Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen
Artikel 10 Vorderingen en schadeloosstelling
Geldend
Geldend vanaf 26-02-1987
- Bronpublicatie:
26-09-1986, Trb. 1986, 165 (uitgifte: 28-11-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-02-1987
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-1991, Trb. 1991, 141 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, werken nauw samen om de afdoening van gerechtelijke procedures en vorderingen krachtens het bepaalde in dit artikel te vergemakkelijken.
2.
Tenzij anders overeengekomen, zal een verzoekende Staat met betrekking tot dood of letsel van personen, schade aan of verlies van goederen, of schade aan het milieu, veroorzaakt binnen zijn grondgebied of een ander gebied onder zijn rechtsmacht of toezicht tijdens de verzochte verlening van bijstand:
- a)
geen gerechtelijke procedure instellen tegen de bijstandverlenende partij of tegen personen of andere rechtspersonen die namens haar optreden;
- b)
de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de behandeling van gerechtelijke procedures en vorderingen, ingesteld door derden tegen de bijstandverlenende partij of tegen personen of andere rechtspersonen die namens haar optreden;
- c)
de bijstandverlenende partij of personen of andere rechtspersonen die namens haar optreden, vrijwaren met betrekking tot de in b) bedoelde gerechtelijke procedure; en
- d)
de bijstandverlenende partij of personen of andere rechtspersonen die namens haar optreden, schadeloos stellen voor:
- (i)
dood of letsel van leden van het personeel van de bijstandverlenende partij of van personen die namens haar optreden;
- (ii)
verlies van of schade aan duurzame, op de bijstandverlening betrekking hebbende, uitrusting of materialen;
behalve indien er sprake is van opzettelijk onjuist handelen van de personen die de dood, het letsel, het verlies of de schade hebben veroorzaakt.
3.
Het bepaalde in dit artikel vormt geen beletsel voor schadeloosstelling of vrijwaring op grond van enige toepasselijke internationale overeenkomst of nationale wetgeving van een Staat.
4.
Niets in dit artikel verplicht de verzoekende Staat het bepaalde in het tweede lid geheel of gedeeltelijk toe te passen op zijn onderdanen of inwoners.
5.
Bij de ondertekening, bekrachtiging of aanvaarding van of toetreding tot dit Verdrag kan een Staat verklaren:
- a)
zich niet — geheel of gedeeltelijk — door het bepaalde in het tweede lid gebonden te achten;
- b)
het bepaalde in het tweede lid niet — geheel of gedeeltelijk — toe te passen in gevallen van grove nalatigheid van de personen die de dood, het letsel, het verlies of de schade hebben veroorzaakt.
6.
Een Staat die Partij bij dit Verdrag is en een verklaring heeft afgegeven overeenkomstig het bepaalde in het vijfde lid, kan deze te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris.