Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 785/2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2008
- Bronpublicatie:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Inwerkingtreding
11-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid en om bescherming van de consument te bevorderen, is het belangrijk te zorgen voor een passend minimumverzekeringsniveau om de aansprakelijkheid van luchtvervoerders ten aanzien van passagiers, bagage, vracht en derden te dekken.
- (2)
Op de luchtvaartmarkt van de Gemeenschap is het onderscheid tussen nationaal en internationaal luchtvervoer weggevallen, en daarom is het passend om voor luchtvervoerders uit de Gemeenschap minimumverzekeringseisen vast te stellen.
- (3)
Gemeenschappelijke actie is nodig om ervoor te zorgen dat die eisen ook gelden voor luchtvervoerders uit derde landen, teneinde een gelijke behandeling met luchtvervoerders uit de Gemeenschap te garanderen.
- (4)
De Commissie heeft in haar mededeling van 10 oktober 2001 over de gevolgen voor de luchtvaart na de aanslagen in de Verenigde Staten, het voornemen geuit zich te beraden op de verzekerde bedragen en op de verzekeringsvoorwaarden die de lidstaten verlangen voor de afgifte van een exploitatievergunning, teneinde tot een geharmoniseerde aanpak te komen. Voorts heeft zij in haar mededeling van 2 juli 2002 inzake verzekeringen in de luchtvervoersector na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, verklaard dat zij de ontwikkelingen op de luchtvaartverzekeringsmarkt die relevant zijn voor de herziening van de verzekerde bedragen en verzekeringsvoorwaarden die voor de afgifte door lidstaten van een exploitatievergunning vereist zijn, zal blijven volgen.
- (5)
Bij Besluit 2001/539/EG van de Raad (4) heeft de Gemeenschap het te Montreal op 28 mei 1999 goedgekeurde Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (‘Verdrag van Montreal’) gesloten; daarin zijn nieuwe aansprakelijkheidsregels voor het internationale luchtvervoer van personen, bagage en vracht opgenomen die naar verwachting de voorschriften van het Verdrag van Warschau van 1929 en de latere wijzigingen daarvan uiteindelijk zullen vervangen.
- (6)
Artikel 50 van het Verdrag van Montreal bepaalt dat de partijen ervoor moeten zorgen dat luchtvervoerders beschikken over een toereikende verzekering ter dekking van hun aansprakelijkheid uit hoofde van dat verdrag; het Verdrag van Warschau van 1929 en de latere wijzigingen daarvan zullen voor onbepaalde tijd naast het Verdrag van Montreal blijven bestaan; beide verdragen voorzien in de mogelijkheid van onbeperkte aansprakelijkheid.
- (7)
Bij artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen (5) worden luchtvaartmaatschappijen ertoe verplicht de aansprakelijkheid bij ongeval ten aanzien van passagiers, bagage, vracht, post en derden te verzekeren, zonder dat evenwel minimale verzekerde bedragen en verzekeringsvoorwaarden worden gespecificeerd.
- (8)
Er dient rekening mee te worden gehouden dat de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC) op 13 december 2000 Resolutie ECAC/25-1 inzake minimumverzekeringsniveaus voor aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers en derden heeft aangenomen; die resolutie werd op 27 november 2002 gewijzigd.
- (9)
Het is noodzakelijk niet-discriminerende minimumeisen inzake de verzekeringsdekking van passagiers, bagage, vracht en derden vast te stellen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen die binnen, naar, vanuit of over het grondgebied van een lidstaat, met inbegrip van zijn territoriale wateren, vliegen.
- (10)
De verzekeringseisen gelden voor luchtvervoerders met een geldige exploitatievergunning en, in het geval van luchtvervoerders uit de Gemeenschap, voor vervoerders met een geldige exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92. Het ontbreken of verstrijken van een dergelijke vergunning ontslaat de vervoerder niet van die verplichting.
- (11)
Het Verdrag van Montreal regelt specifiek de aansprakelijkheid met betrekking tot passagiers, bagage en vracht, terwijl de aansprakelijkheid voor post volgens artikel 2 van dat verdrag afhankelijk is van ‘de regels die van toepassing zijn op de verhouding tussen de vervoerders en de postadministraties’. In de Gemeenschap is de verzekering voor deze aansprakelijkheid genoegzaam geregeld bij artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92.
- (12)
De verplichte verzekering geldt niet voor staatsluchtvaartuigen en bepaalde andere soorten luchtvaartuigen.
- (13)
In gevallen waarin een luchtvervoerder of een exploitant van luchtvaartuigen krachtens de regels van internationale verdragen, het Gemeenschapsrecht of het nationale recht aansprakelijk is ten aanzien van passagiers, bagage, vracht en derden, dient te worden voorzien in een minimumverzekeringsdekking, zonder dat aan die regels afbreuk wordt gedaan.
- (14)
De verzekering dient de specifieke luchtvaartaansprakelijkheid met betrekking tot passagiers, bagage, vracht en derden te dekken. Ten aanzien van passagiers, bagage en vracht dient de verzekeringsdekking overlijden en persoonlijk letsel ingevolge ongevallen alsook verlies, vernietiging en beschadiging van bagage en vracht te omvatten. Ten aanzien van derden dient de verzekeringsdekking overlijden, persoonlijk letsel en schade aan eigendom ten gevolge van ongevallen te omvatten.
- (15)
Deze verordening mag niet zo worden uitgelegd dat een dubbele verzekering vereist zou zijn. Voorzover de contractuele vervoerder en de feitelijke vervoerder in de zin van artikel 39 van het Verdrag van Montreal voor dezelfde schade aansprakelijk kunnen worden gesteld, kunnen de lidstaten specifieke bepalingen vaststellen om dubbele verzekering te voorkomen.
- (16)
Geaggregeerde verzekeringen zijn een marktpraktijk die de verzekerbaarheid bevordert, in het bijzonder voor oorlogs- en terrorismerisico's, doordat verzekeraars hun obligo beter kunnen controleren, maar deze praktijk ontheft een luchtvervoerder of exploitant van luchtvaartuigen niet van de plicht aan de minimumverzekeringseisen te voldoen wanneer het in zijn verzekeringsovereenkomst vastgestelde samengevoegde bedrag wordt bereikt.
- (17)
Van luchtvervoerders dient te worden verlangd dat zij op verzoek het bewijs overleggen dat zij te allen tijde voldoen aan de minimumverzekeringseisen voor aansprakelijkheidsdekking van deze verordening. Voor luchtvervoerders uit de Gemeenschap en exploitanten van luchtvaartuigen die gebruikmaken van in de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen, kan voor alle lidstaten worden volstaan met de overlegging van een bewijs van verzekeringsdekking in één lidstaat, met dien verstande dat de verzekeraar een daartoe volgens de toepasselijke wetgeving gemachtigde onderneming is.
- (18)
Ten aanzien van niet uit de Gemeenschap afkomstige luchtvervoerders of buiten de Gemeenschap geregistreerde luchtvaartuigen die het grondgebied van een lidstaat overvliegen zonder dat in een lidstaat wordt opgestegen of geland, staat het een lidstaat wiens grondgebied aldus wordt overvlogen vrij in overeenstemming met het internationale recht een bewijs te verlangen dat voldaan is aan de verzekeringseisen uit hoofde van deze verordening, bijvoorbeeld door middel van steekproefcontroles.
- (19)
De minimumverzekeringseisen dienen na een bepaalde periode opnieuw te worden bezien.
- (20)
De procedures voor het toezicht op de toepassing van de minimumverzekeringseisen moeten transparant en niet-discriminerend zijn en mogen op geen enkele wijze het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal belemmeren.
- (21)
De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6).
- (22)
Indien op punten die niet door deze richtlijn worden bestreken verdere regelgeving noodzakelijk is om te zorgen voor een passende verzekeringsdekking van specifieke luchtvaartaansprakelijkheid, kunnen de lidstaten bepalingen in deze zin aannemen.
- (23)
Op 2 december 1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in het kader van een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen overeenstemming bereikt over regelingen voor meer samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar. Die regelingen moeten evenwel nog in werking treden.
- (24)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de invoering van minimumverzekeringseisen die de doelstellingen van de interne luchtvaartmarkt kan helpen bereiken door concurrentievervalsingen te verminderen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 20 E van 28.1.2003, blz. 193.
PB C 95 van 23.4.2003, blz. 16.
Advies van het Europees Parlement van 13 mei 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 5 december 2003 (PB C 54 E van 2.3.2004, blz. 40), standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2004 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2004.
PB L 194 van 18.7.2001, blz. 38.
PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.