Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Artikel 24 ter
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2019.
- Bronpublicatie:
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2459)
- Inwerkingtreding
18-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2017, PbEU 2017, L 348 (uitgifte: 29-12-2017, regelingnummer: 2017/2459)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Indien, voor de toepassing van artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG, telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten worden verricht voor een niet-belastingplichtige:
- a)
via diens vaste lijn, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats waar de vaste lijn geïnstalleerd is;
- b)
via mobiele netwerken, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft in het land dat wordt aangeduid met de mobiele landencode van de simkaart die wordt gebruikt bij het afnemen van die diensten;
- c)
waarvoor het gebruik van een decoder of soortgelijk toestel of een viewing card vereist is en indien er geen vaste lijn wordt gebruikt, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats waar die decoder of dat soortgelijke toestel zich bevindt of, indien die plaats niet bekend is, de plaats waarheen de viewing card is gezonden met het oog op gebruik aldaar;
- d)
onder andere dan de in artikel 24 bis en de in dit artikel onder a), b) en c), bedoelde omstandigheden, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die door de dienstverrichter als zodanig is vastgesteld aan de hand van twee afzonderlijke, niet-tegenstrijdige, in artikel 24 septies van deze verordening vermelde bewijsstukken.
Onverminderd punt d) van de eerste alinea geldt voor het verrichten van diensten die onder dat punt vallen het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die door de dienstverrichter als zodanig is vastgesteld aan de hand van één in artikel 24 septies, punten a) tot en met e), vermeld bewijsstuk dat wordt verstrekt door een bij de dienstverrichting betrokken persoon die niet de dienstverrichter of de afnemer is, indien het totale bedrag van dergelijke dienstverrichtingen, de btw niet inbegrepen, die door een belastingplichtige vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting in een lidstaat worden verricht, in het lopende en het voorafgaande kalenderjaar niet hoger is dan 100 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.
Indien de in de tweede alinea vastgestelde drempel wordt overschreden in de loop van een kalenderjaar, is die alinea niet van toepassing vanaf dat moment en totdat opnieuw aan de in die alinea vastgestelde voorwaarden is voldaan.
De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het bedrag wordt berekend volgens de wisselkoers die op de dag van vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad (1) door de Europese Centrale Bank bekend wordt gemaakt.
Voetnoten
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 32).