RAR 2021/109
Vervaltermijn. Moet de rechter de vervaltermijn van art. 7:686a lid 4, aanhef en onder a, BW ambtshalve toepassen indien geen der partijen zich op de termijn beroept?
HR 21-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:747
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 mei 2021
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, C.A. Streefkerk, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
20/00929
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS278957:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:747, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1157, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑03‑2020
- Wetingang
Essentie
Vervaltermijn. Arbeidsprocesrecht.
Moet de rechter de vervaltermijn van art. 7:686a lid 4, aanhef en onder a, BW ambtshalve toepassen indien geen der partijen zich op de termijn beroept?
Samenvatting
PontMeyer heeft werknemer op 26 oktober 2018 op staande voet ontslagen. Werknemer heeft per fax de kantonrechter verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. De rechtbank heeft het faxbericht in de nacht van 24 op 25 december 2018 ontvangen op een tijdstip rond middernacht. PontMeyer heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat de werknemer in het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat dit is ingediend na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.