punten á € 250,-) aan salaris voor haar gemachtigde.
5. De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Trigion tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 2.154,35 vanaf 10 oktober 2015 tot aan 25 november 2015;
- veroordeelt Trigion tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 17,90 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 25 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Trigion vastgesteld op € 500,- aan salaris voor haar gemachtigde;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654