De steller van het middel betoogt in de toelichting op het middel dat de wijze van verkrijging van de auto ook als oplichting kan worden gekwalificeerd, maar in feitelijke aanleg is de verdediging niet voor dat anker gaan liggen.
HR, 13-11-2001, nr. 02142/00
ECLI:NL:HR:2001:AD4573
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-11-2001
- Zaaknummer
02142/00
- Conclusie
Mr Machielse
- LJN
AD4573
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2001:AD4573, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2001
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AD4573
ECLI:NL:HR:2001:AD4573, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2001; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4573
- Wetingang
Conclusie 13‑11‑2001
Mr Machielse
Partij(en)
Nr. 02142/00
Mr Machielse
Zitting 18 september 2001
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 3 februari 2000 voor verduistering veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende zeventig uren en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken.
2.
Mr H.P. Scheer, advocaat te Alphen aan den Rijn, heeft cassatie ingesteld. Mr G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1.
Het middel richt zich tegen de bewezenverklaring. Verdachte is veroordeeld voor verduistering van een auto. In feitelijke aanleg is betoogd dat verdachte de auto juist wél door misdrijf, te weten door valsheid in geschrift, onder zich heeft gekregen.1. Het Gerechtshof heeft die mogelijkheid verworpen met de volgende overwegingen:
Vast staat dat verdachte bij het aangaan van de "Peugeot Leaseovereenkomst: 16555" als naam van de "client" de naam van zijn zoon (immers beider achternaam met de voorletters van zijn zoon) heeft opgegeven en dat verdachte die overeenkomst heeft ondertekend met een handtekening waarvan niet zijn voorletters, maar die van zijn zoon deel uitmaken. Van dit feit uitgaande heeft de raadsvrouwe van verdachte aangevoerd dat verdachte van het aan hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat verdachte de Peugeot 306 heeft verkregen door een misdrijf, namelijk een valsheid in geschrift, gelegen in het plaatsen van een valse handtekening.
Het hof verwerpt deze stelling aangezien de omstandigheid dat verdachte de overeenkomst heeft voorzien van een handtekening met de voorletters van zijn zoon niet wegneemt dat verdachte de Peugeot 306 heeft verkregen met instemming van PSA Financiering Nederland BV. De omstandigheid dat PSA Financiering Nederland BV (handelend onder de naam Peugeot Lease) wellicht tengevolge van valsheid in geschrift tot die instemming is bewogen, doet daaraan niet af.
Vaststaat dat verdachte in feite de leaseovereenkomst met PSA Financiering Nederland BV heeft gesloten, dat verdachte daarbij de handtekening met de voorletters van zijn zoon heeft geplaatst en dat de auto aan verdachte is meegegeven. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte bij het aangaan van de overeenkomst op enige wijze aan PSA Financiering Nederland BV heeft kenbaar gemaakt dat zijn voorletters niet waren de voorletters die hij in de door hem geplaatste handtekening opnam. Onder deze omstandigheiden kon, mocht en moest PSA Financiering Nederland BV er op vertrouwen dat zij de leaseovereenkomst is aangegaan met degeen die de handtekening onder de leaseovereenkomst plaatste, te weten de verdachte. Hieruit leidt het hof af dat verdachte de Peugeot als lessee onder zich zich had toen hij zich die auto wederrechtelijk toegeëigende.
Het middel betoogt dat deze overwegingen onverlet laten dat verdachte de auto op onrechtmatige wijze onder zich heeft gekregen, omdat verdachte onder het leasecontract niet zijn eigen handtekening zette maar een handtekening die moest doorgaan voor die van zijn zoon.
3.2.
Ik moet de steller van het middel nageven dat de overwegingen van het hof bij mij niet direct de indruk hebben doen ontstaan dat de zaak wel helder was. Het hof overweegt immers dat verdachte het contract niet met de eigen handtekening heeft bezegeld, maar met een handtekening waarin de naam van verdachtes zoon was te herkennen, en dat zulks er niet aan in de weg staat dat verdachte de Peugeot heeft verkregen met instemming van de leasemaatschappij, ook al zou de leasemaatschappij door valsheid in geschrift tot instemming met de afgifte van de auto hebben bewogen. Anderzijds overweegt het hof even verder dat de leasemaatschappij erop moest vertrouwen dat zij het contract aanging met degeen die de handtekening zette. Ik kan het een niet met het ander rijmen. De laatste overwegingen komen er op neer dat de overeenkomst is gesloten door de leasemaatschappij en degeen die de handtekening zette, te weten verdachte. Dat doet zich immers in zeer veel gevallen van oplichting en valsheid in geschrift voor; twee partijen sluiten een overeenkomst, maar de een blijkt bij nader inzien niet degeen te zijn die hij voorgaf te zijn. Dan moet het er ook voor gehouden worden dat de persoon die de handtekening zette gebonden is, ook al heeft deze persoon zich voor een ander uitgegeven. De andere partij kan wel de vernietiging van de overeenkomst bewerkstelligen op grond van bedrog. Dat sluit niet uit dat de ene partij de overeenkomst niet zou zijn aangegaan en zijn prestatie niet zou hebben geleverd als deze partij had geweten hoe de vork werkelijk in de steel zat.
Anderzijds overwoog het hof daarvoor dat het feit dat de leasemaatschappij door valsheid in geschrift door verdachte gepleegd tot de instemming met afgifte van de auto is bewogen er niet aan afdoet dat er (toch maar) instemming wás. Maar dat is in iedere oplichtingszaak het geval. De opgelichte geeft af en op het moment van afgifte gelooft de opgelichte dat alles in orde is. Achteraf blijkt men te zijn bedrogen.
Ik had mij kunnen voorstellen dat het hof had aangenomen dat het zetten van de (verkeerde) handtekening door verdachte onder het contract voor de leasemaatschappij geen causa was voor de afgifte, omdat ook als verdachte had ondertekend met de eigen handtekening tot afgifte zou zijn overgegaan. Zulks had het Gerechtshof bijvoorbeeld kunnen vaststellen aan de hand van de verklaring van [betrokkene] waaruit blijkt dat deze wist dat het contract werd ondertekend door [de vader] (p. 42 dossier en bewijsmiddel 4 in het arrest); uit de verklaring van verdachte dat hij bevoegd was voor zijn zoon zulke contracten af te sluiten (p. 46 en 48 dossier). In dat geval zou verdachte wel een valsheid in geschrift hebben gepleegd, maar zou niet dáárdoor de auto hebben meegekregen.2.
De verwerping van het verweer acht ik onbegrijpelijk en daarom ontoereikend. Het middel is naar mijn mening terecht voorgesteld. De aanbeveling van de steller van het middel dat de Hoge Raad zelf zou vrijspreken acht ik niet opportuun omdat bij een nieuwe behandeling zal kunnen blijken dat verdachte inderdaad de auto niet door valsheid in geschrift onder zich had, omdat het zetten van de handteke-ning niet beslissend was voor de afgifte van de auto.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de strafzaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑11‑2001
HR 19 december 2000, 00943/99 inzake het vierde middel.
Uitspraak 13‑11‑2001
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
13 november 2001
Strafkamer
nr. 02142/00
LR/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 februari 2000, nummer 22/001626-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (voormalig Nederlands Indië) op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
1.1.
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 8 februari 1999 - de verdachte ter zake van "verduistering" veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van zeventig uren, in plaats van vijf weken gevangenisstraf.
1.2.
Het verkorte arrest en de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de strafzaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof het verweer dat de verdachte de in de tenlastelegging bedoelde auto door misdrijf heeft verkregen, heeft verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen.
3.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 oktober 1995 tot en met 4 december 1995, te Veenendaal, opzettelijk een personenauto (Peugeot 306), toebehorende aan PSA Financiering Nederland, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als lessee onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend."
In de tenlastelegging is het - bewezenverklaarde - begrip "anders dan door misdrijf onder zich had" kennelijk gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 321 Sr.
3.3.
Bedoeld bestanddeel van art. 321 Sr moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door de betrokkene begaan misdrijf, zoals diefstal afpersing of oplichting, ertoe heeft geleid dat hij het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen. Niet van belang is dat door dat misdrijf een overeenkomst is totstandgekomen die slechts vernietigbaar is.
3.4.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Vast staat dat verdachte bij het aangaan van de "Peugeot Leaseovereenkomst: 16555" als naam van de "client" de naam van zijn zoon (immers beider achternaam met de voorletters van zijn zoon) heeft opgegeven en dat verdachte die overeenkomst heeft ondertekend met een handtekening waarvan niet zijn voorletters, maar die van zijn zoon deel uitmaken. Van dit feit uitgaande heeft de raadsvrouwe van verdachte aangevoerd dat verdachte van het aan hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat verdachte de Peugeot 306 heeft verkregen door een misdrijf, namelijk een valsheid in geschrift, gelegen in het plaatsen van een valse handtekening.
Het hof verwerpt deze stelling aangezien de omstandigheid dat verdachte de overeenkomst heeft voorzien van een handtekening met de voorletters van zijn zoon niet wegneemt dat verdachte de Peugeot 306 heeft verkregen met instemming van PSA Financiering Nederland BV. De omstandigheid dat PSA Financiering Nederland BV (handelend onder de naam Peugeot Lease) wellicht tengevolge van valsheid in geschrift tot die instemming is bewogen, doet daaraan niet af.
Vaststaat dat verdachte in feite de leaseovereenkomst met PSA Financiering Nederland BV heeft gesloten, dat verdachte daarbij de handtekening met de voorletters van zijn zoon heeft geplaatst en dat de auto aan verdachte is meegegeven. Niet
aannemelijk is geworden dat verdachte bij het aangaan van de overeenkomst op enige wijze aan PSA Financiering Nederland BV heeft kenbaar gemaakt dat zijn voorletters niet waren de voorletters die hij in de door hem geplaatste handtekening opnam. Onder deze omstandigheiden kon, mocht en moest PSA Financiering Nederland BV er op vertrouwen dat zij de leaseovereenkomst is aangegaan met degeen die de handtekening onder de leaseovereenkomst plaatste, te weten de verdachte. Hieruit leidt het hof af dat verdachte de Peugeot als lessee onder zich zich had toen hij zich die auto wederrechtelijk toeëigende."
3.5.
Aldus is de verwerping van het verweer en daarmee de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen omkleed. Het Hof heeft immers in het midden gelaten of PSA Financiering Nederland B.V. door de door verdachte begane valsheid ertoe is bewogen haar toestemming te verlenen tot de afgifte van de desbetreffende, aan haar toebehorende, auto aan de verdachte. Daardoor is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat de verdachte de auto door enig misdrijf, te weten oplichting of het gebruik maken van een vals opgemaakt geschrift onder zich had, hetgeen zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 3.2 en 3.3 is overwogen, aan een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de weg staat.
3.6.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 13 november 2001.