Hof 's-Hertogenbosch, 23-11-2011, nr. HV 200.079.705/01
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5580, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
23-11-2011
- Zaaknummer
HV 200.079.705/01
- LJN
BU5580
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5580, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 23‑11‑2011
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BW9247
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BW9247, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 23‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Kinderalimentatie; Beide ouders in de schuldsanering
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 23 november 2011
Zaaknummer: HV 200.079.705/01
Zaaknummer eerste aanleg: 93787/FA RK 09-635
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.C.J. van Pol,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. E.J.M. Stals.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Roermond van 6 oktober 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 januari 2011, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige kinderen en opnieuw rechtdoende:
- -
te bepalen dat de behoefte van de minderjarige kinderen gesteld kan worden op een bedrag van € 407,50 per kind per maand;
- -
te bepalen dat de man aan de vrouw ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, bij vooruitbetaling zal voldoen een bedrag van € 407,50 per maand, althans een zodanige bijdrage vast te stellen als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 maart 2011, heeft de man verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Indien door het hof alsnog een alimentatiebedrag zal worden vastgesteld, verzoekt de man het hof eveneens rekening te houden met de draagkracht van de vrouw.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- -
de vrouw, bijgestaan door mr. Van Pol;
- -
de man, bijgestaan door mr. Stals.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- -
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 juni 2010;
- -
de brief met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 17 februari 2011;
- -
de brief met bijlage van de advocaat van de man d.d. 30 augustus 2011;
- -
het faxbericht met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 11 oktober 2011.
Het faxbericht met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 11 oktober 2011 is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.
De man heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze brief met bijlage kort en eenvoudig te doorgronden is, heeft het hof beslist dat deze brief wordt toegelaten.
3. De beoordeling
3.1.
Partijen zijn op 14 augustus 2003 te Weert met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- -
[Kind 1.] (hierna: [Z.]), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats];
- -
[Kind 2.] (hierna: [A.]), op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats].
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Roermond tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 21 oktober 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en levensonderhoud van [Z.] en [A.] afgewezen.
3.3.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van de vrouw richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de man en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Ingangsdatum
3.5.
De ingangsdatum van de vast te stellen onderhoudsbijdrage, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (21 oktober 2010), is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte kinderen
3.6.
De behoefte van de kinderen aan de verzochte onderhoudsbijdrage ad € 407,50 per kind per maand is in hoger beroep in geschil.
3.7.
De vrouw stelt dat de behoefte € 407,50 bedraagt op basis van het netto gezinsinkomen en de daarbij behorende kinderbijslagpunten. Volgens de vrouw is het juist dat partijen schulden hebben, doch naar haar zeggen hebben deze schulden het bestedingspatroon van partijen ten tijde van het huwelijk niet naar beneden beïnvloed, nu destijds door partijen niet of nauwelijks is afgelost. Naar zeggen van de vrouw hebben partijen hierdoor op ruime voet kunnen leven en dient met deze schuldenlast geen rekening te worden gehouden bij de berekening van de behoefte van de kinderen.
Door de man wordt niet ontkend dat er op ruime voet is geleefd, doch hij merkt hierbij op dat het royale leven van partijen tijdens het huwelijk slechts mogelijk is gemaakt door de torenhoge schulden die partijen zijn aangegaan. De man is derhalve van mening dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat bij de berekening van de behoefte van de kinderen met deze schulden rekening is gehouden.
3.8.
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt. Het hof is niet gebleken dat de schuldenlast van partijen het bestedingspatroon tijdens het huwelijk naar beneden heeft beïnvloed, zodat hiermee rekening zou moeten worden gehouden bij de berekening van de behoefte van de kinderen. De man heeft naar het oordeel van het hof geen inzicht gegeven in het uitgavenpatroon van partijen ten tijde van het huwelijk, zodat ook niet gebleken is van de hoogte en frequentie van de al dan niet gedane aflossingen. Derhalve kan het hof anders dan de rechtbank niet meegaan in de stelling van de man dat de - door partijen in beginsel niet betwistte behoefte van de kinderen van € 407,50 - naar beneden dient te worden bijgesteld. De grief van de vrouw slaagt.
Het hof zal op basis van het netto gezinsinkomen, het daarbij behorende aantal kinderbijslagpunten op basis van de tabel “eigen aandeel kosten van kinderen” de behoefte van de kinderen vaststellen.
3.9.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking ter bepaling van die behoefte rekening gehouden met een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 3500,-- per maand. Nu geen van partijen daartegen een grief heeft aangevoerd, zal het hof uitgaan van het netto besteedbaar gezinsinkomen zoals door de rechtbank is vastgesteld.
3.10.
Met inachtneming van de voor het jaar 2009 geldende ‘tabel eigen aandeel kosten kinderen’ en de leeftijd van de minderjarigen in 2009 kan de totale behoefte van de minderjarigen in 2009 worden vastgesteld op circa € 815,-- per maand. Per 1 januari 2011 bedraagt de krachtens artikel 1:402a lid 1 BW geïndexeerde behoefte van de minderjarigen € 420,60 per kind per maand.
Draagkracht
3.11.
De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 407,50 per kind per maand te voldoen vanwege zijn financiële positie en in het bijzonder in verband met het feit dat op hem sinds 8 december 2009 de wettelijke schuldsanering van toepassing is.
3.12.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij, nu ook zij inmiddels is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, in tegenstelling tot wat de rechtbank heeft overwogen wel degelijk meebetaalt aan het aflossen van de gemeenschapsschulden en dat het niet zo kan zijn dat de kosten van de kinderen nu alleen op de vrouw worden afgewenteld. Bovendien beschikt de man volgens de vrouw ondanks de boedelafdracht over voldoende draagkracht om een bijdrage te leveren in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen nu de man een vrij te laten bedrag heeft dat boven bijstandsniveau ligt en hij woonachtig is bij zijn ouders. De vrouw heeft ter zitting verder verklaard dat haar ouders als gastgezin voor de kinderen fungeren en dat zij daarvoor een gastouderbijdrage van haar ontvangen.
De man heeft ter zitting verklaard inderdaad bij zijn ouders te wonen, doch dat hij wel degelijk huur aan hen betaalt. Wel kan de man kosteloos gebruik maken van de auto van zijn ouders. Voorts heeft de man aangegeven dat hij de kosten van de kinderen tijdens de omgangsdagen geheel uit zijn vrij te laten bedrag dient te voldoen, waar de vrouw voor de kosten van de kinderen een vergoeding ontvangt.
3.13.
Het hof overweegt het volgende.
3.13.1.
Wat er van het vorengenoemde ook zij, in artikel 1:400 lid 1 BW, welk artikel met ingang van maart 2009 is gewijzigd, is onder meer bepaald dat, indien een persoon verplicht is levensonderhoud te verstrekken aan twee of meer personen en zijn draagkracht onvoldoende is om dit volledig aan allen te verschaffen, zijn kinderen en stiefkinderen die de leeftijd van een en twintig jaren nog niet hebben bereikt voorrang hebben boven alle andere onderhoudsgerechtigden. Het betreft een aanscherping in de wet waarin kinderalimentatie prioriteit heeft verkregen boven andere onderhoudsbijdragen. Op grond van deze wetswijziging zijn ook de Tremanormen aangescherpt teneinde te bereiken dat een onderhoudsplichtige een groter deel van zijn draagkracht ter beschikking stelt aan de kinderen voor wie hij onderhoudsplichtig is. Gezien deze aanscherping moet aan een bijdrage ten behoeve van de verzorging en opvoeding van een minderjarig kind een hoge prioriteit worden toegekend.
Het hof is dan ook van oordeel dat een dergelijke bijdrage in beginsel dient te prevaleren boven de afdracht die in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) aan de boedel dient te worden verricht. Het hof constateert dat het rapport van de Werkgroep Rekenmethode van Recofa voor dit oordeel ook voldoende ruimte biedt nu in dat rapport is bepaald dat het vrij te laten bedrag vooralsnog wordt gecorrigeerd in verband met te betalen alimentatie indien geen nihilstelling kan worden verkregen. Van bijzondere omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat in deze geen voorrang aan de bijdrage ten behoeve van de kinderen zou moeten worden gegeven is het hof niet gebleken. Uit de brief van mevrouw A. Brekelmans, de bewindvoerder van de man (hierna: de bewindvoerder) d.d. 29 augustus 2011, valt op te maken dat indien er in onderhavig geval een alimentatieveroordeling zal volgen, de rechter-commissaris bereid zal zijn om daarmee rekening te houden tot een bedrag van € 136,-- per maand per kind en er met terugwerkende kracht een herberekening zal kunnen plaatsvinden van het vrij te laten bedrag waarbij rekening wordt gehouden met deze alimentatieverplichting van de man.
3.13.2.
Het voorgaande is naar het oordeel van het hof in lijn met het in de uitspraak van 14 november 2008 door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunt dat aangenomen moet worden dat een alimentatieplichtige op wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, niet over de draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te betalen, behoudens bijzondere omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat het vrij te laten bedrag door de rechter-commissaris is verhoogd met de door de alimentatieplichtige te betalen alimentatie. Gelet op het voorgaande is van een dergelijke bijzondere omstandigheid in onderhavige zaak sprake.
3.14.
Een en ander dient er naar het oordeel van het hof toe te leiden dat de man aan zijn alimentatieplicht dient te worden gehouden, ook nu op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing is. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook gedeeltelijk vernietigen en opnieuw rechtdoende de man veroordelen tot een maandelijkse betaling aan de vrouw van € 136,-- per kind per maand ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen per datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (21 oktober 2010). Voor het overige zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.15.
Nu de schuldsaneringsregeling ook op de vrouw van toepassing is verklaard merkt het hof ten aanzien daarvan ten overvloede op dat, ingevolge artikel 295 lid 4 sub c juncto artikel 21 aanhef en sub 3 van de Faillissementswet, de gelden die aan de vrouw worden verstrekt ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht buiten de boedel vallen. Dit betekent dat de door de man verschuldigde kinderbijdragen niet door de vrouw hoeven te worden afgedragen aan de bewindvoerder. Die onderhoudsbijdragen kunnen derhalve ook in het kader van de schuldsaneringsregeling door de vrouw geheel worden besteed aan de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Roermond van 6 oktober 2010, voor zover het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Z.] geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] en [A.] geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] zal voldoen een bedrag van € 136,-- per kind per maand met ingang van 21 oktober 2010;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. Schaafsma-Beversluis, mr. P.A.J.Th. van Teeffelen en mr. P.C.G. Brants en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.