Deze zaak hangt samen met de zaken met griffienummers 13/01265, 13/01835 en 14/01336 waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
HR, 19-05-2015, nr. 13/01258
ECLI:NL:HR:2015:1273
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-05-2015
- Zaaknummer
13/01258
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1273, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑05‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:637, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7454, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2015:637, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑04‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1273, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑05‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80aRO.
Partij(en)
19 mei 2015
Strafkamer
nr. 13/01258
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te 's-Hertogenbosch, van 27 december 2012, nummer 20/000334-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2015.
Conclusie 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
HR: art. 80aRO
Nr. 13/01258 Zitting: 7 april 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] 1. |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 27 december 2012. Namens verzoeker is tijdig een schriftuur houdende een middel van cassatie ingezonden.
2. Het middel, dat klaagt dat de strafoplegging zonder nadere motivering onbegrijpelijk is, kan klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden. Ook in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd, is ’s Hofs oordeel dat “niet [kan] worden volstaan met een straf als bepleit door de verdediging, omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt” geenszins onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
3. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑04‑2015