Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999
Artikel 6 Beoordeling van de vooruitgang en maatregelen van de Unie
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2021
- Bronpublicatie:
30-06-2021, PbEU 2021, L 243 (uitgifte: 09-07-2021, regelingnummer: 2021/1119)
- Inwerkingtreding
20-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2021, PbEU 2021, L 243 (uitgifte: 09-07-2021, regelingnummer: 2021/1119)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
EU-recht / Algemeen
Milieurecht / Algemeen
Milieurecht / Milieubeheer en -beleid
Milieurecht / Energie
1.
Uiterlijk op 30 september 2023, en vervolgens om de vijf jaar, beoordeelt de Commissie, samen met de in artikel 29, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1999 voorziene beoordeling:
- a)
de collectieve vooruitgang van de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, van deze verordening bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit;
- b)
de collectieve vooruitgang van alle lidstaten op het gebied van aanpassing als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.
De Commissie legt de conclusies van die beoordeling, samen met het verslag over de stand van de energie-unie dat overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999 in het betreffende kalenderjaar is opgesteld, voor aan het Europees Parlement en de Raad.
2.
Uiterlijk op 30 september 2023, en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie:
3.
Indien de Commissie op basis van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde beoordelingen tot de conclusie komt dat de maatregelen van de Unie niet stroken met de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, of niet stroken met het waarborgen van de in artikel 5 bedoelde vooruitgang op het gebied van aanpassing, of dat te weinig vooruitgang wordt geboekt op weg naar die doelstelling inzake klimaatneutraliteit of aanpassing als bedoeld in artikel 5, neemt zij de nodige maatregelen overeenkomstig de Verdragen.
4.
De Commissie beoordeelt, voordat zij worden vastgesteld, of eventuele ontwerpmaatregelen of -wetgevingsvoorstellen, waaronder begrotingsvoorstellen, stroken met de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit en de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en 2040, neemt die beoordeling op in een eventuele effectbeoordeling bij deze maatregelen of voorstellen, en maakt het resultaat van die beoordeling op het moment van de vaststelling openbaar. De Commissie beoordeelt ook of deze ontwerpmaatregelen of wetgevingsvoorstellen, waaronder begrotingsvoorstellen, stroken met het waarborgen van de vooruitgang op het gebied van aanpassing als bedoeld in artikel 5. Bij het opstellen van haar ontwerpmaatregelen en wetgevingsvoorstellen streeft de Commissie ernaar deze af te stemmen op de doelstellingen van deze verordening. Indien er geen sprake is van afstemming, motiveert de Commissie de redenen in het kader van de in dit lid genoemde overeenstemmingsbeoordeling.