HR, 05-04-2016, nr. 15/01887
ECLI:NL:HR:2016:576
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-04-2016
- Zaaknummer
15/01887
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:576, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:186
ECLI:NL:PHR:2016:186, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑02‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:576
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0190
Uitspraak 05‑04‑2016
Inhoudsindicatie
1. Verduistering van een personenauto na proefrit, art. 321 Sr. 2. Strafmotivering, art. 359.6 Sv. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2001:AD4573 m.b.t. de uitleg van het bestanddeel “anders dan door misdrijf onder zich had”. In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat niet een misdrijf ertoe heeft geleid dat verdachte en zijn medeverdachte de personenauto onder zich hebben gekregen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat het overhandigen van het vervalste rijbewijs niet de wezenlijke oorzaak heeft gevormd van het door verdachte en zijn medeverdachte onder zich krijgen van de personenauto, nu aangever niet is bewogen tot het toevertrouwen van de personenauto voor een proefrit door het gebruik dat verdachte heeft gemaakt van het vervalste rijbewijs, maar zijn toestemming tot het maken van een proefrit heeft verleend zonder acht te slaan op het overhandigde rijbewijs. Het Hof heeft uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van aangever niet behoeven af te leiden dat deze zijn toestemming tot het maken van een proefrit uitsluitend afhankelijk heeft gesteld van overhandiging van een (onvervalst) rijbewijs. De enkele omstandigheid dat het rijbewijs is verstrekt "alvorens" verdachte met de auto een proefrit ging maken, maakt dat niet anders. CAG: anders. Ad 2. Hof heeft volstaan met standaardformulering. De strafmotivering bevat, in strijd met art. 359.6 Sv, geen opgave van redenen die i.h.b. hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Partij(en)
5 april 2016
Strafkamer
nr. S 15/01887
AGE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 16 april 2015, nummer 21/004091-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het oordeel van het Hof dat de verdachte de personenauto 'anders dan door misdrijf' onder zich heeft gekregen, zoals onder 1 bewezenverklaard, niet begrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is, overeenkomstig het onder 1 primair tenlastegelegde, onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 30 augustus 2013 te Scherpenzeel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een personenauto (BMW, 540i, [AA-00-BB] ) toebehorende aan [A] , welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als aspirantkoper, onder zich had(den), wederrechtelijk heeft toegeëigend."
2.2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 30 augustus 2013 te Scherpenzeel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst rijbewijs (ten name gesteld van [B] , geboren op [geboortedatum] -1978), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, het rijbewijs heeft afgegeven om een proefrit in een auto te maken en bestaande die vervalsing hierin dat er op het rijbewijs een foto van verdachte, was aangebracht."
2.2.3.
Deze bewezenverklaringen steunen blijkens het door het Hof bevestigde vonnis van de Politierechter op de volgende bewijsmiddelen:
"- het in de wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant 1] , BOA domein generieke opsporing van de regiopolitie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, mutatienummer PL07402013093629-1, gesloten op 2 september 2013, voor zover inhoudende de aangifte van [betrokkene 1] , p. 7 t/m 10, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 31 augustus verscheen voor mij een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam: [achternaam betrokkene 1]
Voornamen: [voornamen betrokkene 1]
(...)
Hij deed aangifte (mede) namens de benadeelde:
Naam: [A]
Gemeente: Scherpenzeel
(...)
Op vrijdag 30 augustus 2013 omstreeks 11.30 uur was het behoorlijk druk in de zaak. (...) Op dat moment komen er twee mannen in de zaak. Zij waren geïnteresseerd in een zwarte BMW 5er met kenteken [AA-00-BB] , die ik bij mijn bedrijf heb staan voor verkoop. (...) Volgens mij waren het gewoon Nederlanders. Ze vroegen naar het onderhoud en de papieren van de betreffende BMW. Ze gaven aan dat ze een proefrit wilden maken met de betreffende BMW. (...) Ik vroeg een (1) van de mannen naar een rijbewijs. Een (1) van de mannen pakte dit direct uit zijn kleine schoudertasje en liet het mij zien. Ik heb vervolgens het rijbewijs aangepakt en bij de balie neergelegd. Ik heb de man toen de sleutel van de BMW gegeven. De mannen zijn vervolgens in de BMW gestapt en weggereden. (...) Na een uurtje begon ik me wel een beetje zorgen te maken toen de mannen nog niet terug waren. Toen ik naar het rijbewijs keek, zag ik dat het rijbewijs er wel vreemd uitzag. Ik zag dat het fotootje los erop was geplakt. Toen de mannen met de BMW omstreeks 14.30 uur nog steeds niet terug waren gekomen, heb ik de politie gebeld en doorgegeven wat er was gebeurd. (...) Ik heb camerabeelden van de mannen.
(...)
De auto is eigendom van mijn bedrijf [A] .
(...)
De aangever verstrekte de volgende aanvullende informatie:
Voertuig: personenauto
Merk/type: BMW 5er Reiehe; 540i
Kenteken: [AA-00-BB]
Chassisnummer: [001] .
- het in de wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , brigadiers van Korps Noord-Holland Noord, opgemaakte proces-verbaal, mutatienummer PL10DK-2013093456-2, gesloten op 19 september 2013, voor zover inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van voornoemde verbalisanten, p. 16 en 17, zakelijk weergegeven:
(...)
Op 3 september 2013 hebben collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] een als gestolen opgegeven personenauto aangetroffen te Opmeer. Dit betrof een BMW, type 5er Reihe, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] en chassisnummer [001] .
(...)
Na onderzoek bleek dat dit voertuig was ontvreemd na een proefrit bij een garagebedrijf uit Scherpenzeel.
Op 19 september 2013 kreeg ik een e-mail van een collega [verbalisant 6] , uit de regio Gelderland-Midden. (...) Ik zag dat ze als bijlage een vijftal duidelijke kleurenfoto's, afkomstig van bewakingsbeelden van de betrokken garage, had verstuurd. Op deze foto's zijn twee verdachten te zien.
Bij het zien van de foto's herkende ik meteen, de mij ambtshalve bekende, [verdachte] . Geboren op [geboortedatum] -1990 en wonende aan de [a-straat 1] te [woonplaats] .
Dezelfde foto heb ik. zonder informatie vooraf te geven, laten zien aan collega wijkagent [verbalisant 3] .
Ik, [verbalisant 3] , herken duidelijk de mij ambtshalve bekende [verdachte] , op de foto getoond door mijn collega.
Wij herkennen [verdachte] links op de foto staande, gekleed in een grijskleurige sweater, een blauwkleurige spijkerbroek en met een zwartkleurige band over zijn schouder.
Tevens zagen wij bij de bijlage een duidelijke foto van een Nederlands rijbewijs op naam van:
[B] . Geboren te [geboorteplaats] en wonende [woonplaats] .
Op de foto van dit rijbewijs herkennen wij wederom duidelijk [verdachte] . Bij navraag bleek dat dit rijbewijs als gestolen stond gesignaleerd. Kennelijk heeft hij zijn eigen foto op dit gestolen rijbewijs geplakt.
- het in de wettelijke vorm door de verbalisant [verbalisant 7] , brigadier van de regiopolitie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, mutatienummer PL074F-2013093629-10, gesloten op 25 januari 2014, voor zover inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van voornoemde verbalisant, p. 23. zakelijk weergegeven:
Via een beveiligde internetcomputer heb ik gezocht op het Facebook-profiel van verdachte [verdachte] en hier een foto van hem gevonden. Het gezicht op deze foto komt voor mij 100% overeen met de foto welke op het rijbewijs was geplakt.
Verdachte: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] .
- het schriftelijke bescheid, inhoudende een fotokopie van een rijbewijs categorie B, op naam gesteld van [B] , geboren [geboortedatum] -1978, met daarop bevestigd een foto van verdachte, op de tweede bladzijde van p. 36."
2.2.4.
Het Hof heeft in het bestreden arrest met betrekking tot de bewezenverklaring onder 1 nog het volgende overwogen:
"De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte alvorens hij met de auto een proefrit ging maken een vervalst rijbewijs heeft overgelegd. Dit is een misdrijf. Hierdoor kan niet gezegd worden dat verdachte de auto "anders dan door misdrijf onder zich had" en dient verdachte derhalve vrijgesproken te worden van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Het hof overweegt hierover het volgende. Verdachte en zijn mededader zijn op 30 augustus 2013 naar [A] te Scherpenzeel gegaan waar ze hebben aangegeven een proefrit in een te koop aangeboden auto te willen maken. Door de garage is deze auto vervolgens meegegeven voor een proefrit, nadat verdachte zijn rijbewijs had afgegeven. Het betreft hier een civielrechtelijke overeenkomst tussen partijen. In die context heeft de garage de auto tijdelijk toevertrouwd aan verdachte en zijn mededader. Dat bij de totstandkoming van de overeenkomst gebruik is gemaakt van een vervalst rijbewijs, doet aan de geldigheid van de overeenkomst tussen [A] en verdachte (en zijn mededader) niet af en levert op zich nog geen verkrijging door misdrijf op. Gelet hierop wordt het verweer verworpen."
2.3.1.
In de tenlastelegging is het - bewezenverklaarde - begrip "anders dan door misdrijf onder zich had" kennelijk gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 321 Sr.
2.3.2.
Art. 321 Sr luidt:
"Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie."
2.3.3.
Bedoeld bestanddeel van art. 321 Sr moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door de betrokkene begaan misdrijf, zoals diefstal, afpersing of oplichting, ertoe heeft geleid dat de verdachte het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen (vgl. HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4573).
2.4.
In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat niet een misdrijf, ook niet het onder 2 bewezenverklaarde misdrijf, ertoe heeft geleid dat de verdachte en zijn medeverdachte de personenauto onder zich hebben gekregen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het Hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld dat het overhandigen van het vervalste rijbewijs in dit geval niet de wezenlijke oorzaak heeft gevormd van het door de verdachte en zijn medeverdachte onder zich krijgen van de personenauto, nu de aangever niet is bewogen tot het toevertrouwen van de personenauto voor een proefrit door het gebruik dat de verdachte heeft gemaakt van het vervalste rijbewijs, maar zijn toestemming tot het maken van een proefrit heeft verleend zonder acht te slaan op het overhandigde rijbewijs. Anders dan in de toelichting op het middel wordt aangevoerd, heeft het Hof uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van de aangever niet behoeven af te leiden dat deze zijn toestemming tot het maken van een proefrit uitsluitend afhankelijk heeft gesteld van overhandiging van een (onvervalst) rijbewijs. De enkele omstandigheid dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, het rijbewijs is verstrekt "alvorens" de verdachte met de auto een proefrit ging maken, maakt dat niet anders.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
De verdachte is ter zake van "medeplegen van verduistering" en "opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst" veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De strafoplegging is in het door het Hof bevestigde vonnis van de Politierechter als volgt gemotiveerd:
"Deze strafoplegging is in overeenstemming met de persoon van veroordeelde, de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken."
3.3.
Deze overweging bevat, in strijd met het zesde lid van art. 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat verzuim leidt krachtens art. 359, achtste lid, Sv tot nietigheid.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2016.
Conclusie 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
1. Verduistering van een personenauto na proefrit, art. 321 Sr. 2. Strafmotivering, art. 359.6 Sv. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2001:AD4573 m.b.t. de uitleg van het bestanddeel “anders dan door misdrijf onder zich had”. In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat niet een misdrijf ertoe heeft geleid dat verdachte en zijn medeverdachte de personenauto onder zich hebben gekregen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat het overhandigen van het vervalste rijbewijs niet de wezenlijke oorzaak heeft gevormd van het door verdachte en zijn medeverdachte onder zich krijgen van de personenauto, nu aangever niet is bewogen tot het toevertrouwen van de personenauto voor een proefrit door het gebruik dat verdachte heeft gemaakt van het vervalste rijbewijs, maar zijn toestemming tot het maken van een proefrit heeft verleend zonder acht te slaan op het overhandigde rijbewijs. Het Hof heeft uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van aangever niet behoeven af te leiden dat deze zijn toestemming tot het maken van een proefrit uitsluitend afhankelijk heeft gesteld van overhandiging van een (onvervalst) rijbewijs. De enkele omstandigheid dat het rijbewijs is verstrekt "alvorens" verdachte met de auto een proefrit ging maken, maakt dat niet anders. CAG: anders. Ad 2. Hof heeft volstaan met standaardformulering. De strafmotivering bevat, in strijd met art. 359.6 Sv, geen opgave van redenen die i.h.b. hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Nr. 15/01887 Zitting: 23 februari 2016 (bij vervroeging) | Mr. W.H. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
Het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, heeft bevestigd het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Gelderland waarbij verdachte wegens 1 primair “Verduistering in vereniging” en 2 “Opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt het onder 1 primair bewezenverklaarde onvoldoende met redenen is omkleed voor zover inhoudende dat verdachte de personenauto anders dan door misdrijf heeft verkregen.
Onder 1 primair is ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 30 augustus 2013 te Scherpenzeel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een personenauto (BMW, 540i, [AA-00-BB]) toebehorende aan [A], welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als aspirantkoper, onder zich had(den), wederrechtelijk heeft toegeëigend;”
5. Met betrekking tot het bewijs overwoog het Hof:
“Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake is van verduistering overweegt het hof - in aanvulling op de politierechter - het volgende.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte alvorens hij met de auto een proefrit ging maken een vervalst rijbewijs heeft overgelegd. Dit is een misdrijf. Hierdoor kan niet gezegd worden dat verdachte de auto “anders dan door misdrijf onder zich had” en dient verdachte derhalve vrijgesproken te worden van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Het hof overweegt hierover het volgende. Verdachte en zijn mededader zijn op 30 augustus 2013 naar [A] te Scherpenzeel gegaan waar ze hebben aangegeven een proefrit in een te koop aangeboden auto te willen maken. Door de garage is deze auto vervolgens meegegeven voor een proefrit, nadat verdachte zijn rijbewijs had afgegeven. Het betreft hier een civielrechtelijke overeenkomst tussen partijen. In die context heeft de garage de auto tijdelijk toevertrouwd aan verdachte en zijn mededader. Dat bij de totstandkoming van de overeenkomst gebruik is gemaakt van een vervalst rijbewijs, doet aan de geldigheid van de overeenkomst tussen [A] en verdachte (en zijn mededader) niet af en levert op zich nog geen verkrijging door misdrijf op. Gelet hierop wordt het verweer verworpen.”
6. Onder 2 is ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 30 augustus 2013 te Scherpenzeel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst rijbewijs (ten name: gesteld van Ma’ayan, geboren op 29-10-1978), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, het rijbewijs heeft afgegeven om een proefrit in een auto te maken en bestaande die vervalsing hierin dat er op het rijbewijs een foto van verdachte, was aangebracht.”
7. Art. 3:44 BW luidt voor zover van belang:
“1. Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrogof door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.
2. Bedreiging is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed.
3. Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.”
8. In zijn arrest van 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4573 overwoog de Hoge Raad:
“3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 oktober 1995 tot en met 4 december 1995, te Veenendaal, opzettelijk een personenauto (Peugeot 306), toebehorende aan PSA Financiering Nederland, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als lessee onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend."
In de tenlastelegging is het - bewezenverklaarde - begrip "anders dan door misdrijf onder zich had" kennelijk gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 321 Sr.
3.3. Bedoeld bestanddeel van art. 321 Sr moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door de betrokkene begaan misdrijf, zoals diefstal afpersing of oplichting, ertoe heeft geleid dat hij het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen. Niet van belang is dat door dat misdrijf een overeenkomst is totstandgekomen die slechts vernietigbaar is.”
9. De enkele omstandigheid dat ook in geval van bedrog naar burgerlijk recht een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan verdachte de auto onder zich heeft gekregen betekent dus nog niet dat hij deze niet door misdrijf onder zich kan hebben gekregen. Een dergelijke overeenkomst is immers niet nietig doch vernietigbaar. Reeds daarom is het onder 1 primair bewezenverklaarde onvoldoende met redenen omkleed.
10. Het middel slaagt.
11. Het tweede middel klaagt over de motivering van de opgelegde vrijheidsstraf.
12. Aan de verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opgelegd. Deze is als volgt gemotiveerd:
“Deze strafoplegging is in overeenstemming met de persoon van veroordeelde, de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.”
13. Aldus is in strijd met het bepaalde in art. 359 lid 6 Sv verzuimd de bijzondere redenen op te geven die hebben geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. Dit verzuim wordt in art. 359 lid 8 Sv met nietigheid bedreigd.
14. Het middel slaagt.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG