Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers bij haar organen en van haar internationale staf
Artikel 15 [Doel voorrechten en immuniteiten]
Geldend
Geldend vanaf 18-05-1954
- Bronpublicatie:
20-09-1951, Trb. 1953, 9 (uitgifte: 27-01-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-05-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-1954, Trb. 1954, 82 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Voorrechten en immuniteiten worden aan de vertegenwoordigers van Staten-Leden en hun staf niet toegekend voor het persoonlijk voordeel van de individuele vertegenwoordigers of leden van de staf, doch teneinde de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met het Noord-Atlantisch Verdrag te verzekeren. Derhalve heeft een Staat, welke lid is van de Organisatie, niet alleen het recht maar tevens de plicht de immuniteit van zijn vertegenwoordigers en de leden van hun staf op te heffen, telkens wanneer, naar zijn oordeel, de immuniteit aan de loop van de gerechtigheid in de weg zou staan en van de immuniteit afstand kan worden gedaan, zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het doel, waarvoor de immuniteit wordt verleend.