NJ 2016/311
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Art. 38 lid 4 Wet op de rechtsbijstand (Wrb); bevoegdheid president rechtbank tot vaststelling eigen bijdrage en overige kosten rechtsbijstand; betekenis vervallen toepasselijk verklaring procedureregels art. 34-40 Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz).
HR 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1514, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
16/00701
- Conclusie
A-G mr. L.A.D. Keus
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154068:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1514, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:343, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2016
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Art. 38 lid 4 Wet op de rechtsbijstand (Wrb); bevoegdheid president rechtbank tot vaststelling eigen bijdrage en overige kosten rechtsbijstand; betekenis vervallen toepasselijk verklaring procedureregels art. 34-40 Wet tarieven in burgerlijke zaken (Wtbz).
Art. 38 lid 4Wrb — inhoudende dat indien de rechtzoekende weigerachtig blijft de door hem aan de rechtsbijstandverlener verschuldigde bijdrage en vergoeding voor de kosten te voldoen, het bedrag daarvan nader wordt vastgesteld door de president van de rechtbank — moet aldus worden uitgelegd dat de rechtsbijstandverlener zich op grond ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.