NJ 2012/158
Verval van instantie; incidentele vordering tot schorsing; art. 209 eerste zin Rv; maatstaf.
HR 02-03-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8176
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 maart 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, F.B. Bakels, M.A. Loth, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
10/04051
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BU8176
- JCDI
JCDI:ADS96669:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BU8176, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑03‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BU8176, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑12‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑08‑2010
- Wetingang
Essentie
Verval van instantie; incidentele vordering tot schorsing; art. 209 eerste zin Rv; maatstaf.
De rolbeslissing waarbij is geconstateerd dat appellant niet tijdig een memorie van grieven heeft genomen en waarbij de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer om te beslissen op het gevorderde verval van instantie, is een tussenarrest.
Een partij die aanhouding van de behandeling van de zaak wenst om een beslissing in een samenhangende procedure af te wachten, kan ervoor kiezen om een daartoe strekkende incidentele vordering in te stellen, in plaats van eenvoudig (bij brief) een desbetreffend verzoek aan de rolrechter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.