Artikel 10 bis
1
Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten inbrengende of verworven vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, dan heeft die lidstaat het recht bij het heffen van een belasting op het inkomen, de winst of de vermogenswinst van die vennootschap ten aanzien van directe of indirecte deelgerechtigden van die vennootschap de bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen.
2
Een lidstaat die het in lid 1 bedoelde recht uitoefent, staat aftrek toe van de belasting die zonder de bepalingen van deze richtlijn zou zijn geheven op het inkomen, de winst of de vermogenswinst van de fiscaal transparante onderneming, zulks op dezelfde manier en voor hetzelfde bedrag als die lidstaat zou hebben gedaan indien die belasting werkelijk was geheven en betaald.
3
Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten ontvangende of verwervende vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door die lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, dan heeft die lidstaat het recht artikel 8, leden 1, 2 en 3 niet toe te passen.
4
Wanneer een lidstaat een niet-ingezeten ontvangende vennootschap als fiscaal transparant beschouwt op grond van een beoordeling, door de lidstaat, van de juridische eigenschappen waarover de vennootschap beschikt ingevolge het recht waarnaar zij is opgericht, kan die lidstaat op elk van de directe of indirecte deelgerechtigden, dezelfde behandeling voor fiscale doeleinden toepassen als hij zou toepassen indien de ontvangende vennootschap haar fiscale woonplaats had in die lidstaat.