Hof 's-Hertogenbosch, 07-07-2020, nr. 200.272.138, 01
ECLI:NL:GHSHE:2020:2053
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
07-07-2020
- Zaaknummer
200.272.138_01
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:2053, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 07‑07‑2020; (Hoger beroep)
Arrest: ECLI:NL:GHSHE:2021:3350
Uitspraak 07‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Verstek. Verkoop ammoniakrechten. Afrekening.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team handelsrecht
zaaknummer 200.272.138/01
arrest van 7 juli 2020
in de zaak van
Triple A Adviseurs B.V. h.o.d.n. [Agrarische Advisering] Agrarische Advisering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,advocaat: mr. W.J.C. Balkenende te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 december 2019 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 11 september 2019, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen appellante (hierna [Agrarische Advisering] ) als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, en geïntimeerde (hierna [geïntimeerde] ) als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7325884 / CV EXPL 18-7630)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding in hoger beroep;
- -
het herstelexploot;
- -
het op de rol tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- -
de memorie van grieven, met producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De beoordeling
3.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken het volgende vast.
- a.
[geïntimeerde] heeft [Agrarische Advisering] ingehuurd voor bepaalde werkzaamheden (advisering bij agrarische transacties).
- b.
[geïntimeerde] moet nog in totaal € 2.414,81 inclusief btw aan [Agrarische Advisering] betalen voor deze werkzaamheden.
- c.
[geïntimeerde] was in 2014 eigenaar van een boerderij (veehouderij), bestaande uit woonhuis, stallen, ondergrond, tuin, erf en verdere aanhorigheden. [geïntimeerde] was destijds ook vergunninghouder voor ammoniakrechten.
- d.
Ammoniakrechten zijn door tussenkomst van [Agrarische Advisering] verkocht aan in totaal vijf kopers (derden). Deze derden hebben voor de ammoniakrechten een koopprijs betaald op de derdenrekening van [Agrarische Advisering] .
3.2.
[Agrarische Advisering] heeft in eerste aanleg in conventie samengevat gevorderd dat de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeelt € 2.821,67 (inclusief hoofdsom, rente tot en met 5 oktober 2018 en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) te betalen, te vermeerderen met rente over € 2.414,81 vanaf 8 oktober 2018 en de proceskosten.
De grondslag van de vordering in conventie was de overeenkomst voor dienstverlening zoals hiervoor onder 3.1 b omschreven.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in reconventie samengevat gevorderd dat de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeelt te betalen:- € 15.000,00 exclusief btw, te vermeerderen met rente vanaf 1 november 2015 en kosten;- het restantbedrag dat resteert na aftrek van de kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 9 februari 2016, waarbij [Agrarische Advisering] eerst verantwoording aflegt van een ontvangen vergoeding van € 5.000,00 exclusief btw;- € 875,00 aan buitengerechtelijke kosten.
De grondslag van de vordering in reconventie was de stelling van [geïntimeerde] dat hij 3.000 kg ammoniakrechten heeft verkocht, dat [Agrarische Advisering] de koopprijs heeft ontvangen en dat [Agrarische Advisering] de koopprijs nog aan hem moet doorbetalen onder aftrek van kosten.
[Agrarische Advisering] heeft verweer gevoerd.
3.3.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis [Agrarische Advisering] veroordeeld € 10.335,19 aan [geïntimeerde] te betalen, te vermeerderen met rente vanaf 9 februari 2019, [Agrarische Advisering] in de proceskosten veroordeeld en het meer of anders gevorderde afgewezen. De kantonrechter achtte het standpunt van [geïntimeerde] in reconventie gegrond.
3.4.
[Agrarische Advisering] heeft in hoger beroep een grief aangevoerd. Zij heeft bij appeldagvaarding geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot toewijzing alsnog van haar vordering in conventie en tot afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] in reconventie.
[geïntimeerde] is niet verschenen.
3.5.
De strekking van de grief is dat de vordering van [geïntimeerde] in reconventie ongegrond is en dat de – op zichzelf erkende – vordering van [Agrarische Advisering] in conventie daarom moet worden toegewezen.
3.6.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg als grondslag voor zijn vordering enkele ondertekende schriftelijk vastgelegde overeenkomsten gesteld tussen hem en bepaalde derden voor de verkoop van 3.000 kg ammoniak (het gaat om ammoniakrechten). Deze verkoop was door tussenkomst van [Agrarische Advisering] tot stand gekomen, de derde betaalde de prijs aan [Agrarische Advisering] en [Agrarische Advisering] moet de prijs nog doorbetalen aan [geïntimeerde] , aldus [geïntimeerde] .
3.7.
[Agrarische Advisering] herhaalt in de toelichting van de grief haar standpunten hierover uit de eerste aanleg. [Agrarische Advisering] heeft in eerste aanleg een leveringsakte van 30 april 2014 en een aanvulling daarop van 30 april 2014 overgelegd (productie 7 bij repliek in conventie). Het gaat in die akte om een verkoop en levering van een registergoed en andere goederen door [geïntimeerde] aan C.V. Projectbureau [Projectbureau] (hierna: [Projectbureau] ). In de tekst van de aanvulling staat bij de bepalingen die op de koop en levering van toepassing zijn de volgende tekst: “Meer speciaal wordt bij deze verwezen naar artikel 17 lid 1 van de koopovereenkomst, waarin onder meer het volgende is bepaald, woordelijk luidend: “tot de verkochte locatie behoort tenminste 3.000 kg ammoniak (NH3)”.” [Agrarische Advisering] leidt uit deze zin af dat [geïntimeerde] 3.000 kg ammoniak heeft verkocht en geleverd aan [Projectbureau] . Daarom kon [geïntimeerde] die hoeveelheid ammoniak niet langer verkopen aan derden, aldus [Agrarische Advisering] . De ondertekende schriftelijk vastgelegde verkoopovereenkomsten tussen [geïntimeerde] en de derden waren volgens [Agrarische Advisering] toen achterhaald. Daarom heeft [Projectbureau] , door tussenkomst van [Agrarische Advisering] , die hoeveelheid ammoniak door middel van mondelinge overeenkomsten aan de derden verkocht, aldus [Agrarische Advisering] . [Agrarische Advisering] betwist daarom de vordering van [geïntimeerde] in reconventie. [Agrarische Advisering] heeft ook een betalingsbewijs uit maart 2017 (van een betaling door haar aan [Projectbureau] voor € 17.000,00) overgelegd (productie 9 bij dupliek in reconventie), met het betoog dat zij toen het van de derden ontvangen bedrag heeft doorbetaald aan [Projectbureau] ter afwikkeling van de verkoop van 3.000 kg ammoniak.
3.8.
[geïntimeerde] stelde in eerste aanleg dat hij de vergunninghouder is en dat hij daarom bij uitsluiting gerechtigd is de hoeveelheid ammoniak te verkopen aan derden. De ammoniakrechten behoren niet tot een locatie, aldus [geïntimeerde] . De hiervoor aangehaalde zinsnede in de aanvulling is volgens hem abusievelijk opgenomen. De bedoeling was volgens [geïntimeerde] dat [Projectbureau] 3.000 kg ammoniakrechten zou kopen, maar dat gebeurde volgens hem niet omdat het voorgenomen rundveebedrijf van [Projectbureau] volgens hem niet doorging. [geïntimeerde] verkocht zelf, zo stelt hij. [geïntimeerde] wees op e-mails tussen hem en [Agrarische Advisering] , medio april 2014, waaruit zou volgen dat het geld van de verkoop snel zou binnenkomen bij [Agrarische Advisering] en aan [geïntimeerde] zou worden doorbetaald. [geïntimeerde] stelt ook dat hij niet beschikt over facturen en volledige overeenkomsten voor verkoop aan derden en dat [Agrarische Advisering] niet heeft verantwoord hoe het van derden ontvangen bedrag is doorbetaald (aan [Projectbureau] ). [geïntimeerde] vindt een betaling in 2017 wel erg laat, hij snapt niet hoe dat te maken kan hebben met de verkoop van ammoniak in 2014 en hij merkt op dat het bedrag (€ 17.000,00) niet overeenstemt met de schuld (€ 18.150,00).
3.9.
Het hof overweegt dat onduidelijk is gebleven hoe de verkoop van 3.000 kg ammoniak precies tot stand is gekomen, tussen welke partijen welke afspraken tot stand zijn gekomen, wie op welk moment gerechtigd was de ammoniakrechten te verkopen, wie aanspraak kan maken op betaling van de koopprijs en hoe de transactie is of moet worden afgewikkeld (in de zin dat [Agrarische Advisering] de ontvangen gelden aan een rechthebbende heeft of zal moeten doen toekomen). Voor het standpunt van [geïntimeerde] pleit dat de facturen aan de derden, de betalingen door derden aan [Agrarische Advisering] en de betalingen door [Agrarische Advisering] aan de rechthebbende onduidelijk zijn gebleven, waardoor niet duidelijk is hoe [Agrarische Advisering] de transactie heeft afgewikkeld. Voor het standpunt van [Agrarische Advisering] pleit echter de zinsnede in de aanvulling over 3.000 kg ammoniak: in de context heeft het er alle schijn van dat [Projectbureau] redelijkerwijs heeft mogen verwachten die hoeveelheid ammoniakrechten te hebben gekocht en verkregen. [geïntimeerde] heeft niets gesteld om dit punt op te helderen. De enkele stelling dat sprake is van een vergissing is ontoereikend. [geïntimeerde] heeft geen inzicht gegeven in zijn rechtsverhouding met [Projectbureau] . Zijn standpunt dat hij vergunninghouder is, is op zichzelf niet voldoende om de vereiste duidelijkheid te bieden.
3.10.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] , op wie stelplicht en bewijslast rusten, bij deze stand van zaken zijn vordering in reconventie onvoldoende heeft onderbouwd tegenover de gemotiveerde betwisting door [Agrarische Advisering] . Indien de onderbouwing door [geïntimeerde] al voldoende zou zijn om toegelaten te worden tot bewijslevering, ziet het hof geen ruimte voor bewijslevering in hoger beroep omdat [geïntimeerde] niet verschenen is. Een en ander betekent dat de vordering van [geïntimeerde] in reconventie moet worden afgewezen. De vordering van [Agrarische Advisering] in conventie is op zichzelf erkend en moet worden toegewezen.
3.11.
De beoordeling leidt tot de volgende conclusies. Het bestreden vonnis moet worden vernietigd. De door [Agrarische Advisering] gevorderde hoofdsom moet alsnog worden toegewezen. De wettelijke rente is als onweersproken verschuldigd. Het hof zal deze rente toewijzen vanaf 8 oktober 2018. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten moet als onweersproken worden toegewezen. De vordering van [geïntimeerde] moet worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in beide instanties worden veroordeeld. De kosten van het herstelexploot blijven als nodeloos gemaakt voor rekening van [Agrarische Advisering] .
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende
veroordeelt [geïntimeerde] € 2.821,67 aan [Agrarische Advisering] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW rente over € 2.414,81 vanaf 8 oktober 2018 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [Agrarische Advisering] op € 82,57 aan dagvaardingskosten, op € 476,00 aan griffierecht en op € 780,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg, en op € 83,52 aan dagvaardingskosten, € 760,00 aan griffierecht en op € 759,00 aan salaris advocaat in hoger beroep; en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, P.W.A. van Geloven en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2020.
griffier rolraadsheer