Rb. Amsterdam, 03-02-2009, nr. 13/528368-07 (zaak A), 13/461830-08 (zaak B) en 13/461829-08 (zaak C) (PROMIS)
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH1676, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
03-02-2009
- Zaaknummer
13/528368-07 (zaak A), 13/461830-08 (zaak B) en 13/461829-08 (zaak C) (PROMIS)
- LJN
BH1676
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BH1676, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑02‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2010:BN7812, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 03‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 10 maanden.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/528368-07 (zaak A), 13/461830-08 (zaak B) en 13/461829-08 (zaak C) (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 februari 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Vught”, het Huis van Bewaring “Nieuw Vosseveld” te Vught.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 november 2008 en 20 januari 2009.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de terechtzitting van 21 november 2008 gevoegd. Deze zaken worden hierna genoemd respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C.
- 1.
Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaardingen zoals deze op de terechtzitting van 21 november 2008 zijn gewijzigd. De gewijzigde telasteleggingen luiden als volgt.
Aan verdachte is telastegelegd dat
Zaak A
- 1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Diemen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg),
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en/of met veel kracht vanachter heeft beetgepakt bij haar keel en/of
- -
(vervolgens) die keel heeft dichtgeknepen en/of een (andere) hand over haar mond en/of neus heeft geplaatst en/of
- -
die [slachtoffer 1] met kracht achterover heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] de bosjes heeft ingesleept (en aldus aan het zicht heeft onttrokken) en/of
- -
die [slachtoffer 1] meermalen dreigend de woorden heeft toegevoegd:" Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Diemen, althans in Nederland ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en/of met veel kracht vanachter heeft beetgepakt bij haar keel en/of
- -
(vervolgens) die keel heeft dichtgeknepen en/of een (andere) hand over haar mond en/of neus heeft geplaatst en/of
- -
die [slachtoffer 1] met kracht achterover heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] de bosjes heeft ingesleept (en aldus aan het zicht heeft onttrokken) en/of
- -
die [slachtoffer 1] meermalen dreigend de woorden heeft toegevoegd:" Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- 2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Diemen, althans in Nederland opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en/of met kracht vanachter bij haar keel heeft beetgepakt en/of
- -
die [slachtoffer 1] met kracht achterover heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] de bosjes heeft ingesleept (en aldus aan het zicht heeft onttrokken) en/of
- -
die [slachtoffer 1] meermalen dreigend de woorden heeft toegevoegd:" Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- 3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2007 te Diemen, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of verkrachting, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1]
- -
onverhoeds en/of met veel kracht vanachter heeft beetgepakt bij haar keel en/of
- -
(vervolgens) die keel heeft dichtgeknepen en/of een (andere) hand over haar mond en/of neus heeft geplaatst en/of
- -
met kracht achterover heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] de bosjes heeft ingesleept (en aldus aan het zicht heeft onttrokken) en/of
- -
en/of daarbij die [slachtoffer 1] (meermalen) dreigend de woorden toegevoegd :"Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- 4.
hij op of omstreeks 08 augustus 2007 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds
vanachter vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of een hand over de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of die [slachtoffer 2] over het trottoir de bosjes ingetrokken (en aldus aan het zicht onttrokken) en/of die [slachtoffer 2] doen knielen en/of die [slachtoffer 2] haar broek uit laten trekken en/of die [slachtoffer 2] zijn, verdachtes broek uit laten trekken en/of zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of heeft verdachte (telkens) het gezicht van die [slachtoffer 2] opzij geduwd en/of die [slachtoffer 2] meermalen opzettelijk
dreigend de woorden toegevoegd: "Don't look" en/of "I won't hurt you if you are quiet en/of Sit Down en/of "What's your adress, don't go to the police" en/of I will fuck you up, I will kill you, be quiet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking ;
en/of
hij op of omstreeks 08 augustus 2007 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of 50 euro en/of een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds vanachter heeft vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of een hand over de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of die [slachtoffer 2] over het trottoir de bosjes ingetrokken/geduwd heeft (en aldus aan het zicht onttrokken heeft) en/of die [slachtoffer 2] op haar knieën heeft geduwd en/of (daarbij) dreigend
tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd "Sit down" en/of "Don't look" en/of " I won't hurt you if you are quiet" en/of verdachte die [slachtoffer 2] om geld gevraagd heeft;
en/of
hij op of omstreeks 08 augustus 2007 te Amsterdam met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of 50 Euro en/of een bankpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds vanachter heeft vastgepakt en/of vastgepakt gehouden en/of een hand over de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of die [slachtoffer 2] over het trottoir de bosjes ingetrokken/geduwd heeft (en die [slachtoffer 2] aldus aan het zicht onttrokken heeft) en/of die [slachtoffer 2] op haar knieën heeft geduwd en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Sit down" en/of "Don't look" en/of "I won't hurt you if you are quiet" en/of die [slachtoffer 2] om geld gevraagd heeft en/of
aldus voor die [slachtoffer 2] een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
Zaak B
- 1.
hij op of omstreeks 02 september 2007 te Diemen, althans in Nederland ter
uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
die [slachtoffer 3] (onverhoeds) van achter heeft benaderd en/of (stevig) heeft vastgepakt
en/of vastgepakt heeft gehouden en/of een hand over haar mond heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of die [slachtoffer 3] de bosjes in heeft geduwd en/of die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd, teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken en/of (daarbij) over de borst(en) en/of de borststreek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gewreven en/of aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
hij op of omstreeks 02 september 2007 te Diemen, althans in Nederland door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het wrijven over de borst(en) en/of de borststreek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of bestond(en) dat geweld en/of die feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 3] (onverhoeds) van achter heeft benaderd en/of heeft vastgepakt en/of vastgepakt heeft gehouden en/of
- -
een hand over haar mond heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of
- -
die [slachtoffer 3] de bosjes in heeft geduwd en/of die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd, teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken en/of
aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 2.
hij op of omstreeks 02 september 2007 te Diemen, althans in Nederland met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (inhoudende 15 Euro en/of een identiteitskaart en/of een boek en/of een verzekeringspas en/of een strippenkaart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 3] (onverhoeds) van achter heeft benaderd en/of (stevig) heeft vastgepakt en/of vastgepakt heeft gehouden en/of een hand over haar mond heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of die [slachtoffer 3] de bosjes in heeft geduwd en/of die [slachtoffer 3] aldaar tegen
het lichaam heeft geduwd, teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken en/of (daarbij) over de borst(en) en/of de borststreek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gewreven en/of aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
- 3.
hij op of omstreeks 02 september 2007 te Diemen, althans in Nederland opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 3] (onverhoeds) van achter te benaderen en/of (stevig) vast te pakken en/of
en/of vastgepakt te houden en/of een hand over haar mond te drukken en/of
en/of gedrukt te houden en/of die [slachtoffer 3] de bosjes in te duwen en/of die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd, teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken, waardoor die [slachtoffer 3] niet weg kon komen;
- 4.
hij op of omstreeks 02 september 2007 te Diemen, althans in Nederland [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 3]
- -
(onverhoeds) van achter benaderd en/of vastgepakt en/of vastgepakt gehouden
en/of
- -
een hand over haar mond gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- -
die [slachtoffer 3] de bosjes in geduwd
en/of die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd, teneinde die [slachtoffer 3]
tegen de grond te werken en/of over de borst(en) en/of de borststreek, en/of de buik van die [slachtoffer 3] heeft gewreven;
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 20 december 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk twee computerbeeldschermen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan regiopolitie Amsterdam-Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met zijn vuist (met kracht) tegen die schermen te slaan;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2007 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam rechercheur], rechercheur van regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, op het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel (kras op zijn kaak) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor de schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Standpunten van partijen
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. P.J. Roelse, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken,
in zaak A van het eerste gedeelte van het onder 1 telastegelegde, van het onder 3 telastegelegde en van het derde gedeelte van het onder 4 telastegelegde, en in zaak B van het eerste gedeelte van het onder 1 telastegelegde. Met betrekking tot de overige feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Voor elk van de door haar bewezengeachte feiten is volgens haar voldoende bewijs in het dossier aanwezig. Daarbij heeft de officier van justitie erop gewezen dat voor het bewijs van elk van de tenlastegelegde feiten in de zaken A en B gebruik kan worden gemaakt van de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de andere tenlastegelegde feiten, gezien de overeenkomsten in deze zaken wat betreft de plaats delict en de modus operandi.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle in zaak A en B tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe in de kern aangevoerd dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring van de telastegelegde feiten te kunnen komen. Ten aanzien van de zaak [slachtoffer 1] (zaak A, feit 1 tot en met 3) heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer en de drie getuigen allen verschillende signalementen van de dader geven. Daarnaast zijn er geen overeenkomsten in de opgegeven signalementen en de beelden van verdachte op station Diemen Zuid. De herkenning van verdachte door verbalisant [persoon 1] dient volgens de raadsman van het bewijs te worden uitgesloten, aangezien deze herkenning niet betrouwbaar is, omdat de verbalisant al wist wie verdachte was, voordat hij de beelden ging bekijken. Ook de herkenning van verdachte door [persoon 2] kan niet voor het bewijs gebruikt worden, aangezien deze niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en daarom niet betrouwbaar is. De uitkomst van het vezel(contact)sporenonderzoek kan ten slotte niet gelden als hoofdbewijsmiddel. Ook ten aanzien van de zaak [slachtoffer 3] (zaak B) heeft de raadsman aangevoerd dat er, behalve het rapport van het vezel(contact)sporenonderzoek, zich geen andere bewijsmiddelen in het dossier bevinden, waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit zou kunnen blijken. Ten aanzien van de zaak [slachtoffer 2] (zaak A, feit 4) heeft de raadsman aangevoerd dat er buiten de uitkomst van het DNA-onderzoek geen andere bewijsmiddelen zijn en de uitkomst van het DNA-onderzoek niet kan gelden als hoofdbewijsmiddel. Voorts heeft hij erop gewezen dat het enkele feit dat er mogelijk DNA-sporen van verdachte zijn gevonden op de jas van het slachtoffer niet hoeft te betekenen dat verdachte de dader is. Ten aanzien van zaak C heeft de raadsman aangevoerd dat feit 1 wel bewezen kan worden, maar dat dit niet geldt voor feit 2.
3.2. Het oordeel van de rechtbank in de zaak [slachtoffer 1] (de feiten 1, 2 en 3 van zaak A)
3.2.1. De feiten en de bewijsmiddelen
Op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
Op 30 oktober 2007 omstreeks 8.40 uur liep [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) in het Bergwijkpark te Diemen. Plotseling voelde zij dat zij hard van achteren werd beetgepakt. Zij voelde en zag dat er een hand over haar rechterschouder kwam, dat deze hand haar hard bij haar keel beetpakte en deze vervolgens dichtkneep. Tegelijkertijd zag ze dat er over haar linkerschouder weer een hand kwam, welke over haar mond en over haar neus werd gelegd. Een mannenstem zei: “Wees stil, wees stil, doe rustig, niet gillen, anders ga ik je vermoorden!” De persoon trok [slachtoffer 1] met veel kracht achterover en trok haar het gras op. Hij trok haar de bosjes in. De persoon zei nog eens: “Wees stil, doe rustig anders zal ik je vermoorden.” Toen zij de kans kreeg, begon ze heel hard te gillen en liet ze zich op de grond zakken. Ze voelde dat de man haar losliet. Tegen drie jongens die ze aan zag komen rijden, heeft zij gezegd dat ze de politie moesten bellen. [slachtoffer 1] beschreef de man als negroïde, met een heel donkere huidskleur, ongeveer 1.75 à 1.80 meter lang, breed gespierd postuur, ongeveer 25 a 30 jaar, een zwarte kous over zijn hoofd -soort panty-, die goed gevuld was met waarschijnlijk lang haar in dreads en een donker gekleurd soort joggingpak. De drie jongens, [persoon 3] , [persoon 2] en [persoon 4] , zijn als getuigen bij de politie gehoord. Zij verklaren allen dat zij, toen zij die dag rond die tijd onderweg naar school waren, zagen dat een vrouw van achter werd beetgepakt door een donkere man en werd meegesleurd het heuveltje op. Zij zagen dat de man met een hand de hals van de vrouw had beetgepakt, terwijl hij zijn andere hand op haar mond had gelegd. Ook hebben ze haar horen gillen. Zij gaven als omschrijving van de man: donkere negroïde man, stevig/gespierd, grote bos haar in een haarnetje/rastamuts, donkere kleding en schoenen en een zwarte tas.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 21 november 2008 videobeelden afkomstig van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf bekeken, gemaakt op 30 oktober 2007 tussen 08.44 uur en 08.48 uur van het station Diemen Zuid. Dit station bevindt zich blijkens de in het dossier aanwezige plattegrond in de nabije omgeving van het Bergwijkpark. De rechtbank heeft geconstateerd dat op het beeld bovenaan de roltrap een persoon te zien is die dezelfde uiterlijke kenmerken heeft als verdachte. De persoon heeft een zwarte jas of vest aan met rode opdruk en draagt zijn haar gebonden in een soort muts. Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat op de beelden te zien is dat diezelfde persoon, nu met het haar los, het perron oploopt en daar even verblijft.
Op 1 november 2007 is getuige [persoon 2] (hierna: [persoon 2]) op het politiebureau met bovengenoemde videobeelden geconfronteerd. [persoon 2] herkent de persoon op de videobeelden als degene die de vrouw heeft aangevallen. Hij herkent de dader aan zijn kleding, zijn haar, zijn tas en de manier waarop hij de tas draagt. Bij de rechter-commissaris heeft [persoon 2] nog eens bevestigd dat hij de man op de beelden herkende.
Tijdens de doorzoeking op een verblijfadres van verdachte is een zwart vest met rode opdruk aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit zijn vest is. Voorts heeft hij verklaard dat hij het station Diemen Zuid kent en dat dit in de buurt is van de woning van zijn moeder, waar hij na zijn vorige detentie heeft verbleven.
Het vest is op vezel(contact)sporen onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut, net zoals de jas van het slachtoffer. Uit het rapport van het NFI komt naar voren dat het zeer wel mogelijk is dat er contact is geweest tussen het zwarte vest met rode opdruk dat onder verdachte in beslag is genomen en de jas van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Er zijn namelijk aanwijzingen voor een wederzijdse vezeloverdracht tussen beide kledingstukken. De combinatie van aanwijzingen voor vezeloverdracht van slachtoffer naar verdachte en van verdachte naar slachtoffer versterkt de aanwijzing van direct contact. Ook het feit dat er relatief grote aantallen vezels zijn aangetroffen is hiervoor een indicatie.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 20 januari 2009 geconstateerd dat verdachte voldoet aan de opgegeven signalementen, met dien verstande dat verdachte een gespierde, donkere negroide man is, met een lengte van ongeveer 1.80 m, in de leeftijd van 20-30 jaar en dat hij (thans) lang rastahaar heeft.
3.2.2. Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat het signalement dat [slachtoffer 1] van de dader heeft gegeven en de signalementen die de drie getuigen hebben gegeven op belangrijke punten met elkaar overeenkomen. Zij hebben het allen over een gespierde, negroïde man met een donkere huidskleur en een haarnetje/rastamuts, die goed gevuld was, althans met een grote bolling. Het feit dat hun verklaringen op ondergeschikte punten, bijvoorbeeld de kleur van de jas, niet helemaal hetzelfde zijn, maakt hun verklaringen naar het oordeel van de rechtbank eerder meer dan minder betrouwbaar, omdat daarmee aannemelijk wordt dat het slachtoffer en de getuigen bij hun verhoor door de politie niet gestuurd zijn en de getuigen onderling hun verklaringen niet op elkaar hebben afgestemd. Nu de rechtbank voorts ter zitting heeft geconstateerd dat verdachte voldoet aan de opgegeven signalementen, worden de verklaringen van de getuigen [persoon 3], [persoon 2] en [persoon 4] gebruikt voor het bewijs.
Tevens grondt de rechtbank op haar eigen waarneming ter zitting betreffende het uiterlijk van verdachte, in combinatie met de beelden van het station Diemen Zuid van de man in het zwarte vest met de rode opdruk, op het gegeven dat eenzelfde vest met rode opdruk tijdens een doorzoeking in het kader van een opsporingsonderzoek tegen verdachte in beslag is genomen en op de verklaring van verdachte dat hij het station Diemen Zuid kent, omdat dat in de buurt is van de woning van zijn moeder, haar conclusie dat verdachte de persoon is die op de videobeelden te zien is en dat verdachte zich dus omstreeks het tijdstip van het incident met [slachtoffer 1] in de nabije omgeving van het plaats delict heeft bevonden.
Ten aanzien van hetgeen de raadman over de herkenning door [persoon 2] heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat uit het verhoor van [persoon 2] bij de rechter-commissaris blijkt dat politieambtenaren aan [persoon 2] gevraagd hebben of hij de beelden van de mogelijke dader wilde bekijken en dat hij vòòr het bekijken van de beelden te horen kreeg dat hij - en niet één van zijn vrienden - degene was die de beelden te zien kreeg, omdat zijn beschrijving van de dader het best leek op de persoon op die beelden. De rechtbank is van oordeel dat het verhoor van [persoon 2], althans de confrontatie van [persoon 2] met de videobeelden, door deze wijze van benaderen niet geheel volgens de procedure is verlopen. Door een getuige op deze wijze te bejegenen bestaat de kans dat deze beïnvloed wordt. De rechtbank zal hier, anders dan de raadsman, echter niet de conclusie aan verbinden dat de herkenning door [persoon 2] van verdachte op de videobeelden niet voor het bewijs gebruikt mag worden, aangezien zij van oordeel is dat beïnvloeding van de getuige in het onderhavige geval zich niet door deze wijze van bejegening heeft voorgedaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de getuige voor het bekijken van de beelden reeds een nauwkeurig signalement heeft gegeven van de dader en dat hij bepaalde elementen uit dit signalement, zoals zijn kleren, de muts en de tas, ook herkent bij de persoon die op de beelden te zien is. Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat in de uitzending van het programma “De Zedenpolitie”, welk programma door de rechtbank op verzoek van de verdediging voorafgaand aan de zitting in raadkamer is bekeken, de getuige [persoon 2] te zien is op het moment dat hij op 30 oktober 2007 een getuigenverklaring aflegt en hij daar een zelfverzekerde indruk maakt, terwijl hij bij de bij de confrontatie aanwezige verbalisant [persoon 5] een onverschrokken en nuchtere indruk maakt, hetgeen blijkt uit de verklaring van de bij de rechter-commissaris als getuige gehoorde [persoon 5].
Gelet op de voorgaande feiten en bewijsmiddelen behoeft de herkenning door de verbalisanten [persoon 1] en [persoon 6] van de man op de videobeelden als verdachte niet voor het bewijs te worden gebruikt. Om die reden behoeft het op hun herkenning gebaseerde verweer van de raadsman geen bespreking meer.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de conclusie van het vezel(contact)sporenonderzoek, inhoudende dat het zeer wel mogelijk is dat er contact is geweest tussen het vest van verdachte en de jas van het slachtoffer, geen allesdragend bewijsmiddel kan zijn. Het is echter wel degelijk bewijs, waarvan de rechtbank - anders dan de raadsman - de bewijswaarde groter acht dan slechts ‘circumstantial evidence’. Hierbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor een directe, dan wel indirecte, wederzijdse vezeloverdracht tussen hem en [slachtoffer 1]. De rechtbank zal de resultaten uit dit onderzoek daarom, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank maakt voor het bewijs in deze zaak tevens gebruik van het bewijs in de zaken [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] als zogenoemd schakelbewijs, gezien de overeenkomsten in deze zaken. Hierop zal hieronder in paragraaf 3.5. nader worden ingegaan.
3.3. Het oordeel van de rechtbank in de zaak [slachtoffer 3] (de feiten 1, 2, 3 en 4 van zaak B)
3.3.1. De feiten en de bewijsmiddelen
Op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
Op 2 september 2007 liep [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) om 16.58 uur door het Bergwijkpark te Diemen. Bij een bankje werd zij benaderd door een negroïde man, die haar de tijd vroeg. Ze heeft hem gezegd hoe laat het was en de man liep verder. Ineens voelde [slachtoffer 3] dat zij van achteren vastgepakt werd. Een hand werd op haar mond gedaan en gehouden en zij werd vastgehouden. Vervolgens zag zij dat de man die haar naar de tijd had gevraagd haar tas pakte en haar naar en in de bosjes duwde. Daar voelde ze dat die man haar naar de grond wilde brengen en dat hij haar op een onzedelijke manier betastte. Hierbij ging hij met zijn hand van haar linkerschouder naar haar buik en van haar buik naar haar borsten. Ze voelde dat hij met zijn hand over haar borsten wreef. Toen ze een fietser langs zag rijden, schreeuwde ze om hulp. Hierop rende de negroïde man weg met haar tas . In haar tas zat onder andere 15 euro, een identiteitskaart, een verzekeringpas, een boek en een strippenkaart. Ze gaf de volgende omschrijving van de man: negroïde man, donkere huidskleur, 25-30 jaar, 1.80-1.85 meter lang, sterk postuur, veel kracht in zijn armen, zwart- wit horizontaal gestreept (in ongeveer 5 centimeter brede banen) sweatshirt met capuchon. De fietser, getuige [persoon 7], heeft verklaard dat hij zag dat een negroïde man met donkere huidskleur een vrouw zo vasthield dat zij met haar rug naar hem toe tegen hem aan stond met een arm om haar hals of borst geklemd. Hij hoorde een vrouwenstem om hulp roepen en toen hij de politie ging bellen, zag hij dat de man de vrouw losliet en wegrende. De getuige had gezien dat de man een sweater met capuchon droeg met horizontale grijze met donkerblauwe of zwarte strepen.
Tijdens een doorzoeking van een verblijfplaats van verdachte is een vest, welke aan de omschrijving van de sweater van de dader voldoet, inbeslaggenomen en naar het NFI verzonden. Ook het shirt van [slachtoffer 3] is in beslag genomen en naar het NFI verzonden. Uit het door ing. P. van den Hoven opgestelde rapport van het uitgevoerde vezel(contact)sporenonderzoek komt naar voren dat het zeer wel mogelijk is dat er contact is geweest tussen het bovengenoemde vest en het shirt van slachtoffer [slachtoffer 3]. Er zijn namelijk aanwijzingen voor een wederzijdse vezeloverdracht tussen beide kledingstukken.
3.3.2. Bewijsoverwegingen
De rechtbank gaat uit van bovengenoemd rapport van Van den Hoven nu ter terechtzitting is gebleken dat dit rapport gebaseerd is op een uitgebreider onderzoek dan het eerder verrichte vezel(contact)sporenonderzoek, waarop het in het dossier aanwezige rapport van ing. M.T.A. Vasconcellos-Kamperveen betrekking heeft. Bij het eerder uitgevoerde onderzoek zijn slechts de vezels vanaf het shirt van [slachtoffer 3] vergeleken met de vezels van het vest van verdachte en bij het onderzoek van Van den Hoven is dat ook vice versa gebeurd, waardoor dit latere onderzoek tot nauwkeuriger conclusies heeft geleid. Ook in deze zaak kan de conclusie van het vezel(contact)sporenonderzoek niet het allesdragende bewijsmiddel zijn. De rechtbank gebruikt het echter wel als bewijsmiddel, waarvan zij - anders dan de raadsman - de bewijswaarde groter acht dan slechts ‘circumstantial evidence’. Hiervoor is mede redengevend dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor een directe, dan wel indirecte, wederzijdse vezeloverdracht tussen hem en het slachtoffer [slachtoffer 3]. De rechtbank zal de resultaten uit dit onderzoek daarom, in combinatie met de overige bewijsmiddelen, gebruiken voor het bewijs.
De overige bewijsmiddelen ontleent de rechtbank in de vorm van schakelbewijs aan de zaken [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor wat onder meer het signalement, de modus operandi en/of de plaats van het delict betreft. Hierop zal hieronder in paragraaf 3.5. nader worden ingegaan.
3.4. Het oordeel van de rechtbank in de zaak [slachtoffer 2] (feit 4 van zaak A)
3.4.1. De feiten en de bewijsmiddelen
Op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
Op 8 augustus 2007 stapte [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) omstreeks 14.49 uur uit de metro bij metrostation Van der Madeweg te Amsterdam. Toen zij ongeveer 5 minuten later langs het fietspad onder het viaduct doorliep, voelde ze plotseling dat iemand, die haar van achteren had benaderd, haar met zijn arm rechts om haar hals vastgreep. Ze voelde dat ze werd meegetrokken over het trottoir langs het fietspad in de richting van de bosjes. Hij hield zijn rechterhand tegen haar mond gedrukt en trok haar met kracht achteruit, schuin omhoog en duwde haar vervolgens vooruit in de richting van de bosjes. Hij zei: "Don't look" en "I won't hurt you if you are quiet ". Hierbij hield hij voortdurend zijn hand tegen haar mond. De persoon duwde haar het onverharde stuk weg op langs de weg en een stuk verder zie hij: “ Sit down”. Ze werd op haar knieën geduwd en hij vroeg haar om geld. Zij heeft hem toen vijftig euro en haar bankpas gegeven, welke hij heeft aangepakt. Hij was achter haar geknield en hield haar nog steeds bij de hals vast. Hij vroeg: “What is your adress? Don’t go to the police”. Hij trok haar achteruit naar een andere plek met meer beschutting tussen de struiken. Ze probeerde weg te komen. Hierop greep hij haar nog steviger vast en riep dat hij haar zou vermoorden als ze niet rustig was. Hij zei “I will fuck you up, I will kill you, be quiet!”
Ze moest opnieuw knielen en haar broek naar beneden doen. Hierna voelde ze dat de man met zijn hand haar schaamlippen uit elkaar en haar billen omhoog deed. Ze voelde dat hij zijn penis tegen haar vagina duwde en dat hij een paar keer met zijn penis in haar vagina stootte. De man zorgde er voortdurend voor dat zij niet naar zijn gezicht kon kijken door haar hoofd weg te duwen. De man die dit deed omschrijft [slachtoffer 2] als volgt: negroïde man met donkere huid, een stevig/gespierd postuur, krachtig, pezige strakke armen, dikke lippen, een breed gelaat en kort haar, mogelijk een dun kapje daaroverheen, ongeveer 1.75-1.80 meter lang. Als gevolg van de greep om haar hals en het slepen door de bosjes heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
De jas van [slachtoffer 2] is voor onderzoek naar het NFI opgestuurd. Uit het rapport van dr. A.J. Kal naar aanleiding van het door het NFI uitgevoerde onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek blijkt dat uit het DNA in de bemonstering van de achterkant onder de rechterschouder van de jas van [slachtoffer 2] een DNA-mengprofiel is verkregen, waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid. Kal heeft ter terechtzitting uitgelegd dat dit hoofdprofiel afgeleid kon worden uit het mengprofiel door de relatief grote hoeveelheid van het aangetroffen materiaal. Het afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op de één miljard
3.4.2. Bewijsoverwegingen
Zoals ook door de raadsman betoogd, kan uit de enkele omstandigheid dat op de jas van [slachtoffer 2] DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen, niet zonder meer volgen dat verdachte de dader is. Het feit dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de jas van het slachtoffer schreeuwt echter wel om een verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft hier geen verklaring voor kunnen of willen geven. Hij heeft er voor gekozen om zich - conform het recht dat hij daartoe heeft - zich te beroepen op zijn zwijgrecht. In de gegeven omstandigheden, betrekt de rechtbank het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de omstandigheid dat zijn DNA op de jas van het slachtoffer is aangetroffen in belastende zin bij de bewijsvoering. In combinatie met de overige bewijsmiddelen, waarover hierna meer, acht de rechtbank dan ook bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 2] heeft verkracht.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de forensisch technische normen niet nageleefd zijn, is de rechtbank van oordeel dat hij deze aanname niet met feitelijkheden heeft onderbouwd, zodat de rechtbank niet in staat is op dit verweer in te gaan.
De rechtbank zal voor het bewijs in deze zaak tevens gebruik maken van het bewijs in de zaken [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], dat als schakelbewijs zal worden gebruikt. Hierop zal hieronder in paragraaf 3.5. nader worden ingegaan.
3.5. Bewijsoverwegingen in de zaken [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
In al deze zaken werden de slachtoffers van achteren vastgepakt, werd er een hand over hun mond gelegd, en werden zij de bosjes ingetrokken, alwaar de ontuchtige handelingen of de (pogingen tot) verkrachting plaatsvonden. Twee slachtoffers werden hierbij ook beroofd. Alle slachtoffers geven aan dat de dader een negroïde man was met een donkere huidskleur, een krachtig postuur en met het haar in een haarnetje. Er is dan ook sprake van overeenkomsten in de zaken met betrekking tot de modus operandi, terwijl de plaats delict in de zaak [slachtoffer 3] en de zaak [slachtoffer 1] bovendien exact hetzelfde was, namelijk het bankje in het Bergwijkpark te Diemen. Uit voornoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] allen zijn belaagd door dezelfde dader.
Voorts heeft de rechtbank in overweging genomen dat uit het zich in het dossier bevindende detentieoverzicht van verdachte blijkt dat hij op 29 juli 2007 is vrijgekomen uit detentie en weer heeft vastgezeten van 19 september tot 25 oktober 2007. De verkrachting van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2007, ruim een week na de vrijlating van verdachte. Het incident met [slachtoffer 3] heeft plaatsgevonden op 2 september 2007, korte periode voor dat verdachte weer werd gedetineerd en het incident met [slachtoffer 1] op 30 oktober 2007, een aantal dagen na de vrijlating van verdachte. In de vijf weken dat verdachte gedetineerd heeft gezeten hebben zich geen feiten met eenzelfde modus operandi voorgedaan en na verdachtes arrestatie op 2 november 2007 zijn ook geen aangiftes betreffende een dergelijke handelswijze bij de politie binnengekomen. De rechtbank vindt hierin steunbewijs voor de navolgende conclusies.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] geprobeerd heeft te verkrachten. In het onder deze omstandigheden, onder genoemde bedreigingen, naar de bosjes sleuren van een vrouw ziet de rechtbank namelijk een begin van uitvoering van dit delict. Ook de telastegelegde opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden verklaard. Anders dan de officier van justitie, die voor de bedreiging vrijspraak heeft gevorderd, omdat een bedreiging met verkrachting volgens vaste jurisprudentie niet tegelijkertijd bewezen kan worden verklaard met een poging tot verkrachting, is de rechtbank van oordeel dat ook de bedreiging bewezen kan worden verklaard, aangezien er sprake is van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Omdat aan de bewezenverklaarde feiten één wilsbesluit is voorafgegaan, is de rechtbank van oordeel dat deze feiten in een eendaadse samenloop gepleegd zijn.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de telastegelegde poging tot moord/doodslag niet bewezen kan worden en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] geprobeerd heeft te verkrachten. Gelijk aan de zaak van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank in de genoemde omstandigheden, in het licht van de andere zaken, in de feitelijke omstandigheden een begin van een uitvoering van een poging tot verkrachting. Ook de telastegelegde opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en de aanranding kunnen naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden verklaard. Omdat aan deze bewezenverklaarde feiten één wilsbesluit vooraf is gegaan, is de rechtbank van oordeel dat deze feiten in een eendaadse samenloop gepleegd zijn. Voorts acht de rechtbank de diefstal met geweld bewezen. Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de poging tot verkrachting bewezen heeft verklaard, zal zij verdachte van de telastegelegde bedreiging vrijspreken, omdat een bedreiging met verkrachting volgens vaste jurisprudentie niet tegelijkertijd bewezen kan worden verklaard met een poging tot verkrachting.
Tot slot acht de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, de telastegelegde verkrachting van [slachtoffer 2] door verdachte bewezen. Ook de telastegelegde afpersing acht de rechtbank bewezen.
3.6. Ten aanzien van zaak C
3.6.1. De feiten en de bewijsmiddelen
Op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.
Op 20 december 2007 werd verdachte in een verhoorkamer van het hoofdbureau van politie te Amsterdam verhoord. Daar zagen verbalisanten dat verdachte plotseling zijn rechtervuist balde en met deze vuist een harde klap gaf tegen het beeldscherm van de computer. Zij zagen en hoorden dat dit beeldscherm kapot ging. Vervolgens zagen zij dat de verdachte nog een keer hard met zijn vuisten op een ander beeldscherm sloeg. Zij zagen en hoorden dat ook dit beeldscherm kapot ging en op de grond terecht kwam. Van deze vernieling is aangifte gedaan. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de beeldschermen opzettelijk heeft vernield.
3.6.2. Bewijsoverwegingen
Door één van de verbalisanten is aangifte gedaan van mishandeling van hem door verdachte. Verdachte zou kennelijk opzettelijk en met meer dan geringe kracht met zijn arm uitgehaald hebben naar deze verbalisant en hem hierbij op zijn hoofd hebben geraakt.
Nu deze aangifte niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de telastegelegde mishandeling. De vernieling van de computerschermen acht de rechtbank wel bewezen op grond van de onder 3.6.1. genoemde bewijsmiddelen.
- 4.
Vrijspraak
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 1, eerste gedeelte en onder 4, tweede gedeelte is telastegelegd, hetgeen in zaak B onder 4 is telastegelegd en hetgeen in zaak C onder 2 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
- 5.
Bewezenverklaring
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Zaak A
1, tweede gedeelte
op 30 oktober 2007 te Diemen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en met veel kracht vanachter heeft beetgepakt bij haar keel en
- -
vervolgens die keel heeft dichtgeknepen en een andere hand over haar mond en neus heeft geplaatst en
- -
die [slachtoffer 1] met kracht achterover heeft getrokken en die [slachtoffer 1] de bosjes heeft ingesleept en
- -
die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: " Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden";
2.
op 30 oktober 2007 te Diemen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, doordat hij
- -
die [slachtoffer 1] onverhoeds en met kracht vanachter bij haar keel heeft beetgepakt en
- -
die [slachtoffer 1] met kracht achterover heeft getrokken en die [slachtoffer 1] de bosjes heeft ingesleept en
- -
die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: " Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden";
3.
op 30 oktober 2007 te Diemen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1]
- -
onverhoeds en met veel kracht vanachter beetgepakt bij haar keel en
- -
vervolgens die keel dichtgeknepen en een andere hand over haar mond en neus geplaatst en
- -
met kracht achterover getrokken en die [slachtoffer 1] de bosjes ingesleept en
- -
en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Wees stil, wees stil, doe rustig niet gillen anders ga ik je vermoorden";
4.
op 8 augustus 2007 te Amsterdam door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds vanachter vastgepakt en vastgepakt gehouden en een hand over de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en gedrukt gehouden en die [slachtoffer 2] de bosjes ingetrokken en aldus aan het zicht onttrokken en die [slachtoffer 2] doen knielen en die [slachtoffer 2] haar broek uit laten trekken en zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en heeft verdachte telkens het gezicht van die [slachtoffer 2] opzij geduwd en die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Don't look" en "I won't hurt you if you are quiet en Sit Down en "What's your adress, don't go to the police" en I will fuck you up, I will kill you, be quiet";
en
op 8 augustus 2007 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 50 Euro en een bankpas, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte die [slachtoffer 2] onverhoeds vanachter heeft vastgepakt en vastgepakt gehouden en een hand over de mond van die [slachtoffer 2] gedrukt en gedrukt gehouden en die [slachtoffer 2] de bosjes ingetrokken heeft en die [slachtoffer 2] aldus aan het zicht onttrokken heeft en die [slachtoffer 2] op haar knieën heeft geduwd en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Sit down" en "Don't look" en "I won't hurt you if you are quiet" en die [slachtoffer 2] om geld gevraagd heeft en aldus voor die [slachtoffer 2] een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
Zaak B
1.
op 2 september 2007 te Diemen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk die [slachtoffer 3] onverhoeds van achter heeft benaderd en heeft vastgepakt en vastgepakt heeft gehouden en een hand over haar mond heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden en die [slachtoffer 3] de bosjes in heeft geduwd en die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken en over de borsten en de de buik van die [slachtoffer 3] heeft gewreven;
en
op 2 september 2007 te Diemen door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het wrijven over de borsten en de buik van die [slachtoffer 3] en bestonden dat geweld en die feitelijkheid hierin dat verdachte
- -
die [slachtoffer 3] onverhoeds van achter heeft benaderd en heeft vastgepakt en vastgepakt heeft gehouden en
- -
een hand over haar mond heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden en
- -
die [slachtoffer 3] de bosjes in heeft geduwd en die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken ;
2.
op september 2007 te Diemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende 15 Euro en een identiteitskaart en een boek en een verzekeringspas en een strippenkaart, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 3] onverhoeds van achter heeft benaderd en heeft vastgepakt en vastgepakt heeft gehouden en een hand over haar mond heeft gedrukt en gedrukt heeft gehouden en die [slachtoffer 3] de bosjes in heeft geduwd en die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken en over de borsten en de buik van die [slachtoffer 3] heeft gewreven;
3.
op 2 september 2007 te Diemen opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer 3] onverhoeds van achter te benaderen en vast te pakken en vastgepakt te houden en een hand over haar mond te drukken en en gedrukt te houden en die [slachtoffer 3] de bosjes in te duwen en die [slachtoffer 3] aldaar tegen het lichaam heeft geduwd teneinde die [slachtoffer 3] tegen de grond te werken , waardoor die [slachtoffer 3] niet weg kon komen;
Zaak C
1.
op 20 december 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk twee computerbeeldschermen, toebehorende aan regiopolitie Amsterdam-Amstelland, heeft vernield door met zijn vuist met kracht tegen die schermen te slaan.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
- 6.
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
- 7.
De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
- 8.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
- 9.
Motivering van de straf en de maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank subsidiair verzocht de hoogte van de eventueel op te leggen straf op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te verlagen vanwege het feit dat in het programma “De Zedenpolitie”, aandacht is besteed aan de zaak en dat verdachte, zonder zijn toestemming, in beeld is gekomen en is te horen. Ondanks dat zijn gezicht was afgeschermd door een zwart balkje wist iedereen in het huis van bewaring dat het verdachte was. Zijn haar en zijn kleding waren namelijk wel duidelijk herkenbaar in beeld en ook zijn stem was onvervormd te horen. Ook heeft de raadsman de rechtbank verzocht verdachte niet de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. De stukken waar de officier van justitie zich op baseert zijn verouderd en uit die stukken blijkt niet dat er een relatie is tussen de stoornis en de onderhavige feiten. Ten slotte heeft de raadsman de rechtbank verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in de onderhavige zaken eenmaal schuldig gemaakt aan een verkrachting en tweemaal aan een poging tot verkrachting. De verkrachting en de pogingen tot verkrachting vonden plaats in de bosjes, waar verdachte zijn slachtoffers mee naartoe had gesleept. Verdachte heeft zich ter gelegenheid van de verkrachting en pogingen tot verkrachting tevens schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, afpersing, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij tot drie keer toe de geestelijke en lichamelijke integriteit van jonge vrouwen ernstig heeft geschonden door hen tegen hun wil te (proberen te) verkrachten ter bevrediging van zijn eigen lusten. Hij heeft daardoor laten blijken op geen enkele manier rekening te houden met de gevoelens van deze vrouwen. Zoals bekend mag worden verondersteld, hebben seksuele delicten voor de slachtoffers vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen. Voor alle drie de slachtoffers zijn deze ingrijpende gevolgen ook daadwerkelijk ingetreden. Allen hebben zij de hulp van een psychiater dan wel psycholoog moeten inroepen voor de verwerking van wat hen op brute wijze is aangedaan.
Door de verkrachting en pogingen tot verkrachting in een park en in de nabijheid van een viaduct worden de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, met name bij vrouwen, vergroot.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte er geen blijk van heeft gegeven zich te realiseren wat hij zijn slachtoffers heeft aangedaan. Van spijt is niet gebleken. Tenslotte is verdachte eerder wegens geweldsdelicten veroordeeld.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde maatregel van TBS met dwangverpleging is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze maatregel in onderhavige zaak niet kan worden opgelegd. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een psychiatrisch danwel psychologisch onderzoek. Ook in een eerdere (nog niet onherroepelijk afgedane) strafzaak, waarin verdachte werd beschuldigd van diverse verkrachtingen van prostituees, heeft verdachte zijn medewerking aan gedragskundige rapportages geweigerd. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 11 mei 2007, dat is opgesteld in die eerdere strafzaak, blijkt dat het vanwege de weigering van verdachte om aan een gedragkundig onderzoek mee te werken niet mogelijk was de vraag te beantwoorden of bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Hierdoor konden evenmin de andere door de rechtbank gestelde vragen worden beantwoord. Dat er bij verdachte sprake zou kunnen zijn van seksuele deviatie is naar aanleiding van de observatie bevestigd, noch uitgesloten. Uit eerdere rapporten maakt de rechtbank wel op dat verdachte kennelijk lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar niet valt vast te stellen dat deze stoornis geleid heeft tot of invloed heeft gehad op de onderhavige delicten. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen mogelijkheid tot het opleggen van de maatregel van TBS.
Gelet op het vooroverwogene rest de rechtbank niets anders dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Alles overziend acht de rechtbank geen andere straf passend en geboden dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
De rechtbank zal de hoogte van de straf op de voet van artikel 359a Sv met 2 maanden verlagen ter compensatie van het feit dat verdachte in het programma “De Zedenpolitie” zonder zijn toestemming is te zien en te horen , waar verdachte nadeel van heeft ondervonden. Aannemelijk is dat zijn positie in het huis van bewaring hierdoor moeilijker is geworden. Ook de raadsman heeft daar nadeel van ondervonden, aangezien in de uitzending ook aandacht werd besteed aan de zaak [slachtoffer 3], terwijl de raadsman de stukken van deze zaak toen nog niet in zijn bezit had. Hierdoor is de verdediging in een ongelijke procespositie gebracht ten opzichte van het Openbaar Ministerie.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft als voorschot op de vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 750,- gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de immateriële schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 en 3 in zaak A bewezengeachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro). De vordering kan dan ook in zijn geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft voor de vergoeding van de materiele schade een bedrag van € 838,40 gevorderd en als voorschot op de vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 8.800,-. De rechtbank verstaat dit laatste aldus, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de immateriële schade voor een deel van haar vordering heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 4 in zaak A bewezengeachte feiten, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de materiële schade op een bedrag van € 683,40 (zeshonderddrieëntachtig euro en veertig eurocent) en de immateriële schade op een bedrag van € 7.000,- (zevenduizend euro), in totaal € 7.683,40 (zevenduizendzeshonderddrieëntachtig euro en veertig eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, namelijk €1.800,- aan immateriele schade en 155,- aan materiele schade, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Laatstgenoemd bedrag is gevorderd voor de kosten van de no-claim van de verzekering, maar uit de bijbehorende stukken blijkt niet duidelijk of deze post betrekking heeft op de no-claim of op het eigen risico, danwel in hoeverre het door de onderhavige feiten komt dat deze kosten voor de benadeelde partij komen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
- 10.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en de maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 55, 57, 242, 246, 282, 285, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
Verklaart in zaak A het onder 1, eerste gedeelte en het onder 4, tweede gedeelte,
in zaak B, het onder 4 en in zaak C het onder 2 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte in zaak A het onder 1, tweede gedeelte, het onder 2, het onder 3 en het onder 4, eerste en derde gedeelte, in zaak B het onder 1, het onder 2 en het onder 3 en in zaak C het onder 1 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Feit 1, 2 en 3
“Poging tot verkrachting”, in eendaadse samenloop gepleegd met “opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden” en met “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”;
Feit 4
“Verkrachting” en “afpersing”;
Zaak B
Feit 1 en 3
“Poging tot verkrachting”, in eendaadse samenloop gepleegd met “feitelijke aanranding van de eerbaarheid” en met “opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden”;
Feit 2
“Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken”;
Zaak C
Feit 1
“Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen”.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], van wie het adres bekend is bij het Openbaar Ministerie, toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijfig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen de som van € 750,- (zevenhonderdvijfig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], van wie het adres bekend is bij het Openbaar Ministerie, toe tot een bedrag van € 7.683,40 (zevenduizendzeshonderddrieëntachtig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen de som van € 7.683,40 (zevenduizendzeshonderddrieëntachtig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- 1.
1.00 STK Kleding Kl:zwart
RUCANOR sportbroek
Rucanor joggingbroek uit vuilniszak in gang
- 2.
6.00 STK Portemonnee Kl:zwart
portemonnee
portemonnee mt inh lidmtschapkrt kaartcl mw Stern
- 3.
1.00 STK Portemonnee Kl: rood
portemonnee
portemonnee rood uit slpkm moeder
- 4.
1.00 PR Schoeisel Kl:zwart
TIMBERLAND leder
Schoenen leer vanuit slpkmr 3
- 5.
1.00 STK Kleding Kl:zwart-wit
vest
Vest zwart wit vest/capuchon bovenop dozen in gang
- 6.
1.00 STK Rookwaar Kl:rood
BIC aansteker
aansteker aangetroffen in box bij ingang
- 7.
1.00 STK Tas
NIKE
- 8.
2.00 STK Kantoorbenodigheden
papier
zaten in nike tas
- 9.
1.00 STK Vest Kl:zwart
- -
vest mt rode opdruk uit tas
- 10.
1.00 STK Trainingspak Kl:zwart
broek
trainingsbroek
- 11.
1.00 STK Tas Kl:Zwart
Kunststof
3209644, inh. kleding en 1 paar Nike schoenen
- 12.
1.00 STK Tas
ALBERT HEIJN plastic
Tas inhoudende kleding en papieren
- 13.
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 3410
nokia 3410 in ladekast aan zijde keuken
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Wit, voorzitter,
mrs. C.E.M. Marsé en S.A. Krenning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 februari 2009.