HR, 21-06-2013, nr. 12/05331
ECLI:NL:HR:2013:CA1268
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21-06-2013
- Zaaknummer
12/05331
- Conclusie
Mr. F.F. Langemeijer
- LJN
CA1268
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA1268, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑06‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA1268
ECLI:NL:PHR:2013:CA1268, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA1268
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑06‑2013
21 juni 2013
Eerste Kamer
12/05331
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.W. de Water,
t e g e n
D.A. Beck, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [verzoeker],
kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de curator.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak F11/358 van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 november 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 21 juni 2013.
Conclusie 26‑04‑2013
Mr. F.F. Langemeijer
Partij(en)
12/05331
Mr. F.F. Langemeijer
- 26.
april 2013
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
tegen
mr. D.A. Beck q.q.
1.
In deze insolventiezaak wordt volstaan met een verkorte conclusie. Verzoeker (de schuldenaar) is bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 mei 2011 in staat van faillissement verklaard. Mr. D.A. Beck is benoemd tot curator in dit faillissement. Naar aanleiding van een verschil van mening over de voorgenomen verkoop van zijn woning, heeft de schuldenaar de rechtbank verzocht over te gaan tot ontslag van de curator (art. 73 Fw). Bij beschikking van 7 november 2012 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
2.
Bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 16 november 2012, heeft de schuldenaar tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld1.. Het middel houdt in dat de beslissing volstrekt onvoldoende is gemotiveerd: in het destijds aan de schuldenaar en zijn advocaat toegezonden afschrift van de beschikking ontbreekt pagina 2; het resterende gedeelte van de overwegingen, op pagina 3, kan volgens de schuldenaar de beslissing niet dragen.
3.
De klacht mist feitelijke grondslag. De behandeling in cassatie is aangehouden totdat de stukken waren overgelegd, hetgeen op 27 maart 2013 is gebeurd. In het - voor eensluidend afschrift gewaarmerkte - exemplaar in het procesdossier telt de beschikking van 7 november 2012 drie pagina's. De daarin neergelegde overwegingen kunnen de beslissing tot afwijzing van het ontslagverzoek dragen en behoefden geen nadere uitwerking om voor de lezer begrijpelijk te zijn. Ten overvloede: wanneer de griffier van de rechtbank niet vóór het verstrijken van de beroepstermijn een (compleet) afschrift van de beschikking aan een van de procespartijen heeft toegezonden, kan die procespartij binnen de wettelijke termijn beroep instellen en in het beroepschrift een voorbehoud maken tot aanvulling van het cassatiemiddel na een (compleet) afschrift te hebben ontvangen. Zo'n aanvullend verzoekschrift dient met bekwame spoed te worden ingediend, waarbij een termijn van veertien dagen - of zoveel korter als overeenstemt met de wettelijke beroepstermijn - na de dag van verstrekking of verzending van het ontbrekende afschrift heeft te gelden2.. Van deze mogelijkheid is in deze zaak geen gebruik gemaakt. Er is niet een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt, noch is het cassatieverzoek aangevuld nadat (kennelijk op of omstreeks 13 januari 2013) door de griffier van de rechtbank voor de zekerheid alsnog een volledig afschrift van de beschikking aan de advocaat van de schuldenaar was toegestuurd. Toepassing van art. 81 RO kan in overweging worden genomen.
4.
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
a. - g.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 26‑04‑2013
Zie onder meer: HR 23 december 2005 (LJN: AU3720), NJ 2006/31; HR 26 november 2004 (AR2784), NJ 2005/25; HR 28 november 2003 (LJN: AN8489) NJ 2005/465 m.nt. W.D.H. Asser; HR 19 nov 1982, NJ 1983/100. W.D.H. Asser, Civiele cassatie, 2011, blz. 91-92; Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, 2005, nr. 208.