Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999
Artikel 3 Wetenschappelijk advies over klimaatverandering
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2021
- Bronpublicatie:
30-06-2021, PbEU 2021, L 243 (uitgifte: 09-07-2021, regelingnummer: 2021/1119)
- Inwerkingtreding
20-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-06-2021, PbEU 2021, L 243 (uitgifte: 09-07-2021, regelingnummer: 2021/1119)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
EU-recht / Algemeen
Milieurecht / Algemeen
Milieurecht / Milieubeheer en -beleid
Milieurecht / Energie
1.
De Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering die is opgericht uit hoofde van artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 401/2009 (de ‘adviesraad’), dient als referentie voor de Unie met betrekking tot wetenschappelijke kennis over klimaatverandering op grond van zijn onafhankelijkheid en wetenschappelijke en technische deskundigheid.
2.
De taken van de adviesraad omvatten:
- a)
het in overweging nemen van de meest recente wetenschappelijke conclusies in de IPCC-verslagen en wetenschappelijke klimaatgegevens, met name met betrekking tot informatie die relevant is voor de Unie;
- b)
het verstrekken van wetenschappelijk advies en het uitbrengen van verslagen over bestaande en voorgestelde maatregelen van de Unie, klimaatdoelstellingen en indicatieve begrotingen voor broeikasgassen, en de samenhang daarvan met de doelstellingen van deze verordening en de internationale verbintenissen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs;
- c)
het bijdragen aan de uitwisseling van onafhankelijke wetenschappelijke kennis op het gebied van modellering, monitoring, veelbelovend onderzoek en innovatie die bijdraagt aan het reduceren van emissies of het verbeteren van verwijderingen;
- d)
het in kaart brengen van de acties en kansen die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen van de Unie met succes te verwezenlijken;
- e)
het vergroten van het bewustzijn over klimaatverandering en de gevolgen ervan, en het stimuleren van de dialoog en samenwerking tussen wetenschappelijke instanties binnen de Unie, ter aanvulling van bestaande werkzaamheden en inspanningen.
3.
De adviesraad laat zich bij zijn werkzaamheden leiden door het beste beschikbare en meest recente wetenschappelijke bewijs, met inbegrip van de meest recente verslagen van de IPCC, het IPBES en andere internationale organen. De raad volgt een volledig transparant proces en maakt zijn verslagen openbaar. Hij kan in voorkomende gevallen rekening houden met de werkzaamheden van de nationale klimaatadviesorganen bedoeld in lid 4.
4.
In het kader van de versterking van de rol van de wetenschap op het gebied van het klimaatbeleid wordt elke lidstaat opgeroepen een nationaal klimaatadviesorgaan op te richten dat verantwoordelijk is voor het verstrekken van deskundig wetenschappelijk advies over klimaatbeleid aan de bevoegde nationale autoriteiten zoals voorgeschreven door de betreffende lidstaat. Wanneer een lidstaat besluit een dergelijk adviesorgaan op te richten, stelt hij het EMA daarvan in kennis.