NJB 2018/363
Een licentieovereenkomst van bepaalde duur bevat een beding over tussentijdse opzegging. De licentiegever zegt de overeenkomst tussentijds op. Hoge Raad: 1. Gedekt verweer. Het oordeel van het hof dat sprake is van een gedekt verweer, berust op een aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de gedingstukken, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. 2. Opzegging van duurovereenkomsten. Redelijkheid en billijkheid. Het oordeel dat de overeengekomen opzegmogelijkheid geen aanvulling behoeft op grond van art. 6:248 lid 1 BW, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is genoegzaam gemotiveerd. Dat het hof vervolgens heeft geoordeeld dat een beroep op de opzegging pas ontoelaatbaar is als dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, getuigt evenmin van een onjuiste rechtsopvatting
HR 02-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:141
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 februari 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
16/04437
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:141, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1084, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑01‑2016
- Wetingang
(art. 348 Rv; art. 6:248 lid 1 en 2, art. 6:258 BW)
Essentie
Een licentieovereenkomst van bepaalde duur bevat een beding over tussentijdse opzegging. De licentiegever zegt de overeenkomst tussentijds op. Hoge Raad: 1. Gedekt verweer. Het oordeel van het hof dat sprake is van een gedekt verweer, berust op een aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de gedingstukken, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. 2. Opzegging van duurovereenkomsten. Redelijkheid en billijkheid. Het oordeel dat de overeengekomen opzegmogelijkheid geen aanvulling behoeft op grond van art. 6:248 lid 1 BW, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is genoegzaam gemotiveerd. Dat het hof vervolgens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.