Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de rechtspositie van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, van de nationale vertegenwoordigers bij haar organen en van haar internationale staf
Artikel 13 [Vertegenwoordigers van Staten]
Geldend
Geldend vanaf 18-05-1954
- Bronpublicatie:
20-09-1951, Trb. 1953, 9 (uitgifte: 27-01-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-05-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-1954, Trb. 1954, 82 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Iedere vertegenwoordiger van een Staat, welke lid is van de Organisatie, bij de Raad of een van zijn hulporganen, die niet valt onder artikel 12 zal, zolang hij voor de uitoefening van zijn functie verblijft in het gebied van een andere Staat welke lid van de Organisatie, de volgende voorrechten en immuniteiten genieten:
- (a)
dezelfde immuniteit van persoonlijke arrestatie of gevangenhouding als die welke wordt verleend aan diplomatiek personeel van overeenkomstige rang;
- (b)
met betrekking tot door hem in zijn officiële hoedanigheid gesproken of geschreven woorden en door hem verrichte handelingen, vrijstelling van gerechtelijke vervolging;
- (c)
onschendbaarheid voor alle papieren en stukken;
- (d)
het recht codes te gebruiken en papieren of correspondentie te ontvangen per koerier of in verzegelde valiezen;
- (e)
dezelfde vrijstelling met betrekking tot hem zelf en zijn echtgenote van immigratie-beperkingen, vreemdelingenregistratie of nationale dienstplicht als welke wordt verleend aan diplomatiek personeel van overeenkomstige rang;
- (f)
dezelfde faciliteiten met betrekking tot valuta en deviezenrestricties als worden toegekend aan diplomatiek personeel van overeenkomstige rang;
- (g)
dezelfde faciliteiten en immuniteiten met betrekking tot zijn persoonlijke bagage als worden verleend aan diplomatiek personeel van overeenkomstige rang;
- (h)
het recht zijn meubilair en eigendommen ten tijde van zijn eerste aankomst om zijn functie te aanvaarden in het betreffende land, vrij van invoerrechten in te voeren, en, bij de beëindiging van zijn werkzaamheden in dat land, dergelijk meubilair en dergelijke bezittingen vrij van rechten weder uit te voeren, met in beide gevallen inachtneming van die voorwaarden welke de Regering van het land, waarin het recht wordt uitgeoefend, noodzakelijk zal oordelen;
- (i)
het recht zijn eigen auto voor persoonlijk gebruik tijdelijk vrij van invoerrechten in te voeren en daarna een dergelijk voertuig vrij van rechten weder uit te voeren, met in beide gevallen inachtneming van de voorwaarden welke de Regering van het betreffende land noodzakelijk zal oordelen.
2.
In die gevallen, waarin de wettige verschuldigdheid tot enige vorm van belasting afhangt van verblijf, wordt een periode, gedurende welke een vertegenwoordiger op wie dit artikel van toepassing is, aanwezig is op het grondgebied van een andere Staat, welke lid is van de Organisatie, voor de uitoefening van zijn functie, niet geacht een periode van verblijf te zijn. Hij is in het bijzonder vrijgesteld van belasting op zijn officiële salaris en emolumenten gedurende zulke perioden.
3.
In dit artikel zal ‘vertegenwoordiger’ geacht worden te omvatten alle vertegenwoordigers, adviseurs en technische deskundigen van delegaties. Elke Staat, lid van de Organisatie, deelt desgewenst aan de andere betreffende Staten-Leden de namen mede van zijn vertegenwoordigers op wie dit artikel van toepassing is en de waarschijnlijke duur van hun verblijf op het grondgebied van zodanige andere Staten-Leden.