Einde inhoudsopgave
Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van het Eengemaakt Octrooigerecht
Artikel 13 Doel en opheffing van de voorrechten en immuniteiten voorzien in de artikelen 6, 9 en 10
Geldend
Geldend vanaf 27-10-2021
- Bronpublicatie:
29-06-2016, Trb. 2016, 164 (uitgifte: 19-10-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-10-2021, Trb. 2021, 136 (uitgifte: 28-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
1.
De voorrechten en immuniteiten voorzien in dit Protocol worden niet vastgesteld ten behoeve van het persoonlijk voordeel van de personen aan wie zij worden verleend. Zij zijn uitsluitend bedoeld in het belang van het Gerecht en in het bijzonder teneinde de handelingsvrijheid van het Gerecht en de volledige onafhankelijkheid van de betrokken personen onder alle omstandigheden te waarborgen.
2.
Het presidium van het Gerecht is niet alleen gerechtigd maar ook verplicht de immuniteit van rechters, de griffier en het personeel ingevolge de artikelen 9 en 10 op te heffen, indien het van oordeel is dat deze de normale loop van het recht zou belemmeren en zulks mogelijk is zonder de belangen van het Gerecht te schaden. Staten die partij zijn hebben hetzelfde recht ten aanzien van hun vertegenwoordigers in het Bestuurscomité en het Begrotingscomité (artikel 6). Het Bestuurscomité heeft hetzelfde recht en dezelfde verplichting ten aanzien van de leden van het Raadgevend Comité.