RVR 2021/34
Huurkorting 290-bedrijfsruimte. Prejudiciële vragen aan Hoge Raad: aan de hand van welke criteria c.q. omstandigheden wordt de hoogte van de huurkorting bepaald als er sprake is van een gebrek of onvoorziene omstandigheden ten gevolge van de coronacrisis?
Rb. Limburg 31-03-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:2982
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
31 maart 2021
- Magistraten
Mr. H.H. Dethmers
- Zaaknummer
8759667 \ CV EXPL 20-4630
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS269821:1
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Huurrecht / Huurprijzen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBLIM:2021:2982, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 31‑03‑2021
- Wetingang
Art. 6:258, 7:204 lid 2, 7:207 BW
Essentie
Huurkorting 290-bedrijfsruimte. Coronacrisis. Prejudiciële vragen aan Hoge Raad.
Heeft een huurder van een horecaruimte recht op huurkorting, en zo ja op grond van de gebrekenregeling van art. 7:204 BW of de onvoorziene omstandigheden in de zin van art. 6:258 BW? Kwalificeert de als gevolg van de coronacrisis van overheidswege opgelegde sluiting van de horeca als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, dan wel als een onvoorziene omstandigheid in de zin van art. 6:258 BW? En zo ja, aan de hand van welke criteria c.q. omstandigheden wordt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.