RvdW 2012/1034:In de strafrechtelijke en de daarop volgende civielrechtelijke procedure tegen Ullens de Schooten en Rezabek weigerden de nationale rechtbanken tot tweemaal toe een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de verenigbaarheid van het Belgische recht met het recht van de Europese Unie. Het eerste verzoek betrof de verenigbaarheid van het Unierecht met het Koninklijk Besluit waarop de strafrechtelijke veroordeling gebaseerd was. Het tweede verzoek handelde over de verenigbaarheid van het Unierecht met de nationale regels die rechters in civielrechtelijke procedures niet toelaten af te wijken van wat in strafrechtelijke procedures vastgesteld is. De verzoekers meenden dat deze twee weigeringen een schending opleverden van artikel 6 EVRM. Bovendien meenden zij dat er een schending was van het recht op een proces binnen redelijke termijn.